„KILROY WAS HERE" Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft op de slagvelden om de hele wereld heen, overal waar Amerikaanse soldaten vochten, een wonderlijk ge vleugeld woord, een magische roep, geleefd: Kilroy was here! Menige soldaat die bij een gevaarlijke opmars zich stortte in de verst voor uitgeschoven loopgraaf, een aan puin geschoten huis, een aan flarden ge bombardeerde fox-hole of bunker en dacht dat hij de eerste en de verste was, ontdekte tot zijn verbazing dat ergens aan een wand geschreven was: „Kilroy was here". Ah, TOCH was een ander hem voor geweest! Dit „stom me" opschrift zonder enige verdere identiteit heeft echter over de hele li nie heen ontzaglijk stimulerend ge werkt. En méér gedaan voor het her stel van zelfvertrouwen en zelfs her winnen van het geloof, dan alle ande re beloften van „met Kerstmis thuis" of „straks goed eten" of „de oorlog is gauw voorbij". Want het ging altijd om NU. Nu zoek ik vertwijfeld naar 'n boodschap, een kameraad. En zie: daar aan de muur staat het Vrienden teken! Historici sloven zich nog steeds uit om na te gaan waar dit zinnetje van daan komt. Of er een échte Kilroy ge weest was en zo ja wie. Er bestaan dus ook diverse theorieën over het ontstaan van dit gevleugelde woord, maar welke ervan ook de juiste is, het IDEE „Kilroy was here" heeft zich ge heel losgemaakt van de oorsprong en is een diep doorvoelde menselijke kreet geworden van verlatenheid EN BROEDERSCHAP. Want wie zich in een kansloze be dreiging van de dood, ver van huis en alles wat dierbaar was, verstoken van de primitiefste voorwaarden van comfort en zekerheid, waanzinnig voortgedreven door een immer her haald „Voorwaarts", radeloos verlaten en verloren voelde, „de zieligste mens ter wereld", zag opeens dit opschrift. Kilroy was here! Wat zanik je, man! Een ander heeft minstens hetzelfde moeten doorstaan als jij. En zeker erger nog! Grien niet meer. Je bént de zieligste mens ter wereld niét! En wie was dat dan wél? Wie was Kilroy? Waarom stond er niet Jansen of De Bruin of Stamboeknummer zus- en-zoveel! Pas dan realiseer je je, dat juist zo'n nadere identificatie volslagen waarde loos was. Want je zou die Jansen of De Bruin of Stamboeknummer 138.447 tóch niet kennen. Of als je hem wél kende, waar was hij? Leefde hij nog? Wat had je NU aan hem? Kilroy is datgene wat er van alle mensen overblijft bij het voortgaan van de tijd, bij het verdwijnen van alle zekerheden en het voortbestaan in het Ongewisse. Pas dan realiseert men zich Het Lot van leder Mens: alleen gebo ren te worden, alleen te leven en al leen te sterven, terwijl alles wat hij in dit korte allene leven maakt en zoekt, voorbijgaand is, essentieloos en zonder identiteit, leder mens is in zijn leven een frontsoldaat in een verlaten bunker. Hebben wij dan helemaal niets? Is het leven werkelijk volslagen zinloos? Worden wij geboren, leven wij en ster ven wij als wormen in het blikje van een hengelaar? Een gestalteloze klu wen, die mensheid heet? In deze nacht van het bewustzijn staat er dan opeens aan de muur dat magische woord: „Kilroy was here". En er staat in al zijn eenvoud eigen lijk: „Ik" was hier al vóór jou. Een ander ik? Nee, dezélfde ik, omdat im mers zijn toevallige gestalte en iden titeit er verder óók niets toe deden. In al zijn volslagen naaktheid (Naakt zullen wij voor God staan) heeft die andere „Ik" iets op de muur gekrab beld dat ons met een ruk uit onze leegheid en verlorenheid redt. Die „Ik" had net zo'n hand als wij, die kon schrijven zoals wij, had een hart zoals wij. Ah! Vriend! Broeder! Sau- dara! Adik! Hoe gelukkig ben ik dat ik jouw stem verneem! Het is de handdruk die een blinde krijgt van een andere blinde in het diepst van de nacht. Over Tijd en Ruimte