EEN BROK BOEIENDE INDISCHE
HISTORIE
Tong Tong
€)nze trooót
„Herinneringen van Jhr. Mr.
B. C. de Jonge" - Wolters-
Noordhoff N.V. 1968.
f 41,-
De laatste landvoogd, die onder
wat men achteraf kan noemen nor
male omstandigheden zijn ambtspe
riode heeft vervuld, heeft nauwkeu
rig aantekeningen gehouden van zijn
belevenissen. Jhr. mr. B. C. de Jonge
heeft zich niet bepaald tot zijn Indische
tijd. Het verhaal begint al in zijn jonge
jaren: eerst advocaat, na de voltooiing
van zijn studie, dan ambtenaar en
vervolgens plotseling minister van
oorlog! De toen nog vrij jonge ambte
naar heeft dank zij zijn energie, een
grote mate van zelfbewustheid en
doortastendheid deze benoeming
waar gemaakt. Na zijn aftreden volgt
een periode van werkzaamheid voor
de Koninklijke en tenslotte, in 1931,
zijn optreden als G.G. van Nederlands
Indië. Zijn ambtsperiode eindigt in
1936, wanneer hij de landvoogdij over
draagt aan jhr. mr. A. L. Tjarda van
Starkenborgh Stachouwer.
Van alle belangrijke - en soms ook
van onbelangrijke - voorvallen in deze
merkwaardige carriere heeft De Jonge
aantekening gehouden zoal niet voor
publicatie, dan toch om familie en
vrienden in staat te stellen er kennis
van te nemen. De familie heeft thans,
jaren na zijn dood, het manuscript af
gestaan ter publicatie. Het is een
hoogst interessant boek geworden,
van aantekeningen voorzien door prof.
dr. S. L. van der Wal, die thans in
Utrecht een leerstoel bekleedt en zich
tevoren reeds verdienstelijk had ge
maakt door uitgeven van bronnen be
treffende de laatste fase van het
„normale Nederlands bestuur over
Indonesië. Van der Wal is oud-be
stuursambtenaar, maar ontpot zich als
een ware man der wetenschap. Zijn
anotaties zijn compleet en voortreffe
lijk. De uitgave is verzorgd door
Wolters-Noordhoff te Groningen.
Natuurlijk vraagt dit boek in de
eerste plaats de aandacht van hen,
die in de dertiger jaren jhr. De Jonge
in zijn zo hoogst belangrijke functie
hebben kunnen gadeslaan. Het was
een bitter-boze tijd. In de jaren van
deze landvoogdij begon de in 1929
ingezette crisis steeds dieper wonden
te slaan in de Indische economie.
Salarisverlaging zowel voor ambte
naren als voor particulieren was aan
de orde van de dag. Ontzagwekkende
begrotingstekorten brachten de ont
wikkeling van Indië volledig tot stil
stand. Eerst tegen het eind van de
landvoogdij begon enig licht in de
duisternis door te breken. Tot de
opzienbarende gevolgen van de crisis
behoorde de muiterij op de „Zeven
Provinciën", een gebeurtenis zonder
weerga in de geschiedenis van de
Marine. Om kort te gaan: het was een
benauwende tijd.
Men zal zich afvragen, of onder die
omstandigheden de landvoogd niet de
rol van boeman ging vervullen. Dit is
niet het geval. Integendeel. Men kan
zonder overdrijving zeggen, dat hij een
der populairste landvoogden is ge
weest. Dit gold niet alleen voor de
Europese bevolkingsgroep, maar ook
voor de gematigde elementen in de
Indonesische maatschappij. Hij had
dit ongetwijfeld te danken aan zijn
vertrouwenwekkende beslistheid, zijn
oprechtheid en een gevoel voor hu
mor, dat hem zelden in de steek liet.
