Batutulis - Tjandi Badjang-Ratu Dit zijn de namen van twee ogenschijnlijk onaanzienlijke historische overblijf selen, welke mij altijd hebben geintrigeerd en die een tijdperk van ruim tien eeuwen Hindoe-Javaanse beschavingsgeschiedenis omlijsten. Beginnen wij bij het oudste van de twee, namelijk: "Batutulis" (de be schreven steen) is tot dusverre be kend als een der oudste overblijfselen van die beschaving. Het bevindt zich in de bedding van de Tji Aruteun (Tji Tjarunten) te Tjampea bij Bogor (Bui tenzorg). In die steen zijn de voetaf drukken van de eerste Hindoevorst Purnawarman gebeiteld, die ongeveer in het jaar 400 uit Dekkan (Zuid-lndia) met zijn volk naar West-Java is ge- immigreerd en er het eerste Hindoe- Javaanse rijk Taruma (Naruma d.i. in digo of nila) stichtte. Volgens de Ja vaanse babads is deze vestiging de 7de Hindoevolksverhuizing en het wa ren Brahmaanse Wishnoeieten. De eerste Hindoe-volksverhuizing naar Ja va moest plaats hebben gehad toen Iskandar dzu'l Karnain (Alexander de Grote) voor de grens van India stond. De twee gebeitelde voetstappen op de steen betekenen, dat hun God Wishnu, die in de vorst is geïncarneerd bezit heeft genomen van het land. Zij hebben dus dezelfde magische bete kenis als het Hindoegebruik om zich het voorhoofd te beschilderen met het voorgeschreven teken tot welke gods dienstige richting zij behoren. In zijn boek "Nederlandsch-lndië" waarin bijgaande foto voorkomt, heeft de Heer Colijn de vertaling van de in Sanskriet schrift en in de Pallawitaal gestelde inscriptie als volgt weerge geven: "De twee voetstappen, gelijk aan die van (de God) Wishnoe van de hier doorgeschreden zijnde (en te vens moedige) Vorst, de Doorluchtige Purnawarman, de Beheerser der stad Taruma". Dit is dus zoveel als de stichtings- acte van het eerste West-Javaansche Hindoerijk Taruma met de hoofdstad Pakuwan. Een der beroemdste vorsten uit dit geslacht, wiens naam tot op de huidige dag nog wordt genoemd is Prabu Gri Wangi (Siriwangi of Siliwangi d.i. "de uitermate Geurende"). Na Taruma kwam de hegemonie aan Pasundan of Padjadjaran, waarvan de hoofdplaats in de buurt van het huidige Tjibadak moet worden gezocht. TJANDI GAPURA BADJANG-RATU. Of: de kleine poort van de koning, be vindt zich in de desa Trowulan in het district Modjoagung ten zuiden van Modjokerto en staat niet ver verwij derd van de grote weg, maar wordt door haast niemand bezocht, ofschoon het naar de foto te oordelen een schoon bouwwerk moet zijn geweest, dat uit grote rode bakstenen, zonder gebruik van metselspecie is opgetrok ken. Blijkbaar durft men het oude bouwwerk niet te dicht te benaderen, omdat het volgens het volksgeloof "angkar" (heilig) is, want er ligt name lijk een vloek op, maar er is ook een voorspelling aan verbonden, die de laatste Madjapahitse koning er over heeft uitgesproken, toen hij voor zijn Islamitische vijanden de vlucht heeft moeten nemen. Eigenaardig is ook het feit, dat dit eeuwenoude bouwwerk tot op de huidige dag niet is overwoekerd "Batutulis" in de bedding van de Tji Tjarunten te Tjampea bij Bogor. door de alles vernielende tropische vegetatie en voornamelijk de waringin, die met zijn machtige wortels al de andere oude bouwwerken in zijn wur gende greep heeft vermorzeld. Volgens de legende moest de laatste Prabu Bhra Widjaja, staande voor de poort in tegenwoordigheid van de ko ningin Ratu Aju Dijah Suhita, de kroon prins Raden Gugur en de ganse hof houding het volgende hebben gezegd: "Ik bezweer U bij de Goden, die U zullen vernietigen, Gij ministers, gij priesters en gans mijn volk van Madja- pahit. Binnenkort zal deze stad door vuur en zwaard worden vernietigd, zo dat er niets van haar zal overblijven. En gij Suhita zult op haar puinhopen wenen, totdat de Rechtvaardige Vorst zal wederkomen om Wilwatikta te her stellen!" (Wilwatikta is een andere naam voor Madjapahit). Volgens de legende vluchtte de koning en de zijnen in Zuidelijke richting en stonden al spoedig voor de beide ar men van de kali Gunting (Schaarrivier). Geërgerd sprak de vorst ook over de ze rivier een vloek uit, zodat tot op de huidige dag geen feest- of bruilofts stoet deze rivier dorstten te overschrij den op poene van ongeluk. Om dit euvel te omzeilen getroostte men zich een soms kilometerslange omweg. Toen dan de vorst en de zijnen bij Malang was aangekomen moest hij met zijn achtervolgers de laatste slag leveren om vervolgens via Balamban- gan naar Bali te vluchten, terwijl Raden Gugur zich in het Tenggergebergte te rugtrok, waar hij als kluizenaar onder de naam Kijahi Lembu Manis verbleef. De kroonjuwelen en de schoonste bouwwerken werden naar Bintoro (De- mak) overgebracht en de stad werd aan brand en verwoesting prijsgege ven, zodat met recht geen enkele steen op de andere bleef staan. Vanaf de haven Udjung Galuh (bij Tarik?) tot aan de voet van de Andjasmoroberg- keten werd de stad aan de verwoes ting prijsgegeven. Alles was in puin gevallen, behalve de gapura Badjang- Ratu staat nog overeind, gelijk een in ontbinding verkerende wijsvinger, die opgeheven wordt alsof hij waar schuwend wil herineren aan de vloek en de voorspelling van de laatste koning. Toen in de begindagen van de tot standkoming van de Republiek Indo nesia ex-president Sukarno voor de gouverneurswoning te Surabaja voor een tienduizendkoppige menigte de mededeling het luchtruim insiingerde: "Aku jo arèk Surobojo!" d.i. "Ook ik ben een Surabajase jongen!" moest ik onwillekeurig denken aan de voorspel ling bij de Badjang Ratu gedaan. Wilde de President daarmede wellicht zeg gen, dat hij derhalve ook een "Anak Madjapahit" is. Een zoon van Madia- pahit in wie het volk nog gelooft, dat hij eerlang als Eru Tjokro, de Recht- 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 6