HET GELUK VAN HET JAGEN LIMAN TUNGGAL, DE SOLITAIR" "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk" JOSé ORTEGA Y GASSET Heel wat verhalen gaan in omloop over de solitair, alleenloper. Men be weert dat oude bullen, die zich niet meer nuttig kunnen maken door jon gere worden afgestoten, zulks met vol le instemming van de dames olifanten. Want geen enkele dame gaat met ad- spirant solitair mee om deze te troos ten Een solitair blijft vaak de kudde, waar hij deel van uitgemaakt heeft, op een afstand volgen. Ik heb slechts drie maal een gevecht om de heerschappij kunnen aanschouwen. Ik stond eens loge op nog geen twintig meter er vandaan, weliswaar met als dekking een dikke boom. De bullen, een oude en een jongere gingen op 10 meter van elkaar staan om dan als afgesproken gelijktijdig op elkaar in te lopen, de koppen tegen elkaar. En telkens en telkens dreunden de koppen totdat één der kemphanen, meestal de oudere bul, door de knieën, voorpoten, ging, om weer moeizaam op te staan en er vandoor te gaan, onder luid getrompet van de winnaar. Tijdens het gevecht stond de kudde dicht tegen elkaar gedrukt, de afloop van het gevecht afwachtend. Niet zodra was de strijd beslecht of de kudde zette haar maaltijd voort on der luid kabaal van brekende takken, luid getrompet en het zware gebrom van verteringsgeluiden. De verliezer, vaak een oude bul, ver laat de kudde om nimmer terug te ke ren en het woud is dan weer 'n solitair rijker geworden. Deze solitairs zijn in de regel kwaad aardig, agressief, sluw en kunnen de gehele dag achtereen lopen zonder voedsel tot zich te nemen. Men vertelt zelfs dat een solitair in staat is over een boomstam, die een kloof of ravijn overbrugt, te lopen. Daar ik nimmer een dergelijke acroba tische toer met eigen ogen gezien heb, durf ik voor de echtheid van dit ver haal niet in te staan. Op een ochtend kwam een ladangbe- woner rapporteren, dat hij in de afge lopen nacht bezoek heeft gehad van een solitair. Bij hem was de padi reeds binnen gehaald en de oogst op geslagen in loomboongs. De solitair had kans gezien één der loomboongs open te breken, wat van de padi te snoepen en de rest in het rond te slingeren. Het spoor van de olifant ging het nabije bos in en daar ik er zeker van was dat hij terug zou komen, immers het voedsel lag hier voor het halen, ging ik niet achter het spoor aan en bleef in de ladang om tegen het vallen van de avond de komst van de solitair af te wachten. Ik posteerde in een op palen gebouw de onbewoonde hut met zicht op een paar tot berstens toe gevulde loom boongs. De uren kropen, doch geen geluid deed zich horen en toen tegen het ochtendgloren de olifant nog verstek liet gaan, verliet ik mijn schuilplaats en ging naar huis terug. Onderweg kwam ik een politiepatrouil le tegen, die ik inlichtte en vroeg om de ladang op hun tocht aan te doen. Ik was nog geen uur thuis toen de patrouille kwam rapporteren, dat zij op weg naar de ladang een baanschouwer der spoorwegen uit een telefoonpaal hadden ontzet. Toen de man op verhaal was gekomen vertelde hij dat hij bij het schouwen van de railbaan het gevoel had gevolgd te worden en toen hij omkijkend be merkte, dat een grote olifant met enor me slagtanden belangstelling voor hem had, was hij als de gesmeerde bliksem gesipat koepingd en in een telefoon paal geklommen. Met een grote moersleutel sloeg hij zo hard hij kon op de ijzeren paal en daar de olifant waarschijnlijk niet van dit geluid hield verliet hij de railbaan om het nabije bos in te duiken. Na een enige uren durende achtervol ging staakte ik de jacht, daar ik aan het rechte spoor zag, dat hij de gehele dag zou blijven lopen op zoek naar een