VOEDSEL-PERIKELEN VROUWEN BUITEN DE KAWAT In de bezettingstijd woonde ik bij mijn moeder in Malang. Papa was in 1943 gestorven, mijn man zat ge-"ta- wand". Gelukkig hoefden wij niet in de totokwijk en konden wij blijven wonen in ons grote huis met het uitgestrekte erf in Glintoeng, waar mijn vader voor de oorlog een tegelfabriekje had. Het grote verdiepingshuis werd door ver- schilende vrouwen met haar kinderen bewoond. Ikzelf huisde met mijn moe der en mijn beide zoontjes van 2 en 4 jaar in de autogarage achter, die we als paviljoen hadden ingericht. Alles bijéérf: rottanzitje, daarnaast een klei ne dapoer, een eettafeltje en in de garagekamer onze bedden. "Oma" (mijn moeder, de oudste van ons allemaal en eigenaresse van het huis), was ons aller "keloearga". We zaten wel buiten de kawat, maar ge makkelijk hadden we het niet. In het begin mochten we nog bedienden hou den en bleek onze oude Moen een trouwe kebon en helper. Later moest hij echter weg en moesten wij, vrou wen alles zelf doen. Eén van de meis jes, die in het grote huis woonden, kon goed klimmen en plukte de rijpe mang- ga- en advocaatvruchten, die we op het erf hadden. En wat waren we ge lukkig, wanneer met een doffe slag een rijpe klapper van de boom viel. Als dit in de avond gebeurde, gingen we de vrucht halen, voor hij door de Javaanse buren werd gestolen. De vol gende dag werd de klapper dan ge raspt en maakte Oma er sroendèng van. Vlees was schaars en duur. De Jap wilde niet, dat we te veel van dat ar tikel aten, dus werd het haast niet op de markt gebracht, net zo min als melk. Clandestien konden wij nog wel eens een grote "gandik" (muis) of een "loeloer" (haas) krijgen tegen 'n hoop geld. We leefden gewoon in een angst psychose. Geen voedsel betekende de grootste ramp. Dus werden onze gor dijnen en ander onnodig textiel ver kocht, om maar aan eetvoorraden te komen. We hadden onze geheime a- dressen, om die te bemachtigen. Zo kreeg ik eens een tip, dat ik in de Wilhelminastraat op die en die dag een groot stuk vlees kon krijgen bij een vriendin, die connecties had met een geheime slager. De weg van ons huis in Glintoeng naar de Wilhelminastraat voerde langs twee Jappen-posten. Een pakje meenemen of achter op de fiets binden was veel te gevaarlijk. Je moest afstappen om te buigen en je kostbare waar kon je worden afgenomen. Hoe moest ik nu de twee kilo daging-sapi naar huis brengen? Eerst probeerde ik het vlees op mijn buik te binden, maar dat was te gek. Ik leek een hoogzwan gere vrouw en dat wilde ik niet, want dergelijke wezens werden in de Nip- pontijd geringschattend aangekeken. Wat dan? Mijn vriendin wist uitkomst: Kind, bind het over je buste. Er was geen andere mogelijkheid. Krom van het lachen speelden wij het klaar. Het resultaat was een struise Irma op de fiets met een voorgebergte van wat heb ik jou daar!!! Bij de Nip- ponwacht stapte ik behoedzaam af en maakte mijn buiging. Trots als een pauw fietste ik verder. Ik moest wel, want alleen door héél rechtop te fiet sen, bleef de biefstuk op zijn plaats. Gelukkig bereikte ik zonder ongeluk ken ons huis. Een andere keer kwam in de middag uren een koopman binnen. Hij was van de dessa gekomen en torste een pi- koelan met twee grote krandjangs brui ne bonen. Toen mijn moeder die zag, werd ze haast gek van begeerte. Brui ne bonen, heerlijk bij onze rijst, in de sajoer asem, voedzaam en smakelijk. "Wat vraag je er voor, Kang?" vroeg ze. Het antwoord klonk ons vreemd in de oren. "Katok, ndoro njonja" (een broek, mevrouw"). "Katok? Ik heb