PUIN HET MEISJE UIT Jezus wilde genezen worden, waarop hij bevestigend antwoordde .Dezelfde dag zocht ik de zuster van Dr. Sosro, die getrouwd was met de controleur van de pandhuisdienst te Semarang, R. M. Sosrohadikoesoemo, op, die toe zegde er dadelijk werk van te zullen maken. Twee dagen later kreeg ik een telefoontje, dat ik de fles met water voor mijn zoon kon halen. Na gebed, gaf ik mijn zoon een glaasje van het water te drinken en smeerde wat van het water op de wond. De volgende dag ging ik al heel vroeg naar een ziek lammetje kijken en hoorde iemand achter mij aan lopen. Het was mijn zoon, die mij omhelsde en zo blij was dat hij weer lopen kon. God zij ge loofd! Een ander hemelwonder was het geen hierna volgt: De vader van mijn collega M. Bürer was, wegens ernstige ziekte, in het Juliana-ziekenhuis opge nomen om geopereerd te worden. De operateur was de bekende chirurg Dr. Neuberger, die bijgestaan werd door de eveneens bekende internist Dr. Woensdrecht. Bij de operatie bleek dat de patiënt kanker had en wel in zulk een vergevorderde staat, dat men hem nog hoogstens een week te leven gaf. Bürer Jr. vroeg zijn vader of hij er niets op tegen had, dat hij Dr. Sosrokartono raadpleegde, waar de doktoren hier hem toch reeds hadden opgegeven. Hoewel het hem zwaar moet zijn ge vallen de fam. Bürer was streng R.K. willigde hij het verzoek van zijn zoon in, die onmiddellijk met de auto naar Bandoeng vertrok. Met een fles water teruggekomen, liet hij de zieke een glas er van drinken. De vol gende dag kwamen de doktoren Neu berger en Woensdrecht naar de pa tiënt kijken en waren uitermate ver baasd te moeten constateren dat ze niets meer konden vinden. "De weten schap heeft gefaald" was het bescheid van Dr. Neuberger. De heer L. Bürer mocht het ziekenhuis verlaten en heeft daarna nog zeven jaren geleefd. Het bovenstaande heb ik te Sema rang meegemaakt. Verder ben ik in het bezit van een reeds vergeeld blad papier, waarop het volgende: Een mens lijdt dikwijls 't meest Door het lijden dat hij vreest. Doch dat nooit op zal dagen; Zo heejt hij meer te dragen Dan God te dragen geeft. Het leed dat is, drukt niet zo zwaar Als vrees voor allerlei gevaar En komt het eens in huis, Dan helpt God altijd weer En geeft Hij kracht naar kruis. Sosro Kartono Men vertelde dat Dr. Sosro Kartono in zijn slaapkemer een pracht Engels bed had vol met boeken en hijzelf op een balé-balé sliep met een telefoon- Een goede vriend die hier eens met aandacht en begrip naar de stapels paperassen op onze schrijftafels en in de kasten keek (de meeste bezoekers kijken er over heen!), zei me eens: "Goeie genade, Tjalie, je bent levend begraven!" Deze in scherts gesproken woorden hebben me toch wel diep getroffen. Want inderdaad zijn al onze herinne ringen in brieven, manuscripten, foto's, tekeningen niets anders dan brokstuk ken van een ineengestort verleden een als door een aardbeving verwoes te stad, waarin overledenen naarstig waardevolle stukjes en brokken ver zamelen en naar me toe brengen. "Hier, Tjalie! Bewaar dit! Bewaar dat!" NIEMAND van U heeft er enig idee van dat al die brokjes een nieuwe berg puin vormen, waar ik zo goed mogelijk enig systeem in probeer te brengen en probeer te bewaren wat ik kan. Maar het is té veel wat aangebracht wordt, en inderdaad zijn er vaak momenten dat ik volledig bedolven ben. Zélfs van wat "gered" is, zal veel verloren moe ten gaan, omdat doodeenvoudig Tjalie en zijn staf niet lang genoeg leven om deze berg "puin" te verwerken! En zelfs van alles dat geplaatst wordt en zo zoetjes aan volle jaar gangen gaat vormen, zal in een ver dere toekomst tóch ook veel verloren gaan... Dit is niet alleen met Tong Tong zo. Dit is met alle volksgroepen zo, zó oud als de wereld is. En in wezen ver schillen Alle Grote Beschavingen der Mensheid in niets van een haring die een paar miljoen eitjes legt, waarvan maar een handvol tot volle wasdom komt. Of een delima met zijn vele pit jes, waarvan maar een enkele tot volle wasdom komt. Laat ons dus geen verdriet hebben om alles wat verloren gaat: de wereld zou immers één ontzaglijke puinhoop worden, waaronder alle leven verstikt raakt. Laat ons alleen gelukkig zijn met de massa mooie dingen die we toch wel aan een verwoest verleden ontrukt hebben. En waarvan een heel klein beetje bewaard zal blijven. Dat kleine beetje zal voldoende zijn om ergens toestel vlak boven zijn hoofd, opdat hij iederéén direct kon helpen. Men behoefde hem niet te bezoeken, maar kon volstaan met telefoneren met een fles water in de hand. Wanneer men, onder zijn gebed, het water zag borre len, dan was het goed en dan genas de zieke. Het kwam ook wel voor dat er een barst kwam in de fles, zonder dat er een rimpel op het water te be speuren was. Dat betekende dan dat het verzoek te vergeefs was geweest en genezing zou uitblijven. L. F. M. Busselaar in de toekomst nieuw denken te "be vruchten" en tot nieuwe groei brengen. Misschien is het alleen een stukje van Si Klaas, misschien een grapje van Bartman, een briefje van Tante Bet, een snapshot van een onbekende inzender...terwijl mooie, kostbare her inneringen kansloos verloren gaan! Maar, weet U, zelfs al die kleine ervarinkjes zijn (net als eitjes van een haring, de pitten van een delima) dra gers van een specifiek, eigen, denk leven dat de kiemen bevat van een levensbeschouwing die niet sterven kan en alleen wacht tot een nieuwe bloeitijd aangebroken is. Misschien zal alles verloren gaan en maar één ver haaltje "uitverkoren" zijn om in een jonge, frisse, sterke geest in de toe komst nét die vonk te zijn die een heel nieuwe levensfilosofie op gang brengt, die een hele maatschappij op nieuw bezielen zal. Eén maar! Daarom: bedelf me maar met puin, zoveel als U kunt. Al was het alleen maar om dat éne stukje Indische den ken dat bewaard moet blijven. Voor misschien een nieuwe "timmerman van Nazareth" of een nieuwe "kameeldrij ver van Mekka", die immers ook "met niets begonnen". Alleen maar met één vonk... T.R. DOOR TONG TONG LEZERESSEN ZELF GEMAAKT! 5,0,35 porto. een ttRart .reuze uit m DE DUIZEMD-EN-mj B'JDIMÜD: VOOS TON6TONO \t«N SHEHEW\Z4DE.5 OUD-JNDK.' 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 5