AMSTEL HET GELUK VAN HET JAGEN MIJN EERSTE "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk" JOSé ORTEGA Y GASSET Ik vind die jachtverhalen altijd hart stikke baik, en daar ik zelf van de jacht heb geleefd, schrijf ik hier een verhaal over de jacht met een oude foto van 1932. Vader was al vroeg gepensioneerd als Adj.O.Officier van 't Barisan korps te Soemenep Madoera. Wij woonden buiten de stad, dus in de desa. Het was een groot huis met klappertuinen, mangga, kapok enz. Ook werd er in de droge tijd, door bevloeiing djagoeng geplant. In de regentijd padi. Al als jongen van 6 jaar schoot ik met een windbuks op de badjings, die de klap per vernielden; later op mijn 9e jaar met halve lading, cal. 16, op de bètèts, die de djagoeng vernielden. Van moe der kreeg ik dan voor 1 dode badjing 2'/2 cent. Toen ik 8 jaar was mocht ik met de 6 mm schieten, maar al gauw werd de premie verlaagd, voor 2 ba djings 21/2 cent, want met de 6 mm was het veel gemakkelijker. Als vader op de drijfjacht ging, moest ik altijd mee, want vader ge bruikte mij als een soort mascotte. We gingen veel bivakkeren voor een dag of drie; naar de bekende jacht- plaats Doengkek! De oude jagers ken nen deze plaats wel, 't ligt helemaal aan de oostpunt van Madoera. Op een keer stond ik met mijn vader achter een boomstronk. Al gauw hoor den we de drijvers schreeuwen en de honden blaffen. Vader zei tegen mij: "Houd even 't geweer vast, want ik moet erg p En hij draaide zich om. De jonge jager rol trots met zijn eerste geschoten tjeleng! Opeens hoorde ik vlak voor ons een heel gekraak, en op hetzelfde ogen blik, stond er een grote godèk (beer) naar ons te kijken. Ik aarzelde niet en legde meteen aan en trok af. Een fer me knal en ik viel met geweer en al achterover tegen vader, want ik had nog nooit met volle lading geschoten. We waren even in paniek, want va der viel ook om. 't Zwijn rende rakelings langs ons heen. Vader graaide naar 't geweer, stond op en gaf mij een oorveeg en zei: "Je wordt nooit een goede jager". Maar wat bleek nou naderhand? Iets verder, waar we stonden hoorden we zacht gekreun. Vader ging voorzichtig kijken, en daar lag mijn eerste zwijn, op mijn 10e jaar zelf geschoten. Wel is waar moest vader 't beest een genade steek geven, maar ik was die dag de koning te rijk. L. R. Vanhove Soms sturen we jachtcopy naar G. H. Bartman toe om hem van tevoren al een beetje te laten mee-genieten. Bij bovenstaand verhaal en foto schreef onze oude spoorzoeker nog het volgende: Er gaat èn van de brief èn van de foto door de onopgesmuktheid, de na tuurlijkheid die je eruit proeft, een gro te charme uit. Bekijk de foto eens: Dat jonge gezicht waarin een paar ogen je recht aankijken drukt trots en zelfbe wustheid uit. Zoiets van: Hoe dèng je! Heb ik zelf heleld ih! Bolih ja? En terecht! Want wat daar is om gelegd is wel een buitengewoon mooi stuk wild! Niet zo maar "een zwijn", maar een van de allerbeste soort. Be kijk die prachtige korte kop. Ik heb wel eens wilde zwijnen gezien, nou, eerst een kop met een clarinet eraan, dan weer een ontzettend lange snuit en nogeens snuit en dan de staart. En toen al! Maar dit beest, daar kun je trots op zijn hoor! Kijk ook naar de deskundige manier waarop vier vingers van de knaap z'n rechterhand de pistoolgreep van de 16 omvat houden, de duim vlak achter de haan. Zo mot 't en nie anders! Ove rigens de hele houding van het lichaam is ontspannen, a real red blooded he- boy with shotgun and prize! Voor mij een veel aangenamer beeld om naar te kijken dan naar een van een of an dere moderne langharige slungel (sor ry)- Oud Soerabaja-jagers zullen inder daad Doengkek nog kennen. Het is 'n hard en droog land. Ik ben er heel vroeger eens geweest. Een beetje uit de buurt, je moet Madoera van links helemaal naar rechts rijden wil je er komen. Maar de wildstand is heweldeh en de zwijnen first quality (hoe kan je van een halve Madoerees als ik an ders verwachten dan dat hij zegt van Madoera: First Quality!!) Ook wij, d.w.z. een schoolvriendje van me en ik, beiden "gewapend" met een B.S.A. luchtbuks, na schooltijd slenterend door de kampongs in de buurt van de stad Soerabaja "werk ten" op tarief, n.l. één badjing, één deganüü Maar onze ogen waren zo scherp als die van een alap-alap en tot verbijstering van de goede kam- ponglieden kon géén badjing zó hoog op een "blarak" zitten, of hij kwam er wel, een "diabolo" zwaarder gewor den, omlaag gezeild! En toen was het al gauw: Twee badjings één degan! Treurig! We werden al heel vroeg ge confronteerd met de harde wet van vraag en aanbod! Als ik hier in het park ben verzuim ik nooit een bezoek te gaan brengen aan de volière waar o.a. een bètèt in huist. Op een keer zei iemand naast me: "Hoe heet die vogel?" Ik zeg: "Dat is een parkietsoort. Wij die van Java komen noemen 'm bètèt, Als de mais op de velden, dicht bij het bos, rijpt, komen de bètèts er op af. Bij zwer men! Als ik zeg "bij zwermen", bedoel ik ook bij zwermen! En dan hoor je overal het vrolijke tèt, tèt, tèt van de vogels en het wanhopige geschreeuw van de Javanen om ze weg te jagen. Want ze zijn schadelijk hoor, die bè tèts! Het zijn bliksemsnelle vliegers en je moet een vaardig schutter zijn om ze in de vlucht te kunnen raken... Er komt in Oost-Java nog een parkiet soort voor, de srindit of slindit of slin- ditan...zo groot als een mus met een korte staart...Ze houden 'm in bam- boekooien die draaien kunnen om de lengteas en de srindit loopt maar, loopt maar en de kooi draait... Is het niet zo, bètèt? G. H. Bartman 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 30