Door het oog van een naald
HET GELUK VAN HET JAGEN
VERMAAT ZONEN
maandagochtend
kijkochtend
"De jacht behoort tot het zuiverste repertoire
van het menselijk geluk".
JOSé ORTEGA Y GASSET
Ik herinner me een gek geval op één
mijner posteerjachten toen ik boven
Banjoewangi bij Hein logeerde op het
landje van heer Baudoin. Als ik 's mid
dags om een uur of vijf erop uit ging
om te posteren, had ik altijd die ka
tjong met die koeplooh op die de be
diende was van Hein, bij mij. Hij ver
gezelde mij iedere nacht waar ik ook
heen ging en verliet mij nooit. Schieten
kon hij niet, maar hij was gelukkig als
hij maar met mij mee kon gaan.
Op een avond zaten wij de tjelengs
op te wachten aan de rand van een
djagoengveld dat op een helling van
de heuvels lag. Bomen stonden er niet
zodat wij genoodzaakt waren op de
grond te gaan zitten. Van de plaats
waar ik zat kon ik het djagoengveld
goed overzien. De zon was net onder
gegaan en geduldig zaten wij te wach
ten op de dingen die komen zouden.
Het werd 8 uur, negen uur, tien uur
en nog kwam er niets opdagen. Op
eens fluisterde de katjong naast mij:
"Ndoro, bokong koelo kedoeten,
menawi wonten matjan, ndoro". "Hoes,
meneng. Odjo ngomong kosong. Ora
ono matjan ing kéné".1) Doch hij bleef
angstig en keek mij aan met rollende
ogen. Op een gegeven moment, om
een uur of elf ongeveer, hoorde ik
beneden mij eerst geritsel en daarna
het breken van djagoengstengels en
het gesmak van vretende tjèlèngs. Ik
zei toen tegen de katjong:
"Blijf hier zitten en loop niet weg. Ik
ga die tjelengs besluipen". Dat moest
ik wel doen omdat ze nog te ver van
mij vandaan waren. Toen ik sluipend
als een Indiaan het djagoengveld in
was gedaald, kreeg de katjong het in
z'n dooie eentje zó benauwd dat hij
zijn zitplaats verliet en verder de hel
ling op ging om in een stukje dicht
struikgewas zijn heil te zoeken. Zich
door het struikgewas wringend ging hij
er middenin zitten.Ondertussen had ik
die tjèlèngs tot op ongeveer 15 meter
benaderd. Er waren er drie. Het beest
dat ik het duidelijkst kon zien nam ik
op de korrel en vuurde. Het was echter
niet direct dood doch rende met de
andere twee de helling op, precies in
de richting waar wij eerst zaten, en
verdwenen in de groemboelan 2) waar
die katjong zich had verstopt. Ik hoor
de boven een hele herrie, een gekraak
van takken en een schreeuw. Ik rende
naar boven om te kijken wat er gaan
de was. Mardi!" riep ik nog terwijl ik
de helling op draafde, doch nergens
zag ik Mardi, zo heette die katjong,
zitten of staan. Doch iets hogerop zag
ik de groemboelan heftig bewegen. Ik
had er geen flauw vermoeden van dat
die jongen zich daarin bevond. Blik
semsnel bracnt ik het geweer in de
aanslag in gespannen verwachting dat
de tjèlèngs er weer uit zouden komen.
Doch instede van een tjèlèng sprong
er met de veerkracht van een hert een
gedaante uit de struiken te voorschijn,
op handen en voeten op het gras neer
ploffend. Doordat de maan al laag
stond, en niet in het minst vermoedend
dat het weieens een mens kon zijn,
had het een haartje gescheeld of ik
had op hem losgebrand. Toen ik in
die gedaante die zich inmiddels had
opgericht, Mardi herkende, schrok ik
danig. Ik beet hem toe: "Tjoongl, opo
kowé arep modar!3) Ik heb je toch
gezegd om op de plaats te blijven en
niet weg te lopen?" Trillend als een
espenblad en bleek in zijn gezicht ant
woordde Mardi: "Leres ndoro, tapi
koelo adjrih. Koelo stani langkoong
saé pados dekeman ing groemboelan
niki. Tjèlèngipoen sarengan miebet ing
groemboelan, koelo ditabrak tjèlèng
waoe ngantos djengkelit. Allah tobatll,
koelo kagèt mboten kantenan".4)
"Salah moe déwé" 5) zei ik nu la
chend. Gelukkig was hij niet in aan
raking gekomen met een der slagtan
den van het wilde zwijn. Hij had
slechts een paar schrammetjes opge
lopen van het Lantanastruikgewas.
