KAMI SERDADU Jos. van Arcken GOUDEN RINGEN 9 kamilah anak jang ta' keruan hidup melarat tanpa tudjuan kami ini jang ketitiggalan sonder harapan mana setiamu, pak nasib kami kau lumpuhkan darah-daging kau latjurkan sumpah-setia kau tiadakan jang saktipun ta'kau indahkan ent ah setia kau, pak kami perdjurit! tanjakan nama dorang semua jang sudah tertanam. kami serdadu, bukan peréman tau buruh jang dapat kau antjam keladang dan usahan. kami perdjurit, jang tuntut tebusan djandji jang sakti, jang kau berikan kami serdadu bersifat pahlawan djangan kau harap ubahkan watak nan djudjur dan djantan; KAMI setia, pak! WIJ ZIJN SOLDATEN wij zijn de ellendigen en dwazen die hun leven baseerden op frazen en lege beloften en die nu zijn verlaten, zonder hoop, moedeloos, verlaten. vadertje staat, waar is uw trouw? onze hele toekomst hebt ge verkrampt ons vlees en bloed hebt ge verlamd de eed van trouw hebt ge geschonden de band die ons bond zomaar ontbonden vadertje, waar bleef uw trouw? wij zijn soldatenzie toch de namen van hen die vielen wij zijn militairen en geen civielen geen boeren ook, die men naar believen kan sturen naar hof en naar werkplaats wij zijn soldaten, wij eisen dat gij de eenmaal gegeven belofte gestand doet wij zijn militairen, weet dat goed, denk niet dat g'ooit zult slagen onze heldenaard te veranderen; IVI] WETEN IMMERS WAT TROUW IS! B. Westerkamp B. Westerkamp, geboren en getogen in Indonesië, is pas kort weer in Neder land gevestigd. Hij heeft in Indonesië nauwer verbonden geleefd met zijn moeders taal dan wij; zo nauw in feite, dat hij erin dicht. Westerkamp noemt zich "sociaal dich ter", hij is nooit partij in de diverse meningsverschillen tussen Nederland en Indonesië, maar voelt zich altijd ge troffen door wat in mensen en mensen groepen omgaat. De Ambonnezen (en zeker ook de "ge boren" KNIL-soldaten!) levend tussen 2 werelden van verwijten, worden eigen lijk maar slecht begrepen, want de Aard van Geboren Krijger sterft in deze we reld van nationale en sociale geordend heden steeds meer uit. Krijgers heb ben maar één vaderland, één levens wijsheid: de "drie-eenheid" Strijd, Dis cipline, Trouw. Waar voor deze drie samen geen plaats meer is, rest alleen de klacht van het onbegrepen zijn van de soldaat. Hiervan getuigt dit gedicht. Men moet het in de Indonesische taal lezen, om aangesproken te worden door zijn roerende schoonheid. SOENDANESE SPREEKWOORDEN Uitdrukkingen en gezegden, aangebo den door Pim Eysinger. Wie zulke voor beelden weet uit andere Indonesische talen, biede ze ons aan. Wij kunnen uit spreekwoorden van ondere volken veel leren van geestesinstellingen, die aan ons eigen volk ontbreken. Ook leren we er de volken beter door kennen met wie we hebben verkeerd. Aan de andere kant: wij vinden bij hen vele wijsheden terug die we ook zelf ontdekt hebben. Veel volken zijn niet zo "onderontwikkeld" als we wel den ken. Di pajoeng sa mèmèh hoedjan een paraplu meenemen voor geval het gaat regenen; voorbereid zijn, ver vooruit kijken. Geulis goenoeng mooi als een berg, d.w.z. mooi op een afstand, een zaak die bij nadere kennismaking tegenvalt. Lètah mah, euweuh toelangan een tong is beenloos; veel praten, maar geen ruggegraat hebben; slap, begin selloos zijn. Tjarang takol trom die met lange tussenpozen geslagen wordt; iemand die weinig zegt in gezelschap. Dogdog pang rewong trommeltje dat niet bij een orkest past; een hulp die alleen maar een sta-in-de-weg blijkt te zijn. Maèhan bogo die teuleumkeun een bogo (gaboes) te willen doden door hem te verdrinken; averechts handelen, het tegendeel bewerken van wat men bereiken wil. Ngariwoe koe sikoe met de elle bogen naar je toe halen, grof hebzuch tig zijn, het onderste uit de kan halen. PAARLEN VAN DE ISLAM In onze vorige stukjes hebben wij steeds de ernstige zijde van de Islam belicht. Deze keer geven wij een voor beeld van de wijze waarop Sadi „so cial climbers" de les leest. Sadi, die om zijn vroomheid en wijs heid alom geëerd werd, werd door een koopman uitgenodigd bij hem te komen dineren. Daarna nodigde de koopman zijn vrienden uit om hun te tonen welk een voorname gast bij hem aan zou zitten. Toen de tijd van het diner was aan gebroken vertok Sadi ongeschoren en in oude kleren gehuld naar het huis van de koopman, doch nauwelijks was diens poortwachter hem gewaar of hij zond hem heen, met de woorden: „Vertrek, gij hond. Wat doet u den ken dat mijn meester bedelaars te di neren vraagt? Scheer u weg, en zorg dat u hier nooit meer terug komt!" Hierop ging Sadi weer naar huis, nam een bad, verzorgde zijn baard en trok zijn beste kleren aan, waarop hij wederom aan de poort verscheen. De ze keer maakte de poortwachter een diepe buiging en leidde Sadi naar het hoofd van de tafel waar de maaltijd reeds was opgediend. Groot was echter de ontsteltenis van de gastheer toen hij bemerkte dat zijn geëerde gast zijn zakken inplaats van zichzelf van voedsel voorzag. Rood van schaamte over de slechte tafel manieren die zijn gast in het bijzijn van zijn vrienden ten beste gaf, vroeg hij Sadi: „Ik heb gemerkt dat u in plaats van uw maaltijd te nuttigen, deze in uw zakken stopt. Daar u een zeer wijs man bent zult u hiervoor wel een goe de reden hebben. Doe ons het genoe gen ons deelgenoot te maken van uw wijsheid hieromtrent opdat wij iets van u mogen leren." „Het is zeer eenvoudig", antwoord de Sadi, „u moet namelijk weten, dat ik een uur geleden in mijn oude kle ren aan uw poort verscheen en door uw poortwachter als een hond werd weggezonden. Toen ik echter in deze kleren gehuld ten tweede male aan uw poort verscheen werd ik met grote eer bied ontvangen en meteen naar uw ta fel geleid. Ik begrijp hieruit dat niet ik doch mijn kleren uitgenodigd waren en het is om deze reden dat ik, in plaats van mijn maag, de zakken van mijn kleren vul!" N.A. Ruime sortering bij Laan van Meerdervoort 520 Den Haag - Telef. 33 64 41 i

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 9