UIT DE KINDERJAREN VAN HERMINE
Mijn vroegste herinnering komt te
voorschijn uit Borneo. Overgeplaatst
naar Bengkajang, via Singkawang of
Sambas (dat weet ik niet meer precies)
't binnenland in per tandoe naar Beng
kajang, af en toe gestopt want de
"Kambing" van de nonni was door de
bodem gezakt!
Eerst gewoond in de pasanggrahan van
waar uit, op invitatie een tocht de ber
gen in naar "Sakong" waar de heer
Bosscha (broer van de bekende van
Malabar) een onderneming had. Ook
per tandoe voor de ouders en ik in 'n
mandje op de rug van een Dajak! Heer
lijk gelogeerd!
Om 't huis met tuin direct 't oerbos.
Er was een hertje geadopteerd, dat
iedere middag even aankwam en werd
geliefkoosd; maar het hertje "Hans"
werd een hert met 'n enirm gewei. Dus
iedereen nam de benen als Hans zich
vertoonde later.
De rivier die beneden lang stroom
de maakte een grote bocht, en in een
hoek waar 't water rustig was, konden
we wat zwemmen. Het was anders wel
modderig 't geen mijn moeder de vers
regels ontlokte: "Al glijdend langs een
glibberig pad, gleed men maar totdat
men zat!"
De terugtocht naar Bengkajang ging
per prauw rivierafwaarts. Steeds een
stuk of 5, 6 tegelijk, 's Avonds werd
dan op 'n zandbank overnacht, alle
maal dicht bij elkaar vanwege de kaai-
lui! Op de zandbank werd 's potje voor
de blanda's gekookt, de onvolprezen
Tieleman Dros blikjes.
Mijn vader, getooid met een zakdoek
waaraan 4 knopen (waarvoor eigen
lijk?) had de supervisie. Ik zie nog zijn
reuzenschaduw aan de overkant van
de vuurtjes! Het sterke verhaal ging
dat de controleur, bekaf van zijn tour-
née zo vast sliep in de prauw, dat z'n
grote teen in de pelita (alle prauwen
hadden vóór 'n walmende pelita) bezig
was "gossong" te branden, hij er niets
van merkte en wij 't al roken I I I
Nog van Bengkajang weet ik te ver
tellen dat, vanuit de Benteng, mijn
Moeder eens bezoek ging brengen aan
de Kapitein Chinees van het plaatsje.
In mijn geheugen klinkt de naam: de
Lauté van Sebalo". Het zal wel de
La-o-té van Sebalo zijn geweest, denk
ik. De rivier daar was vrij ondiep, er
lag als brug gewoon maar 'n klapper
boom over.
Ik passeerde die op m'n blote "kakies"
al huppelend, op m'n gemak. Niet zo
Moes, die in keurige sarong en kabaja
gestoken op gala slofjes 't niet aan
durfde alleen. Er werd dus een Dajak
gecharterd, die de rivier doorwaardde
met opgeheven arm, de linkerhand in
die van Moeder, de "njonje docter"
naar de overkant begeleidde. Wat 'n
herinneringen I I
Het volgende speelde zich af in Tji-
mahi, waar de kinderen van de mili
tairen als ook van de andere notabelen
aangewezen waren op de soldaten
school. Veel fraais leerde je daar niet
wat 't Nederlands betreft.
Toen mijn Moeder dan ook op 'n dag
hoorde uit de mond van haar 7-jarige
dochter:
"Niet duwen sè, anders donder ik",
was de maat vol. Er moest iets aan ge
daan worden. Met de 2 jongens Statius
Muller (Cas en Frits meen ik) werden
we met 'n boemeltje naar Bandoeng op
school gestuurd! U begrijpt hoe de
twee ouderparen 'm eerst hebben ge
knepen! Van lieverlede kwamen er
meer kinderen tot we op 't laatst wel
2 of 3 coupé's vol hadden. De "durf
als" hingen ver uit 't coupé raampje
om door 't raam de andere coupé rei
zigers met hun "toeloep" en bidji kern-
bang temblè te bestoken! De Inlandse
conducteur rende jammerend de trein
door. Maar er is in mijn tijd nooit 'n
ongeluk gebeurd.
H. Bouman - Over
(haar foto staat op het omslag van de
Tong Tong van 15 januari).
Aantekeningen van de Redactie:
1. "De zakdoek waaraan vier knopen"
zal wel het geïmproviseerde hoofddek
sel geweest zijn dat aalle jongens van
tempo doeloe gedragen hebben. Een
zakdoek glijdt van het hoofd af. Leg je
in elke hoek een knoop, dan kan je de
zakdoek als een baret over je hoofd
trekken. Veel beschutting tegen de
zonnestralen gaf dat natuurlijk niet,
maar we deden het tóch. Ook kon je
een blokje ijs in dit "baretje" doen,
waardoor je cranium zalig afkoelde in
de heetste zon.
