Oma's zwerftochten Oma, d.w.z. mijn man's Oma, is 83 jaar en woont in een bejaardenhuis. Tot vorig jaar lag zij in een ziekenhuis - het was niet meer te doen, Oma alleen in Betondorp (Amsterdam) en haar enig kind in Laren. Zij was nogal eens ziek en de laatste keer vond de melkboer haar voor het bed. Toen zij hersteld was van de longontsteking ging zij niet meer naar het huisje waar zij zo'n 35 jaar had gewoond, maar regelrecht naar het bejaardenhuis in Diemen. Het huis is door haar dochter „opgeruimd", d.w.z. er gingen dingen naar de beide kleinzoons, naar de dochter maar veel werd gewoon door de opkoper meegenomen. Opa is 13 jaar geleden overleden. Dit allemaal terzijde, als toelichting op Oma's Kok- kok's zwerftochten. (Kokkok is de naam die haar door haar kleinzoons werd gegeven omdat zij vroeger altijd kippen hield). naar uw huis! zeggen wij dan in koor. Als Oma Kokkok een dagje bij ons is, wordt zij na het eerste kopje koffie onrustig. „Kind, ik moet maar weer eens bij je zien" is de inleiding tot haar zwerftocht door ons huis. „Wat komt Opa's pijp mooi uit op die muur - weet je dat die van vader op zoon ging, hij hing ook al bij Opa zijn grootvader". „Hebben ze er allemaal uit gerookt? Ik zag een oude man in Denemarken die net zo'n pijp had, en als hij hem had opgestoken gooide hij er altijd de lucifer in!" zei ik. „Nee kind, die is toch veel te mooi om uit te roken, met dat porcelein!" antwoordde Oma. Dan loopt ze naar mijn boekenkast. „Wat leuk dat jij dat theelichtje van tante Thea hebt, die heeft het nog van haar grootmoeder, ja dat moet minstens 200 jaar oud zijn" mijmert Oma, die dan welgemoed de trap opgaat om in mijn slaapkamer te „zien". Daar staat immers haar maho niehouten linnenkast, werkelijk een beeldje, minstens 65 jaar met liefde door Oma opgewreven en de deuren zijn versierd met minaret-achtige uit snijdingen, zo elegant dat ik altijd de neiging heb die tedere lijnen met mijn vinger te volgen. En dan staat daar haar ladenkastje „daar stond altijd m'n lampetstel op, heb jij dat ook?" „Nee Oma, ik weet niet waar dat ge bleven is maar wat moet ik met een lampetstel?" „Nee, dat is zo, met al die wastafels en die badkamer. Maar dat hebben wij immers nooit gehad". Opa heeft eens in een overmoedige bui de poten van het ladenkastje af gezaagd, wat jammer is, maar het is nog steeds erg mooi met die gouden honingglans en het leer- en koperbe- slag. Niet alles van Oma is open en bloot te zien, daarom vertel ik dat ik ook het petroleumstelletje heb. „Fijn om rode kool op te laten sudderen" zegt Oma. Het wil er bij haar niet in dat rode kool 3 minuten nodig heeft in de pres sure-cooker „allemaal malligheid, ro dekool moet langzaam stoven!" Ach, dan heeft het geen zin om over vita- mineverlies en lichtverteerbaarheid te praten, en waarom ook! Maar ze is blij als ze in de gang haar olielampje ziet, precies een lam- poe-templeh, alleen heeft het 'n groen- glazen reservoir. „Brandt dat wel eens?" Ja hoor, 's avonds vaak, en het ruikt zo lekker Tenslotte gaan we aan tafel. Oma wordt op haar „lekkerste kost" getrak teerd, d.i. bamie met veel garnaaltjes, en vooral komkommer of augurken in 't zuur, en kroepoek oedang! Maar ze schrikt als ze mijn gedekte tafel ziet, met haar beste servies. „Dat heb ik nooit op een gewone doordeweekse- dag gebruikt!" Ik stel haar haastig ge rust. „Doe ik anders ook niet, Oma, maar het is toch een feestdag als U hier bent en ik vind het zo leuk als U uit uw eigen bord eet." Er gaan ook wel eens dingen uit mijn huis naar Oma terug, zoals die mon sterlijke aardewerk vlieg. Toen wij die in de opruimingsdoos vonden zei mijn man: „hoe