HET FEEST LANGS TIJGER PADEN Lex Denninghoff Stelling Soms doet deze beschaafde, moder ne, rijke, luidruchtige westerse wereld me denken aan een feestzaal. Waar eindeloze tafels gedekt staan met veel soortige heerlijke gerechten en dran ken (vergelijk onze winkelcentra maar eens met de arme winkelwijken in de achtergebleven landen), waarvoor gro te drommen feestvierders zich verdrin gen, schertsend, lachend, zingend, nauwlijks verstaanbaar boven de beat- bands met versterkers. Waar het behaaglijk warm is, want we hebben de deuren en ramen ge sloten vanwege de kou buiten (het communisme, de schrijnende honger en armoede van andere volkeren en andere onprettige zaken). En ook is het al zó vol en het is een be slóten kring dat er geen mensen meer bij mogen (stopzetting van im migratie). Niemand heeft het recht ons dit feest te misgunnen, want we hebben er hard en succesvol voor gewerkt; het is "de kroon op ons werk". Feest dus, vrienden, feestl Maar naarmate de avond vordert, wordt de feestzaal benauwder. De feestzaal hangt zó vol tabaksrook, dat ieders ogen vol tranen raken en er haast geen uitzicht meer is welke kant uit ook. Ook hebben we eigenlijk alle maal al te veel overal gesnoept en ge dronken en zó goed smaakt alles ons niet meer. Er zijn zelfs heel wat feest gangers, die er letterlijk beroerd van geworden zijn. En het feest gaat maar door...We hebben ervoor betaald en alles moet op. En ook mogen we geen spelbreker zijn. We hossen maar door. De feest- drukte wordt vele gasten te veel. Men kalmeert, probeert stille plekjes op te zoeken. Men gaat meer en meer afstand doen van feestgeneugten. Afstand doen. Men rookt minder, al liggen de duur ste sigaretten voor het grijpen. Men slaat meer en meer borreltjes over. Er zij zelfs "idioten" die gewoon een glas water verlangen! Men laat de rijkste slaatjes en duurste taartjes staan. Men brult niet meer mee met elk nieuw lied. Het feest begint in elkaar te zakken. Al was het alleen om door minder rook in de feestzaal wat beter te kun nen ademhalen; zijn tranende ogen kwijt te raken. Minder benauwd te zijn en minder last te hebben van nervosi teit en hartkloppingen. Men gaat afstand doen van rijkheid uit zelfbehoud! Er zijn ook feestgangers die af en toe een raam open zetten om "in he melsnaam" wat gehate, koude lucht binnen te laten. Al razen en vloeken daarover sommige feestgangers, men zet die ramen toch open. Meer ramen en langer open. Uit zelfbehoud. Weet U, als je goed oplet, merk je ook dat sommige gasten de "brutali teit" hebben om stilletjes hele dozen sigaretten en sigaren uit het raam te gooien. Om te maken dat anderen ook maar minder gaan roken. Nog andere weer gooien karaffen met wijn uit het raam of in bloempotten. Anderen weer bederven voedsel. Té erg! En dan heb je nog gasten, die door meelij be wogen door de kou van vrienden bui ten, .stilletjes nieuwe gasten binnen laten. Waardoor het nóg doller wordt... En al die "onsportieve" daden heb ben allemaal samen toch alleen maar één doel: het feest wat dragelijker en gezonder te maken. Waardoor dus? Door afstand doen en nogmaals af stand doen. Wie goed rondkijkt op dit feest van het Onvergetelijk Rijke Westen zal merken dat er ondanks het najagen van steeds meer door velen, door een steeds stijgend aantal andere mensen meer en meer afstand gedaan wordt. De vraag is: wie wint het: het feest of het zelfbehoud? En hoe lang duurt het nog? Verkrijgbaar in Boekhandel Tong Tong ATLAS INDONESIA thans slechts voor f 4,50. Bij bestelling bedraagt de porto f 0,80. Mag in geen bibliotheek ontbreken 6,incl. porto. DE GOLF VAN BISCAYE Onlangs las ik een Engels boek en in een passage stond héél terloops dat een der romanfiguren "in de Golf van Biscaye natuurlijk weer bar slecht weer had meegemaakt". Vanzelf springen dan voor elke In dischman oude herinneringen terug aan vertellingen van élke verlofganger dat hij in deze zelfde Golf van Biscaye natuurlijk in een storm gezeten had. Dat hoorde er destijds zó vanzelf sprekend bij in relazen van het ver- lofje naar Holland, die stormen in de Golf van Biscaye, een gesprek over een reis naar Holland was gewoon niet compleet als men het daar niet even over had. Ikzelf ben die roemruchte baai vier maal gepasseerd en heb er inderdaad alle vier keren zwaar weer meege maakt. Tweemaal zelfs een behoorlijke storm. En natuurlijk varieerden ook de verhalen over deze baai in de meest uiteenlopende graden van "erg-heid". Tot in het absoluut ongeloofwaardige toe. Maar we houden ons in elk geval toch wel aanbevolen voor een verhaal. Wie begint? Waar is dat zelfs stevige kerels al capituleerden als het schip de baai maar naderde en ik herinner me nog steeds de uitspraak van een potige sergeant: "Nou, we gaan de baai in; ik ga maar vast legge!" En hij z'n kooi in! Zelf heb ik gelukkig nooit last van zeeziekte gehad. Dus was in de Golf van Biscaye elk etensuurtje bijzonder intiem: de hele eetzaal leeg en alleen maar een stuk of twaalf overeindblij- vers aan tafel. Wat dus voor goede eters betekende: extra "hantem kro- mo"! In die Golf van Biscaye heb ik ove rigens de enige keer in m'n leven vliegende vis gegeten. Ik was toen twaalf jaar en op een middag riep on ze hutjongen, Rebo, me even apart. Hij had iets lekkers voor me. Een vliegen de vis was aan boord gewaaid en Rebo had zich er prompt over ontfermd en de ikan gegorengd. En toen de vis, met rijst en sambei ketjap op een bord, bij ons, jongens, in de hut gebracht. O, o, na al die heerlijkheden van de Europese tafel, wat smaakte die hap super-de-luxe! Nou ja alleen een Indischman kan zich voorstellen hoe we gesmuld hebben, daar in die hut, die af en toe gewoon op z'n kant stond, zodat je het bord zowat met handen en voeten moest vasthouden om er niet mee door de schuit te zeilen! De Golf van Biscaye? Inderdaad, on vergetelijk! 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 4