andere ladang aan de andere kant van het bos. Het spoor was gemakkelijk te volgen, want één der achterpoten was door één of andere oorzaak kleiner dan de andere. Het dier had derhalve van de ladangbewoners, die weieens zijn gast heer waren geweest de bijnaam "Si Penkor", gekregen. Voor het naar huis gaan ging ik nog naar de ladang en tot mijn verbazing bleek de solitair 'n andere loomboong te hebben bezocht en geplunderd, niet ver van de plaats verwijderd waar ik hem had opgewacht. Hij moest gewacht hebben tot ik weg was gegaan en toen zijn slag hebben geslagen. Was dit toeval of was hij mij te slim af geweest? Zo nu en dan kreeg ik bericht van Si Peng- kor, die dan hier dan daar opereerde, slechts één nacht op een plaats blij vend. Hij heeft de roep van slim te zijn. Ik heb hem ook nooit te zien gekregen. Een achtervolging zou weken vergen en zo lang kon ik mij niet vrij maken. Nu nog een verhaal van een solitair, die minder slim doch driester was. Twee achtereenvolgende avonden werd een uitgestrekte koffie onderneming door een solitair bezocht die honder den koffieplantjes uit de grond trok en de struiken na de aarde aan de wortel op zijn rug te hebben afgeklopt, weg wierp. En of dit niet genoeg was duwde hij met zijn kop enige wachthuisjes omver om daarna met zijn dikke poten de rest in de grond te stampen. De wakers hadden wel eerst getracht met het afsteken van vuurwerk en het aan leggen van grote vuren het dier te ver jagen, doch de bul had zich hierdoor niet laten afschrikken, want ook de daarop volgende avond was hij present zo fris als een hoentje, trok nog meer boompjes uit en vernielde nog een paar wachthuisjes. Dit was de eigenaars van de onder neming wel wat te erg en kwamen dit voorval rapporteren. Daar ik geen tijd had voor een achter volging van enige dagen liet ik mij slechts vergezellen van een gids te vens drager. Wij namen niet veel ba gage mee; eten voor twee dagen, een bijl en enige messen en zo licht be laden konden wij ons snel verplaatsen. De bewapening bestond slechts uit 2 legerkarabijnen van 6.5 mm. kaliber, niet altijd afdoend, vooral als men grote, zware olifanten voor zich heeft. De kop is dan zo groot, dat het niet altijd gelukt bij het eerste schot de hersenen te raken. Het spoor liep het omringende woud in en daar geen andere olifanten in de buurt waren geweest was 't niet moei lijk het te volgen. De grootte der sporen die de voor poten hadden gemaakt duidde aan, dat wij met een groot beest te maken had den. De uitwerpselen, ballen haast zo groot als een voetbal, waren nog voch tig en omringd door duizenden kleine agas (meroetoes); hij kon niet ver weg zijn, de vernieler. Hij was niet van plan naar andere oorden te vertrekken, het geen op te maken was aan het spoor, dat niet dieper het bos inging. Na een paar uur lopens hoorden wij een geluid alsof men bezig was padi met een gèsèr, houten padi molen, tot bras te malen. Wij gingen op het geluid af, dat sterker en sterker werd en naarmate wij dich terbij kwamen meer had van een luid gesnurk. Plotseling hield ik halt, want aan de overkant van een kleine sloot zag ik onder dichte begroeiing van rottan en lianen iets donkers liggen. En dat don kers snurkte, dat het een lieve lust was en toen wij tussen door buikgerommel hoorden wisten wij dat dat donkers de gezochte solitair moest zijn. Wij slopen dichterbij en tot op een afstand van ongeveer tien meter genaderd te zijn konden wij de vage omtrekken van een zware olifant waarnemen. Af en toe klapperde hij met zijn oren om vliegen en andere insecten van zich af te houden. De wind was gunstig en konden wij 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 12