kan Ma die aan ons geven, gooi maar meteen weg", maar ik wist dat die vlieg altijd op een ereplaats boven het penantkastje had gehangen en stopte hem in de kast. Op een dag toen wij bij Oma op bezoek waren, zei ze: „weten jullie ook of die vlieg is weggegooid? Ik had er altijd kleine bloemetjes in en dat wil ik graag weer doen. Ik heb hem uit Makkum, Opa's geboortedorp en het is echt Makku- mer aardewerk." Ik was zó blij dat ik haar kon beloven dat ze de vlieg nog kon krijgen! Een andere keer vroeg ze naar een aardewerk kruikje. „Weten jullie of dat er nog is, Ali (haar dochter) dacht dat de lorreman dat had meegenomen. Hoe kon ze dat nu doen!" Ik vroeg Oma of het een dikbuikig kruikje was van Keuls aardewerk. „Ja!" zei Oma, „en het was gelijmd bij het oor, ik weet wel dat het niet zo goed meer was, maar Beppe bewaarde er altijd de olie voor de lamp in - alleen zij mocht de lamp aansteken vroeger.', „Ach, Oma, wat leuk, dat kruikje is bij mij hoor, volgende keer zal ik het voor u meebrengen." „Nee hoor, kind, dat hoeft niet, ik heb niet zoveel plaats hier en waar kan het beter zijn dan bij jullie, maar het doet mij goed dat de oliekruik er tenminste nog is." Nu staat de kruik op de hoek van de schoorsteenmantel, met wat bloei ende takken van een krenteboompje. Vorige week hielp mijn dochter bij de afwas en toen vroeg ze me: „mam, wat vind jij nu de leukste karweitjes?" „Bakken en afstoffen" zei ik. „Hè bah, afstoffen, afschuwelijk! Af wassen is veel leuker." Oma zegt altijd: „Wat is er toch veel te zien in jouw huis" (en af te stoffen, denk ik) maar toch doe ik dat met ple zier, want ik ben blij met al die spulle tjes met een Geschiedenis, die me zo veel vertellen van het leven in Fries land van lang geleden - maar ik ben bovenal blij dat Oma nog zoveel te genieten heeft als ze bij ons is! Al die huizen, ingericht met keurige moderne fabrieksspulletjes halen het toch niet bij mijn ratjetoe! Toen we in de bersiaptijd alles ver loren nam ik me wraakzuchtig voor om me nooit meer aan aardse spullen te hechten en toch ben ik gehecht aan veel lieve dingen die ik dagelijks zie. Merkwaardig! Dankjewel, Oma Kok kok! Ik ben niet eens uw eigen klein dochter maar we zijn zo vertrouwd met elkaar dat ik uw verleden graag aan mijn kinderen doorgeef. KENESSE HEKS. tlHHhlt/ltiiW •itiiiiiiiiiiilnii'Jt l|,V "v- V. „THE GOLDEN TOUCH" Letterlijk vertaald staat hier „de gouden aanraking". Ik weet niet of dit begrip in Hollands vertaalbaar is. Het betekent dat sommige mensen alleen al door hun aan raking van dingen of daden deze „goed als goud" kunnen maken. Zo kan dus b.v. een doodgewone bibih petjel een „golden touch" hebben omdat zij, werkend met precies dezelfde ingrediën ten als honderden andere petjel-maaksters, toch porties klaar kan maken van een ver bazingwekkend uitmuntende smaak. Heel wat keukenprinsessen (en prinsen!) hebben dat ook. Ook in Holland kent men dat verschijnsel, want ik heb wel vaker ho ren zeggen als een kopje koffie gepresen teerd werd: „U schenkt een heerlijk kopje koffie!", alsof het dus inderdaad niet aan de koffie zou liggen, maar aan het schen ken. Dat is ook de reden waarom veel Indische mensen niet houden van in massafabrikaat voortgebracht voedsel. Dit zou dan „dood' smaken, onverschillig, karakterloos. Hier mee zijn we dan weer een stapje verder gekomen: elke menselijke aanraking brengt „iets levends" over dat de dode stof op de een of andere manier ten goede komt. Zoiets is helaas nooit te bewijzen, maar ook al zouden we het kunnen, is de we reld dan nóg af te helpen van zijn mecha nische productie? 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 12