geen katok, we heb ben toch geen mannen in huis". "Dan verkoop ik U de bruine bonen niet", zei de man, "want ik wil geen geld, alleen maar een broek". In de oorlogsjaren was immers voor de be volking textiel heel moeilijk te krijgen. Mijn moeder zag haar hoop in rook opgaan, de hoop een petroleumblik vol kostbare bruine bonen in voorraad te hebben. "Wacht even man", zei ze naden kend, "wil je misschien ook een vrou wenbroek van wit goed?" "Inggih, ndoro", antwoordde de man gretig. "Ntennie disih, ik zal zoeken, ja?" (wacht even). Oma ging schielijk naar binnen, en kwam even later terug met een kle dingstuk. "Matoer kasoewoen sanget", zei hij (hartelijk dank) nam de broek en oma dolgelukkig de bruine bonen in ont vangst. De oudjes onder U, Tong Tong-ers, weten wel, hoe een damesbroek anno 1903 er uit zag. De bruid van toen kreeg in haar uitzet 48 van die dingen mee, gemaakt van stevig wit katoen, met vier touwtjes, reikend tot de knie- en en afgezet met stevige kant, onver slijtbaar. Na 40 jaar was mijn moeder nog niet door haar voorraad heen en droeg zij die ondingen maar af. Weinig zal zij op haar huwelijksdag vermoed hebben, dat een van haar kledingstukken haar, haar dochter en haar kleinkinderen nog eens zou red den van de hongersdood. IRMA SUSAN-MATHEY AMERIKAANSE JONGEN Er deugt zo weinig van de Ameri kanen hun manieren, hun instelling, hun onderwijs, hun kinderen, hun ou ders etc. etc. dat het een verrassing is als je eens iets heel gewoons en prettigs over ze leest. Uit een brief van Tet Frijn: "...kreeg ik een boeket theerozen van een Amerikaanse student die we toegewezen kregen via de MMS van Frouke: Education Travel Company, een American Highschool student. Hij was 17 jaar, bleef vier dagen een echte coca cola drinker. We von den hem net een groot kuiken, verder erg aardig en we dachten zo: behandel hem zoals je zelf behandeld wilt wor den. Hij had het ontzettend warm, dus trok hij zijn blouse uit. Ging languit op de bank gitaar spelen. Heb ik niets op tegen, zei Max tegen hem, maar als mijn vrouw binnenkomt, zit je fatsoen lijk. Yes Sir, en hij deed het ook. Thuis moest hij dat n.l. ook. Grappig hè? Bij het weggaan hadden we hem als sou venir glazen meegegeven. O, hij was diep verontwaardigd, toen ik hem een paar maal op het hart drukte er voor zichtig mee te zijn. Denk erom, die glazen zijn voor je moeder. Yes, yes, I will. Nu, ik dacht dat hij me misschien niet goed begreep, dus moest Max het nog eens vertalen. Oh griebels (vrij vertaald dan), alle moeders zijn hetzelfde! Ja, zei ik, en alle kinderen ook, want bij hun gaat het het ene oor in, het andere uit". Af en toe, als het niet altijd kan, af en toe, andere mensen zien als ge wone mensen. Ik geloof dat we er alle maal op vooruit zouden gaan. L D. BRUINE BUS Saldo per 1 sept. '68 f 5292,99 Binnengekomen in sept. '68 N.J.-S. 5,—; Hr. B. 6,25; J.B. 18,25; F.L. 7,50; M.M. 24,75; L.S. 5,—; M.S.- R. 12,—; d.l.R. 2,—; S B. 2,—; E.B.v. 0. 2,50; F.A. 10,—; A.O. 5,—; M.R. 15,—; C M. 5,—; W.D.D. 2,50; W.v.d. V. 6,20; W K. 1,50. Totaal 130,45 Binnengekomen in okt. '68 E.D. 25,—; H.R. 14,—; J.U. 10,—; A.M./ A.H. 42,—; A.S. 7,—; C.B.v.O. 2,50; F.A. 1,—; H.deW. 10,—; J.K. 12,50; J.S. 10,—; L.K.v.H. 5,—; J.deH. 4,—; H.D. 1,—C.M. 5,—; A.C. 5,—; E.K. 7,50; A.B. 20,—; J.v.d.D. 10,—; H.deW. 10,-; J.L. 5,—; mevr. B. 7,67; L.O. 5,—; C.D. 8,45; M.Q. 42,30; J.D. 3,10; mej. S. 3,87. Totaal f 267,89 Saldo per 1 nov. '68 f 5691,33 Hulpverlening v.K. 120, f 5571,33 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 12