heen. Er is dankbaarheid voor ons - zelfs bij de zinloosheid van dit „gebaar" - dat dit gebaar er tenminste IS! Dat Iemand, een andere, volslagen vreem de en verre „ik" om jou gedacht had. Wist dat er een ander komen zou in even grote alleenheid en zielsnood. En die ander tot troost wilde zijn. Er is voorwaar één groter geluk in 't alleen zijn en het „Kilroy was here" te kunnen lezen: dat is het vermogen om als je alleen en verloren bent „Kilroy was here" te kunnen SCHRIJ VEN. Voor een ander. Ergens vér in de toekomst: die even alleen zou zijn als ik. En dan tenminste „een hand druk aan de wand" vindt Bij al het werk dat Tong-Tong ge daan heeft, hebben wij steeds dat ge voel gehad om „Kilroy was here" te willen schrijven. Onze „Selamat Mandi" handdoeken bijvoorbeeld. We dachten: wat leuk zou het zijn als die handdoeken straks overal te zien zouden zijn aan Euro pa's stranden. Aan de Riviera en aan de Costa del Sol, in Italiaanse, Cali- fornische, Deense, Britse badplaatsen, in alle ontspanningsgelegenheden in heel Holland. Hoe prettig moet het zijn voor een Indischman, die zich temidden van alle drukte en vrolijkheid en rijkheid plotseling een moment alleen en ver loren mocht voelen. Omdat hij immers „zijn paradijs voorgoed kwijt is". Een gemis dat niet goed te maken is door alle andere rijkheden ter wereld. En als zijn oog mistroostig rondkijkt en zoekt en zoekt ja, naar wat eigenlijk? Dan ziet hij opeens in al die bonte, maar vreemde vrolijkheid, iets „van zichzelf": de Selamat Mandi handdoek. Nonchalant gedragen door een volmaakt vreemde, een mens zon der identiteit, MAAR NOCHTANS: IK! Een handdoek, een „naamkaartje" van Adik! En we dachten: hoeveel geluk zou den we daarmee kunnen doen aan on telbare vele allenen! En hoeveel geluk zouden we ook ver na ons kunnen doen met ons eigen Indische „Kilroy was here"! Met al die dingen die WIJ, Tong- Tongers, DE LAATSTE GARDE, ge maakt hebben: onze boeken, onze te gels, al die „waardeloze" handelsarti kelen waar onze naam op staat. Even waardeloos als dat handschrift in arang met scheve, stuntelige letters op een verlaten bunker-wand Ja, dat DACHTEN we. En HOOPTEN we. Maar hoe zeer weinigen hebben onze roep begrepen. Verreweg de grootste massa's hebben nooit willen kopen. We zijn met stocks blijven zitten. We hebben verliezen geleden. Het start kapitaal om telkens weer nieuwe ini tiatieven te ontplooien, is langzaam maar zeker uitgeput geraakt. De inkt, om „Kilroy was here" te kunnen schrij ven, is langzaam uitgedroogd Het heeft geen zin te argumenteren over de motieven, waarom men niet mee gekocht en geholpen heeft. Ze zijn even waardeloos als het argument van de boer aan wie de marskramer een boek verkopen wil: „Nee, ik hep al een boek En dan vraagt men nog waarom ik af en toe zo down ben! Moet ik dan béte zitten grinniken met een paar duizend onverkochte handdoeken? Met niet op stapel ge zette boeken? Ik doe het tóch wel, hoor! Al blijf ik me verdrietig voelen om de tientallen die wél voortdurend in élke bres gesprongen zijn en wier werk ook tevergeefs blijft. Is dit som ber? Maar het is de realiteit die niet meer te ontkennen is met de cijfers in onze handen! Een lezeres schreef mij onlangs: „Dat maakt me aan de ene kant zo razend en aan de andere kant zo wan hopig: dat je door blijft gaan terwijl je zelf vaststelt dat het niet lukt Waarom doe je het dan?" Waarom staat er in die bunker „Kil roy was here"? Wat zou die bunker zijn, wat zou het leven van „die man na ons" zijn als er in die bunker niet „Kilroy was here" stond? Déarom gaat Tong-Tong verder. Om dat er ergens aan een bunkerwand van het universum staan MOET: „Kil roy, de Indischman, was hier T.R. 3

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 3