TOEKANG BOTOL Hij is ook wel romantisch "De Man met de Dameshoed" genoemd en een onderzoekend schrijver in het oude Indië zou misschien een roman over hem hebben kunnen schrijven. Als er indertijd maar meer auteurs dan schrijvers 1ste klasse in Indië geweest waren! De man die kies de midden-middag uren koos om door de straten te dwa len. Of de ochtenduren dat er geen bezoek thuis was. Want hij wist dat de toekang botol eigenlijk een status symbool was van een soort mis lukte status althans: wie het eind van de maand niet haalde, moest soms voor de onontbeerlijkste blandja zijn ouwe rommel verkopen. Natuurlijk waren niet alle Indisch- gasten zo nonchalant met hun huis houdelijk budget. Ook al omdat wij met eenvoud en vindingrijkheid de te ring vaak naar de nering konden zet ten op de meest absurde wijze. En met tempeh, gereh, oesoes en diverse soorten van "onkruid" de rijsttafel toch nog altijd niet alleen smakelijk maar ook voedzaam konden versieren. Hoe dan ook, als je de toekang botol niet nodig had om je budget te redden, maar alleen om ouwe rommel op te ruimen, werd je nóg vaak aangezien door kwaaddenkende buren voor een domme verkwister. Dus was het altijd wenselijk om de toekang botol on zichtbaar binnen te halen. Dat wist de toekang botol. Dus koos hij meestal kies de stille uren om zich aan te melden. Gentleman, ja? Velen hebben zich afgevraagd waar om deze man juist toekang BOTOL genoemd werd, omdat het immers bij lange na niet alleen lege flessen wa ren, waar hij achterheen zat. Vooral kort voor de oorlog waren er zóveel lege flessen op de vrije markt dat je ze voor een cent per stuk nauwlijks kwijt kon. Speurders menen dat die naam stamt uit de oude tijd toen de zwaar drinkende Hollanders practisch alleen lege jeneverflessen kwijt wilden. En toen er nog een groot "flessen-man- quo" was in de kampongs. Nog vóór het limonade- en stroop-tijdperk. Maar dat is natuurlijk niet te bewijzen. De Hollandse opkopers-roep "Vod den en benen!" kon natuurlijk niet worden overgenomen. Welke respec tabele Europeaan had nog vodden om te verkopen! Om je dood te generen! Op de eerste plaats droeg niemand zelfs versléten kleren. OUDE kleren gingen naar bedienden (of familie van bedienden). Wat door omstandigheden inderdaad in haveloze staat geraakt was, dus zelfs niet naar de bedienden^ kon, vond een Nieuw Leven in de me tamorfose "pèl". Dweil dus. We heb ben in heel wat huishoudens de merk waardigste kledingstukken als "pèl" zien fungeren. Nee, vodden waren er niet. En je kon ervan opaan dat als er kleren aan de toekang botol werden verkocht, dus ook de bedienden er niet mee werden bedacht, toean of njonja besar tanggoeng een beroerde tjeplèk-beurt hadden gemaakt! En benen? Kluiven werden altijd "wehhehooi"! Als men zelf geen hon den had, straathonden waren er altijd bij de vleet. Kluiven leefden geen hal ve dag, op welk erf ook! Nee, vodden en benen zaten er niet bij. Wel alle andere oude rommel. En als de toekang botol vreesde dat de verstrooide njonja door het woord "bo tol" niet wakker zou worden, kwam er ook altijd waarschuwend achteraan: "Barang toea, njèèh!" Vaak gevolgd door een gespecificeerder opsomming: koran (waar Hollanders niet de Heili ge Schrift van de Islamieten in zoeken moeten, maar gewone kranten), boe koe-boekoe, kalèng-kalèng, sepatoe... ah! Daar werd iedereen wel wakker van. En mét oude kranten kwamen dan méér ouwe spullen tevoorschijn, die aanvankelijk misschien alleen maar waren opgeborgen omdat het jammer was ze op te ruimen, maar after all toch beter verdwijnen konden: gram mofoonplaten, lampekappen, asbakken, wansmakelijke verjaarscadeaux als as bakken, dassen, vaasjes, enz. enz. Zo'n