"En waar zijn die tjèlèngs nu?" vroeg
ik verder. "Meniko sampoen amblas,
ndoro".0) Wij liepen het struikgewas
rond en toen zag ik op geen tien meter
daar vandaan een zwart voorwerp op
het gras in het flauwe licht van de
ondergaande maan. "Daar ligt hij!"
riep ik. En wérkelijk, het was de tjè
lèng, hartstikkedood. Flankschot. Mardi
lachte weer en stak met stoïcijnse
kalmte een strootje op. LAURENS
"Mijnheer, mijn zitvlak trilt, mis
schien is er een tijger in de buurt".
"S-s-t, hou je mond. Praat geen on
zin. Er is nergens een tijger".
2) struikgewas.
3) "Jongen!, wil je sterven?
4) "Alles goed en wel meneer, maar ik
was bang. Ik dacht er beter aan te
doen mij hier in het strukigewas te
verstoppen. Maar die zwijnen kwa
men hier tegelijk binnen, liepen mij
ondersteboven en ik sloeg over de
kop. God vergeve het mij, ik schrok
als ik weet niet wat".
5) "Je eigen schuld".
6) "Die zijn 'm meteen gesmeerd, me
neer".
SOLDATEN
Nog nooit heeft Holland zoveel mu
ziek- en fanfarekorpsen gehad als nu.
Er gaat geen festiviteit of jubileum
voorbij of je ziet ze paraderen met hun
krijgshaftige muziek en krijgshaftige
uniformen. Met de sjako's, kepi's,
beremutsen, petten-met-pluimen. Met
tunieken en dolmans, epauletten en
chevrons. Het is de Grande Armee van
Napoleon, teruggekeerd in pompeuze
glorie. En Goddank nu zonder soldaten
en sabels.
Ook zijn de indrukwekkende para
des voorbij met regimenten marche
rende soldaten. Het militairisme be
hoort tot het verleden. En alleen een
enkele onverbeterlijke oudgast denkt
nog met weemoed aan de tijd toen
"militair vertoon" een compagnie sol
daten was in saai grijsgroen. Met maar
één slomprèt vooraf. En verder van
die saaie barisans uit de oerwouden
van Sumatra en Borneo. Die echt kon
den vechten.
Wie nu militair vertoon wil zien, gaat
naar de Delftse Taptoe met alleen mu
zikanten die lopen in balzaal-figuren.
Wat nu in de muziekcorpsen mee
loopt, dat zijn Goddank gewone krui
deniers, tramconducteurs, bouwvak
kers, tuinders en klerken. Met hunne
vrouwen en kinderen en andere fami
lie. Allemaal leuk uitgemonsterd en
nooit een vlieg enig kwaad doend.
"Nie wieder Krieg!"
Het is één doorlopend feest waard.
Van uniformen zonder soldaten. En
met hoempapa en rommeldebom zon
der kruitdamp en sabelhouwen.
Nu vecht men alleen nog maar bui
ten de slagvelden. Op straat. Bij b.v.
vredesoptochten en protestdemonstra
ties. En gooit men keien door ruiten.
En tuigt mekaar af met stokken en
stenen. Heerlijk om er af en toe een
bende van te maken. Met alleen maar
een beetje vrees voor een waterkanon
en een boete van twintig pop. En hier
en daar een Molotov-cocktail, een om
gekieperde auto die in de fik gestoken
wordt. Een kniesoor die daér om treurt.
Want dat we betoel een vreedzame
verdraagzame wereld worden, dat
staat vast, toch?
En van je hela, hola, houd er de
moed maar in! T.R.
tv Juweliers - Horlogers ja
8^ 3* Den Haag *1
THOMSONPLEIN 18
16