2. Hier vindt Hetty Eichholtz een voor
beeld van een jongedame die de wil
dernis met al zijn ongemakken en ge
varen ZALIG vond. Zulke lezeressen
heeft Tong Tong bij dozijnen. Ook ech
te Totoks, die maar één korte periode
van hun leven in de tropen waren zo
als Chrisy, behoren ertoe.
Vergeet de beschavings-facetten: 't
is een andere levensfilosofiel
TERLALOE TOCH, DIE „MEIDENS"
Ze zaten op een afgelegen boven-
afdeling, Wim en Liesbeth. Hij, als
jongste assistent. Zij was als hand
schoentje pas uitgekomen en sprak
nog geen woord maleis, of misschien
twee. Als huisbedienden hadden zij
twee baboe's. Krengen, vond ze. Maar
ach, ze zou er maar niet te veel van
zeggen. Per slot kon ze er immers nog
niets tegen zeggen ook.
Wel was ze altijd akelig gauw door
haar voorraden heen.
,,Wou je daarom andere nemen? Ze
stelen immers allemaal!" brachten de
collega's haar van de toestanden op
de hoogte.
Misschien, maar toch
„Wim, is 't nu wel nodig, dat je zo
veel tandpasta gebruikt? Een paar cm
elke keer is heus wel genoeg."
„Ik? Doe ik dat? Kind, je bent niet
goed. Heus niet meer dan anders
hoor."
Nou ja, dan had ze zich zeker ver
gist.
Maar de volgende tube was weer in
minder dan geen tijd leeg.
De baboes? Neen toch?
Suiker en koffie, tot daar aan toe.
Maar tandpasta
„Vanavond gaan we om een hoekje
kijken," besloot Wim.
's Avonds, na de boterham, wenste
Sima de toewan en de Njonjamoeda
selamat-malem en trok de deur achter
zich dicht. Nu gewoon doen; als elke
avond, krantje lezen, plaatjes kijken,
plaatjes draaien en dan om een uur
of tien naar bed. Ze gingen niet naar
bed. Knipten wel alle lichten uit, ra
men en deuren dicht. Dan, in de lo
geerkamer post vatten, voor 't raam,
dat uit keek op de bijgebouwen. Voor
af had Liesbeth de gordijnen dicht ge
trokken, maar er zorgvuldig voor ge
zorgd, dat er een paar kiertjes open
bleven. En ja, lang hoefden ze niet te
wachten. Daar kwamen ze uit haar ka
mertje, de dames. Zonder baadjes, sa
rongs hoog over de borst geknoopt.
Klaar om te mandiën. Maar daar moest
eerst nog wat aan vooraf gaan. Ze
liepen de badkamer in en kwamen
naar buiten met ieder een tandenbor
stel. Sima van meneer, Soemi van me
vrouw. Of omgekeerd. Bij de goot
steen in de keuken, kregen de tanden
een grondige beurt. De schuimvlokken
stoven in 't rond. Goed spoelen meis
jes. Ajoh, kemoe!
„Wim," fluisterde 't mevrouwtje, ver
ontwaardigd.
„Stt ze zijn nog niet klaar."
Neen, ze waren nog niet klaar. De
tandenborstels werden netjes terugge
legd en dan kwamen ze buiten met
ieder een handdoek om de schouders.
Eén van meneer, één van mevrouw.
En wel ja, waarom ook niet, het
zeepbakje met mevrouwtje's Maja-
zeep. Baden deden ze liever in hun
eigen was-hokje.
Klaar? Handdoeken en zeep terug.
En nu koffie zetten om wakker te blij
ven; voor vier, want dadelijk Nau
welijks waren de baboe'tjes met een
pot koffie in hun kamertje verdwenen,
of, om de hoek van het huis kwamen
twee schaduwen aangeslopen. Zacht
jes tokken deurtje open deur
tje dicht
Nu was aan meneer de beurt.
Ook hij sloop zachtjes over de loop
naar het kamertje, om onhoorbaar de
grendel, die er ook op de buitenkant
op zat, voor de deur te schuiven. Door
't ventilatiegat tegen 't plafond, kwam
de reuk van vers gezette koppie-toe-
broek naar buiten.
Mevrouwtje was bezig haar zakdoek
op te eten.
„Kom, we gaan naar bed. Morgen,
als de kentong-karet gaat, om half vijf,
zal ik ze er wel uit halen."
De baboe'tjes waren „maloe" en
vroegen lepas.
Mevrouw zou ze haar zegen mee
willen geven. Maar hoe moest ze dat
zeggen? Plantersvrouw.
17