schappen voor het residentiehuis, de
Kock's verblijf. De besprekingen von
den plaats in de Kock's schrijfkamer,
naast de binnengalerij. Slechts weini
gen waren aanwezig.
Weer weigerde Dipa-Negara over
staatszaken te spreken. Zijn komst was
slechts een beleefdheidsbezoek; hij
wilde echter over de zaken eens na
denken. De Koek antwoordde, dat hij
daar de hele Vastenmaand tijd voor
had gehad. Dipa-Negara verklaarde er
niet over te hebben nagedacht. De
Koek merkte toen scherp op, dat hij
in die tijd over niets anders had ge
peinsd, n.l. over het welzijn van zijn
troepen en dat der Javanen. Daarom
gelastte hij Dipa-Negara nu dadelijk te
zeggen, waarom hij hem had willen
ontmoeten, en hoe hij de oorlog beëin
digd wenste te zien. Nader uitstel was
onmogelijk.
Toen kwam het hoge woord er uit.
Dipa-Negara verlangde niets anders
dan het hoofd van de Islam op Java
te zijn en de sultanstitel te behouden.
Deze al te hoge eisen waren onaan
nemelijk. Drie jaar te voren, toen de
kansen voor Dipa-Negara nog heel wat
gunstiger stonden, waren zij verwor
pen. Op 8 maart had hij nogmaals
kunnen vernemen, dat er geen sprake
van een erkenning als sultan kon zijn.
En nu kwam hij er weer mee aan! Dit
waren niet de voorstellen van een di
plomaat, doch de eisen van een be
zielde, óf van een bezetene! Hierover
viel niet verder te praten. Dipa-Negara
verklaarde toen, dat als zijn eisen niet
ingewilligd werden, het Gouvernement
met hem doen mocht wat het wou.
De Koek verklaarde hem toen, dat
hij alle verdere vertrouwen verbeurd
had en dat hij de pangéran gevangen
zou laten nemen en naar Batavia op
zenden, opdat de G.G. over zijn lot
zou beslissen. Dipa-Negara protesteer
de, beriep zich op het vrijgeleide van
Cleerens en vroeg, wat het Gouverne
ment hem dan wel zou willen toestaan.
De Koek antwoordde, dat indien hij als
eenvoudig pangéran in de Gouverne-
mentslanden met zijn familie en in het
genot van een goed inkomen stil wilde
leven, of desnoods 'n reis naar Mekka
ondernemen, de G.G. die verzoeken
wel zou willen toestaan.
Zonder enige moeite werd Dipa-Ne-
gara's aanhang ontwapend. Er werd
nog wat over de zaak doorgepraat,
zonder resultaat evenwel. Nadat men
nog een kopje thee had gedronken, zei
de Koek, dat Dipa-Negara moest ver
trekken. Het was precies klokslag 10
uur toen het rijtuig voorreed en onder
geleide van majoor-adjudant de Stuers
en de Javaanskundige kapitein Roeps
aanvaardde pangéran Dipa-Negara
zijn reis naar Semarang, de balling
schap tegemoet. Over het grote, vijf
jarige drama viel het scherm.
Wat zijn de gevolgen van deze 28e
maart geweest? De ongelukkige de
Koek meende volkomen correct gehan
deld te hebben, verborg in zijn verslag
niets, poogde zich zelfs niet te ver
dedigen. Van de gebeurtenissen op de
naar zijn overtuiging, schoonste dag
in zijn leven liet hij zelfs een schilderij
maken.
Pangéran Dipa-Negara daarentegen,
de "halsstarrige", de "besluiteloze", de
"hoogmoedige" werd de nationale mar
telaar, de volksheld bij uitnemendheid.
Reeds tijdens zijn leven werd de
Kock's optreden door enige Europe
anen gegispt, doch deze incidentele
kritiek zwol tijdens het Indonesische
nationalisme aan tot een koor, een
storm van verontwaardiging, even sterk
als de grenzeloze verheerlijking van
prins Dipa-Negara als verdediger der
Indonesische vrijheid. Van deze laatste
heeft hij zelfs niet gedroomd.
Van de gevangenneming van pangé
ran Dipa-Negara bestaan twee schilde
rijen, niet ter plaatse vervaardigd, doch
geruime tijd na de gebeurtenissen van
de 28e maart 1830.
Het eerste hangt in het Rijks Mu
seum te Amsterdam en heet: De onder
werping van Dipo Negoro aan den Luit.
Generaal Hendrik Merkus, Baron de
Koek. Het is van de hand van de schil
der Nicolaas Pieneman, zoon van de
befaamde historieschilder Jan Willem
Pieneman, die o.a. het "grootste" schil
derij van het Rijks Museum, de Slag
van Waterloo schilderde. Kennelijk is
de zoon in de voetstappen zijns vaders
getreden, wiens leerling hij ook was.
