PERKOETOETS
J
DONGENGAN VAN SI KLAAS
Wat wij, Indischen, werkelijk missen, tenminste voor degenen, die het Indi
sche leven niet vergeten zijn, is het gekir van de boeroeng perkoetoet - de
kleine tortelduif met zijn prettig geluid. - Bij de Indonesiër van vóór de oorlog
had dit vogeltje grote waarde. Ook in menig Indo-huis hoorde men t geluid
van de perkoetoet. De hoge waarde was niet slechts het geluid, doch aan het
op na houden werd heel veel zorg besteed.
Indien het vogeltje met de goede centreren op de te vangen Per(<oet°®|;'
tekens - dit is voor de legende die aan
het vogeltje kleefde - een goede ver
zorging van de houder kreeg, bracht
het hen geluk in huis en in zijn werk
kring. Het vogeltje kreeg heel vaak 'n
kooitje tot een waarde van f 150,
de vooroorlogse gulden tjap gelödak
- niet zoals het geld van tegenwoordi
ge kerèsèk. De kooitjes waren prima
geverfd in verscheidene kleuren en
ook met goudbrons - dit werd ge
noemd koeroengan prödö. - In de ja
ren dertig werden er vaak wedstrijden
op het geluid dier beestjes gehouden
en heette dit wariesan. Een jury van
verschillende kampongs en dessas
werd aangesteld en ging er bij zulk
een wedstrijd heel wat geld verwisse
len van eigenaar.
Het onderhoud van de perkoetoet
was een zorgenkindje, de voeding en
om de veertig dagen op een djoema-
hat legi (goede vrijdag bij de Indone
siër) het baden met het afwaswater,
aèrlerie, van de rijst, daoen katoe en
een stukje menjan madoe. Bij goed
weer kwam het vogeltje in zijn kooi in
een hoge mast de z.g. kèrèkan pang-
oengan. Hoe hoger de mast hoe hoger
in aanzien bij het volk. De voeding be
stond uit kêtan itêm (zwarte kleefrijst),
en in Oost Java uit gödêm - een zaad
je van de sawie Balie -, tweemaal per
dag een volle kroonkurk van een bier
fles, water.
Enkele tekens dier diertjes, toem-
poek d.i. dat de afgang van 't beestje
steeds onder het zitstokje terecht
kwam en nimmer werd schoonge
maakt, de têpoeng d.i. de op schub
ben gelijkende veertjes om hals en
nek in elkaar groeien; de siesik sêlie-
koer, 21 pootschubben, en nog vele
andere. Een der tekens was de lêboe
génie - rood-bruin uitstralende kleur,
welke door het volk steeds geweerd
werd. Onderhoudt men zulk een gete
kend vogeltje dan heeft men steeds
pech.
Het vangen van de boeroeng per
koetoet, wanneer deskundigen de
waarde hadden bepaald van het nog
vrije vogeltje, ging met vele ceremo
niën gepaard. Zo'n vogel (perkoetoet)
vanger of wel een toekang piekat, of
toekang djöntröt mocht in veertien da
gen voordat hij er op uittrok, geen
vleesgerechten en alles wat een ziel
had bezeten verorberen, moest zich
dagelijks baden met bloemenwater
waarin de kenanga, mêlati, tjempaka
poetieh en koening en kembang mawar
(roos) geweekt waren, verder mocht hij
in die tijd na twaalf uur 's nachts
slapen en steeds zijn gedachten con-
want dergelijke vogeltjes werden hei
lige beestjes geacht. Ook het vang-
vogeltje een wijfjes perkoetoet
kreeg een goede behandeling. Op de
plaats, waar de te vangen vogel
steeds in de boom zat, kwam het wijf
jesvogeltje op een djamboetakje met
de punt omwonden met het kleverige
sap der bendoboom aan een touwtje
vastgebonden. En zat de toekang pikat
niet verre daarvan telkens het geluid
der perkoetoet fluitend. Het kan ge
beuren, dat zo'n heilig verklaarde vo
gel reeds binnen de week gepakt
wordt, doch vaak had men een week
of drie nodig om het beestje in han
den te krijgen. Daarna kwam de keu
ring, welke zeer zwaar was vanwege
de hoge prijs die op het vogeltje ge
timed werd. Het was niet slechts het
klein volk dat de perkoetoet op na
hielden, doch ook de gegoeden had
den voorliefde voor die beestjes.
Uit eigen ervaring mocht ik te weten
komen hoe goed gesitueerde personen
erop uit waren om overal bekend zijn
de boeroeng perkoetoets naar zich toe
te trekken.
