Jongens - rimboe - avontuur
"Toelèn"
Jos. van Arcken
In de jaren tussen 1925 zat ik op
school (H.I.S.) te Langsa. Als de vas
tenmaand kwam (Poeasa) dan hadden
wij 40 dagen vakantie (Adoeh zeg! je
krijgt weer heimwee aan die tempo
doeloeü).
Een paar of meer jongelui, belust op
avontuur a la Vikings die op stroop
tochten waren uitgegaan, hadden plan
nen geopperd om per "rakit" (vlot van
bamboe's of houten stammen of pisang
gedeboks!) vanuit de stroomopwaarts
(oedik) met de stroom mee laten voe
ren tot onze vaste ankerplaats en dat
is: de "panglong", waar de Chinezen
dikke boomstronken tot planken ver
werken. Deze boomstronken zijn van
die kaliberachtige diameters uit de
bossen omgehakt en met rotan 2 of 3
naast elkaar vastgesnoerd en tijdens
de bandjir in de rivier laten drijven en
elders op de plaats der bestemming
opgewacht door een groep van die
Chinese werkers gewapend met haken
en stalen kabels te enteren en vastge-
meerd.
Enfin, plannen werden gemaakt en wij
waren met zijn tienen: 3 Atjehse- (w.o.
1 kleinzoon is van ex opstandige stam
hoofd tijdens de Atjeh-oorlog onder
Generaal van Heutz), 2 Batakse-, 2
Javaanse-, 2 Padangse jongens en mij-
zelfs natuurlijk!
Als je denkt aan die tijd dat wij zo bij
mekaar konden aanpassen (saamho
righeid) is mij nu een raadsel!
Op een mooie ochtend om zeven uur
waren wij allen bepakt en beladen met
de benodigdheden voor een volle twee
dagen avontuurtjes, elk met de fiets
afscheid genomen van onze ouders de
tocht te ondernemen.
Eerst langs de kampongwegen voor
zichtig fietsenden, waar de meeste
Atjehers ons na staarden met hun
wantrouwende blikken, kwamen wij
eindelijk de vrije natuur in met een
onmetelijke uitgestrekte rubberbomen
(de "goudaders" van mooi Indië!)
Ruim vijf of zes uren fietsen stop
ten wij eindelijk bij een gardoehuisje,
waar juist de "contractanten" van de
rubberplantage hun afgetapte sappen
van de rubberbomen (getah) in melk
bussen storten die later per lorrie naar
de fabriek transporteerden.
Een paar van die lui waren behulpzaam
met het scharrelen van hout én grote
stenen, want wij zouden onze "pot
jes" koken.
Elk van ons wisten wat ze moesten
doen, de ene rijst koken 't gaat zo:
3 van die grote stenen zo plaatsen
dat het vuur van het kreupelhout mooi
kon branden. Wij gebruikten geen
dangdang, maar een "prioek".
Elk één deden hun plicht: de ene
maakte dadar, sambal badjak, de an
dere had rendang meegenomen (Pa-
dangers). Ik ging zelf "ikan pedog"
18
met jonge mangga in fijne stukjes ge
sneden en sambal gemengd, de ikan
pedog als "pèpès" van maken gewik
keld in pisangbladeren.
De ene jongen zocht groenten: jonge
pakisblaadjes (varens) en ketellabla-
deren, als lalap van maken. De andere
jongen stoofde katjang pandjang
kangkoeng.
Wat hadden wij gesmuld en pedesnja
boekan main, tot je oembel en tranen
meespreken!
Enfin, daarna even uitblazen en daarna
de tocht weer voortzetten. Wij moes
ten vóór donker onze bestemming be
reiken. Ongeveer half zes 's middags
eindelijk onze doel bereikt en bezweet,
vol deboe en bekaf werden wij door
de opzichter van 't Boswezen (de naam
is mij helaas vergeten) een Atjeher
met een Herculesbody, ontvangen.
Hij was één en al vol humor en aardig
van karakter. Hij liep altijd met zijn
dubbelloops; tevens prijkte bij zijn
buikriem de bekende "rentjong".
Zijn gastvrijheid is mij tot nu toe nooit
te vergeten. Wij kregen een kamer toe
gewezen waar alleen tikars lagen ge
spreid op slaapbanken plus twee lam-
poe temploks aan de wand.