Daar deze Nicolaas Pieneman nooit
in Indië zal geweest zijn en dus in geen
geval in 1830 getuige was van Dipa-
Negara's gevangenneming hij was
toen pas 20 jaar moet het schilderij
na de Kock's repatriëring in dat jaar,
op zijn bestelling gemaakt zijn. Het
bevond zich later in het bezit van de
familie De Koek en werd door deze in
1907 aan het Rijks Museum geschon
ken.
Welke bronnen heeft de schilder
voor de vervaardiging van zijn historie
beeld benut? Vooreerst zal hij een en
ander van de Koek zelve vernomen
hebben of diens verslag hebben ge
lezen.
Daarom valt het op, dat hier niet de
eigenlijke arrestatie is afgebeeld, daar
deze, gelijk wij zagen, binnenshuis
plaats vond in tegenwoordigheid van
weinigen. De schilder heeft het ogen
blik gekozen, waarop de Koek staande
op de voorgalerij van het residentiehuis
zijn laatste bevelen aan een adjudant
geeft, om Dipa-Negara af te voeren.
Deze, enige treden lager staande,
neemt afscheid van zijn familie en ge
trouwen, van welken enigen in vertwij
feling voor hem neerknielen. Links
staat de aangetreden militaire macht,
rechts een cavalerist (een djajèng-
sekar?), op de voorgrond liggen de
overgegeven wapens. Van de achter
grond nadert het rijtuig, dat Dipa-Ne
gara weg zal voeren. Het is een pathe
tische voorstelling.
Kennelijk heeft de schilder het litho
grafisch portret van Dipa-Negara ge
bruikt, doch daar dit niet verder dan
borsthoogte kwam, moest hij verder
fantaseren en trok de grote balling een
Turkse broek aan. Ook met de Indi
sche woningbouw schijnt hij slechts
oppervlakkig vertrouwd te zijn. De
voorgalerij van 't residentiehuis, waar
boven de driekleur wappert, ziet er erg
schematisch en wonderlijk uit; evenzo
de ramen en het Nederlandse wapen
boven de deur. De opgehangen astraal-
lampen vermogen ons daar slechts ge
brekkig mee te verzoenen. Toch gaat
er van deze voorstelling iets groots
uit. De schilder heeft de veldheer
trachten te eren, zonder de overwon
nene te vernederen.
Doch er bestaat nog een tweede schil
derij over deze gebeurtenis, vervaar
digd door niemand minder dan door
de Javaanse schilder Raden Saleh in
1857. Deze bevond zich toen in zijn
geboorteland en wilde deze belangrijke
gebeurtenis in het leven van zijn volk
in beeld brengen. Hierbij heeft hij niet
steeds de nodige medewerking van het
al te voorzichtige Gouvernement on
dervonden. Toch zette hij door en be
zigde als voorbeeld het schilderij van
Pieneman, dat hij in origineel of uit
afbeelding kende.
Doch hij maakte er geen slaafse ko
pie of navolging van. Hij trachtte voor
eerst enige fouten van Pieneman te
vermijden. Zo ziet het residentiehuis er
heel wat waarschijnlijker uit dan op
zijn Hollands voorbeeld. Belangrijker
is, dat Raden Saleh, vermoedelijk on
bekend met het rapport van de Koek,
het moment van de gebeurtenissen
verlegd heeft. De discussie tussen
Dipa-Negara en de Koek, welke vol
gens laatstgenoemde in zijn schrijf
kamer plaats vond, zien we hier zich
op de voorgalerij afspelen ten aan-
schouwe van een talrijk, belangstel
lend Javaans gehoor. Dit laatste heeft
Raden Saleh met grote uitvoerigheid
en liefde, en vermoedelijk ook met
groter zaakkundigheid afgebeeld. Het
is ook een der beste partijen van het
doek geworden.
Overigens kan op dit schilderij veel
aangemerkt worden. Raden Saleh had
n.l. in zijn laatste jaren de verfoeielijke
gewoonte om zijn figuren te grote kop
pen te geven. Dit is hier helaas ook
het geval, waardoor het schilderij met
de vele waterhoofden iets komieks
krijgt, wat stellig niet zijn bedoeling is
geweest. Ook de compositie laat te
wensen over en met name het rijtuig
komt er weinig tot zijn recht. Het komt
mij voor, dat Raden Saleh aan de voor
stelling een sterker Javaans karakter
heeft willen schenken, het meer drama
tischer, romantischer heeft willen ma
ken.
Bij Boekhandel Tong Tong nog
verkrijgbaar een beperkte voor
raad exemplaren:
GESCHIEDENIS van INDONESIë
door Dr. H. J. de Graaf, thans
slechts voor 13,50.
Een prachtig bezit voor lezers die
meer willen weten van Indone-
sië's rijke geschiedenis!
7