toekang botol was De Grote Opruimer in elk huishouden, al ging dat opruimen bij het loven en bieden vaak gepaard met kreten van veront waardiging (zowel van njonja als toe kang botol!). Maar hoe heerlijk schoon was het huis dan weer: goedang en garage leeg, rommel onder bedden, sofa's en kasten weg...! Merkwaardig was, dat als voor een toren ouwe barang toch te weinig ge boden werd en de toekang botol kla gend of in gekrenkt zwijgen het erf verliet, "hoogst toevallig" een half uur later een andere toekang botol op de proppen kwam, die betere zaken kon doen met de inmiddels gekalmeer de (of pijnlijker in de put zittende) njonja. Indische zwervertjes wisten wel hoe dat zat: toekang botols hadden zo hun eigen "meeting points" op straathoe ken onder een wijde regenboom of zo. Daar deden ze ook onderling de scherpste zaken. En gaven elkaar goe de tips. Daarna gingen de heren met de aantrekkelijkste goederen naar de pasar met Chinese zaakjes van twee dehands spullen, waar voor muurbor den, boeken en andere "prullaria" soms nog aardige prijzen werden ge maakt. En menig artikel weer verder verhuisde naar een speurlustige stad genoot, bij wiens verlof naar Europa je op de vendutie dan je eigen rommel weer terug zag! Maar doorgaans sleet de toekang botol zijn barang wel in de kampongs of nóg verder in de doesoen, waar lege blikken, flessen en kranten uit stekend verkochten, al was het dan in ruil voor veldgewassen of vruchten! Zulke toekang botols zagen er bij ons aan de deur vaak berooid en armoedig uit, maar dat deden ze "met voorbe dachten rade". Je kon soms uit de dompet op de buikriem verrassend veel tientjes tevoorschijn zien komen. Die dan verleidelijk heen en weer ge- keboet konden worden voor het oog van een njonja, die betoel lelijk aan de grond zat. Maar wij jongens kenden b.v. ook de toekang botol Matrais, die in Kampong Pisangan woonde naast de sadokoetsier, wiens paarden wij soms baadden in de kali. Matrais was een geweldige vliegeraar en uitvinder van onverslaanbaar glastouw. Hij was betoel een heer in de kampong, want z'n huis stond en hing tjokvol stoelen, tafels, krukjes, knaapjes, muurborden, schilderijen, bloempotjes, asbakken, vloer- en muurkleedjes. En thuis sier den ook vele kostbare ringen met ste nen als koeienogen zijn vingeren. Hij was ook de enige "arme Inlander" die wij kenden met een vette boekenkast vol folianten in vreemde talen, maar vooral met veel platen van veldslagen, geopereerde mensen en andere Won deren der Wereld. Als Matrais in een goede bui was, kon je goed te gast bij hem zijn, met een mooi boek in de schommelstoel en met een glas stroop gezellig binnengebracht door zijn met gouden armbanden rinkelende vrouw. Sjonge, sjonge, wat kon je in Indië steenrijk zijn met en van "onbruikbare ouwe rommel"! Die je hier in het nóg rijkere (en toch eeuwig weeklagende Holland met geen mogelijkheid kwijt kan of je moet er geld op toe leggen om het te laten weghalen. En dan soms nóg niet. Hoeveel blijft er dus niet eindeloos staan in duizenden kelders en zolderhokjes van Indischgasten. Die er nog steeds niet toe kunnen komen om de rommel weg te gooien. Sajang toch? Je zou er zoveel mensen nog een plezier mee kunnen doen... Ja, wie wij van de eenvoudigste lie den uit het oude Indië nog het vaakst missen, is de toekang botol. En tóch was hij vroeger (en ook in het latere vrije Indonesië) zó onbelangrijk dat we van alle vrije beroepen toch wel op z'n minst één foto hebben gemaakt, maar van de toekang botol nooit! ALS we het gedaan hadden, zou die foto nu op de voorplaat geprijkt hebben lees verder pag. 8 ■imhtiimitf mum mining 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 5