Het was 1931 en werkte ik bij een
veembedrijf in Banjoewangi. Voor ver
strooiing bezat ik een goed zeewaar
dige djoekoeng (een vlerkprauw) die
heel wat vracht en passagiers kon
overvaren naar de westkust van Bali
(Tjandi koesoema een aanlegplaatsje
der prauwen naar Negara, een 30 km
het Baliland in). Mijn woning stond in
de toekangbesistraat tegenover de
kampong Bali, waar slechts Balinezen
woonden.
Op zekere dag moest een Balinese
vrouw met drie man met nog wat goe
deren overgevaren worden en vroegen
zij mij van de djoekoeng gebruik te
maken. Natuurlijk kon het gebeuren en
rekende hen ver beneden de prijs. De
prauw werd bevaren door een aan mij
zeer trouwe Madoerese prauwvoerder,
Achmad Zacharia.
Een drie weken na deze gebeurtenis
—ik was het gevalletje reeds vergeten
werd mij om belet gevraagd door
de kepala kampong Bali en kreeg ik
bezoek van een vrouw met een gevolg
van zes man. Het was de vrouw, die
verleden van de djoekoeng gebruik
maakte om naar Negara te varen. Het
bleek later dat die vrouw een Balinese
prinses uit Negara was en zij bracht
mij een perkoetoet in een pracht van
een kooitje als tegenprestatie voor de
goedkope overvaart, doch met de
woorden (later vertaald in het Maleis),
dat het vogeltje nimmer verkocht
mocht worden.
Als dierenliefhebber werd mij dan
die perkoetoet opgedragen te onder
houden en had ik nimmer spijt van,
want geen drie maanden, dat dat
beestje bij ons thuis kwam, kreeg ik
een buitengewone promotie en was het
bijverdienen zeer gemakkelijk. Dage
lijks was het beest bij goed weer in
een hoge kèrèkan en gaf een geluid
tot ver in de omtrek hoorbaar.
Vele vogelliefhebbers bleven staan
luisteren, wanneer Si Lantjing (jong
mens) de naam die het beestje kreeg,
zijn prachtig gefluit telkenmale uit
stootte. Het was ook een zeer mak
vogeltje.
Si Lantjing kwam ook op wedstrij
den en behaalde zeer goede geldprij
zen. Eens zelfs tot een bedrag van
f 500,(in die tijd een grote geld
som). Ook was Si. Lantjing tot heel ver
in het land bekend Bondowoso,
Djember en in heel Madoera.
Een anderhalf jaar nadat het vogeltje
onder mijn hoede leefde, kwam er be
zoek van een Chinese juwelier uit
Soerabaia in een voor die tijd een
pracht van een auto een Baby Over
land. Reeds enkele dagen stopte die
heer op een kleine afstand van ons
huis om naar het gefluit van Si Lant
jing te luisteren. Op de dag van het
bezoek gaf de heer te kennen om een
ruiling aan te gaan, Si Lantjing tegen
de Baby Overland. Ik had er wel zin
in, doch gedachtig aan mijn belofte aan
de Balinese geefster, moest ik weige
ren en vroeg mijnheer de chinees een
prijs van f 10.000,Deze schrok er
van, doch liet het niet bijzitten. Geen
week na dit gebeuren kwam er een
jonge Chinees en vroeg naar Si Lant
jing; hij kreeg het van verre te zien,
want men moet opassen voor ganne
fen, die erop uit zijn de prijswinnaars
een soort stof te strooien, opdat de
vogels half kapot gaan. Toen truckie
zichtbaar werd, kwam hij op de prop
pen om een pracht van een Norton
motor te ruilen; ook dat hielp niet.
Steeds kreeg ik bezoek van kopers en
ruilenaars maar Si Lantjing was tot
1942 nog steeds in mijn bezit.
VORSTELIJKE ONDEUGDEN
Jacht, dobbelspel, vrouwen, hulde,
drank en al wat daarmee samenhangt
en daaruit voortvloeit wordt door wij
zen afgekeurd, en toch ziet men heel
wat hooggeleerde mannen naar die
dingen haken.
Mahabharata.
De wagenmenner, Soeratha.
Dit toneel is kort en het Leven ein
dig. Van dit spel ben ik de Zin (Wijs
heid). Van de spelers ben ik de
Kracht. Van deze strijd ben ik de
Schoonheid.
Raden Mas Notosoeroto.
10