We gingen allen vroeg naar bed. 't
Was erg stil, je hoorde niets dan ge-
sjirp van djangkriks die van tijd tot tijd
onderbroken werd, door 't snerpend en
klagend geluid van uit de verte een
troep "mawas" (bruine orang oetans).
Volgens de opzichter de mawas zijn
gek op doerians; als de doeriantijd
aanbreekt, komen deze orang oetans
in het geniep en sluw de bewoonde
wereld af (dorp bedoel ik hiermee) en
zoeken de besten af (de goudgele
vruchtvlees).
Niet alleen de mawas, maar de tijgers
ook, ze zijn verzot er op.
De volgende morgen, nadat wij onze
inwendige mens gevuld te hebben, en
de opzichter bedankend voor zijn gast
vrijheid, tevens onze rijwielen an
dere kokerellen goed ingepakt, aan
hem toevertrouwend zetten wij te voet
onze reis voort via een smalle rimboe
pad de rivier tegemoet. Onderweg von
den wij, erg vreemd, veel djamboe
kloetoekbomen met vruchten nog jong
en sepet, toch lekker van smaak!
Eindelijk hadden wij onze doel bereikt,
de drie Atjehse jongens die elk gewa
pend met een "parang" (kapmes) de
aan de oever aangetroffen wilde pi-
Voor Omega, Zenith en vele
andere goede merk-horloges
naar
Na maanden lang geduldig wachten
(ook voor Tjalie!) komt eindelijk het
verhaal van Dubois aan de beurt voor
plaatsing. Sommige lezers zullen het
verhaal misschien afkeurend bekijken,
omdat het Nederlands verre van "ah-
plus" is, maar anderen zullen met
zóóóveel plezier een kontjo-tien-plus"
herkennen van toen froeher, dat ze
het ons kwalijk genomen zouden heb
ben als we als een nette schoolmeester
aan het "corrigeren" geslagen waren!
Ook doen Dubois en zijn vriendjes
me denken aan twee neven die ik
vroeger had in Atjeh (moeder Atjehse
vrouw), die van hetzelfde rimboe-hout
gesneden waren. Hoe zelden vind je
dat slag jongelui nu nog terug!
sangbomen omhakten en ook dunne
taaie houtsoorten handig verwerken
als spiezen. Daarmee maakten ze na
tuurlijk met behulp van ons, "gotong
rojong" een vlot (rakit) van 2 meter
breed en 3 meter lang vastgebonden
met wilde lianen. Voorzorgmaatregel
maakten wij nog één rakit bij! Toeval
lig boften wij, wij troffen een paar
Chinese werkers van"het houtbedrijf
("panglong") die aan de oever bivak
keren wachtend op 't wassen van de
rivier, om straks de omgehakte boom
stammen stroomafwaarts te dirigeren.
De "tjina-panglongs" hadden ons ad
viezen gegeven, hoe je moet manoe-
vreren, als je bij toeval in een draai
kolk of snelle stroomversnelling te
recht komen.
Laan van Meerdervoort 520
Den Haag - Telef. 33 64 41
Enfin, eindelijk was de tijd aangebro
ken voor 't grote avontuur en nage
wuifd door de achtergebleven Chine
zen dreven wij af op onze pisang vlot
en met een stuk liaan vastgebonden
onze reserve gètèk er achter! Net
echte Tarzans joelden wij de vrije na
tuur onbevreesd tegemoet.
Gelukkig dat de rivier rustig was en
niet bezaaid met keien van stenen zo
als op Java's rivieren, zodat wij rustig
de situatie konden beheersen.
Na vele bochten en obstakels getrot
seerd te hebben, belandden wij einde
lijk 's middags tegen vier- uur honger
en wel en natuurlijk drijfnat: de be
stemde "panglang", waarempel opge
wacht door een drom badende kam
pongmensen met een gejoel en tepok
tangan. Hé hé, 't was een mooie tijd
geweest mensen!
Hoop dat U allen moge meegenieten
van dit jongensachtige verhaal en tot
de volgende keer dan.
Aan heer Tjalie mijn dank voor het
plaatsen in de Tong Tong en salam
hangat dari kami anak Sumatra.
F. Dubois