Ofschoon een groot deel van de maat
regelen, die hij moest nemen door de
ongunst der tijden bijzonder impopu
lair waren, bleef de persoonlijkheid
van de landvoogd min of meer buiten
spel. Deze „Herinneringen" leveren
overigens het bewijs, dat De Jonge
zich met grote vastberadenheid ver
zette tegen de druk vanuit Holland op
hem uitgeoefend om nog veel scher
per te bezuinigen dan reeds het geval
was. Hij was een onbuigzaam man en
achteraf kan men stellen, dat niemand
in die periode beter dan hij geschikt
was om de welhaast onoverkomelijke
moeilijkheden op financieel en econo
misch gebied te overwinnen.
Een groot administrateur dus, aan
wie Indië en het moederland grote
verplichtingen hadden en hebben.
Geen staatsman van hetzelfde formaat.
De ontwikkelingen van de Indone
sische nationale beweging ontsnapten
aan zijn scherp analytisch vermogen.
Zijn afkeer van „hyper-ethisch gedoe"
maakte hem blijkbaar ook blind voor
een realistische visie op een ont
wikkeling die duidelijk in de richting
van steeds groter zelfstandigheid
wees. Hij heeft eenvoudigweg geen
oog voor de betekenis van de „in
landse beweging", tenzij zij rust en
orde in gevaar brengt.
Ook de Indo-Europeanen hebben die
belangstelling niet. Wanneer kort voor
zijn aftreden De Hoog in de Volksraad
een felle (en bepaald niet geheel te
rechtvaardigen) aanval op hem richt
tekent De Jonge in zijn dagboek aan
"De Indo is een lastig element in
Indië",wat mij (meer dan een
commentaar in de N.R.C.) hinderde
was, dat ik deze zaak eigenlijk onaf
gedaan moest laten; de positie en
houding van het I.E.V. hadden eens
goed onder ogen gezien moeten wor
den; hier zat een zieke plek in de
Indische samenleving waarvan ik de
behandeling gaarne ter hand had ge
nomen, maar daarvoor was tijd nodig
die ik niet meer had".
Als de dag begint met donker zijn,
Mist alom hangt als 'n water-gordijn,
De zon zich lange dagen
Niet van achter de wolken durft wagen,
Dan vlucht ik in de geest
Naar wat eens is geweest.
Weer ben ik dan door groen omgeven
En onderga het onhoorbaar Leven
Van t stil plantsoen, waarin ik mij waan
Genietend van 'n spelende zonne-baan.
Even nog tussen tjemara's op tjioemboeloeit
Daar zie ik zoveel, 'wijl niemand mij ziet.
Komen lasten en zorgen op mij aan,
Weer zal ik de weg terug gaan
Om te ervaren, kan het schoner?
Het Levens-ritme der dessabewoner.
Mis ik soms tijden enig blij gevoel,
Herlevend werkt een bamboestoel,
Die hoewel donker, aaneen gesloten.
Toch licht is, door zon overgoten
Zo leef ik dankbaar, en tevreden
Om de vreugde uit het verleden,
Die ons tot troost werd in het heden.
E. S. v. K.
Een trouwe Indonesische lezer, op
eens tóch weer getroffen door onze
subtitel „Het enige Indische blad ter
wereld", schreef ons het volgende
puntdicht om onder die subtitel te
zetten
„Het enige blad ter wereld,
gespeld van A tot Ex,
Spel door tot Zet,
hoe je ook kijkt, isterniet Sex
Opeens realiseren we ons dan dat
sex in de Europese pers zó vanzelf
sprekende copy geworden is - van
pornografie af - tot (slinks verborgen)
„opvoeding" toe, dat de man in Indo
nesië die naast Tong-Tong ook andere
bladen ontvangt er door getroffen is,
dat ons blad er nooit een woord over
schrijft. Gek ja, dat het ons toch wel
als een soort compliment in de oren
klinkt
Het beeld van deze landvoogd zou
niet compleet zijn zonder zijn onvol
maaktheden, of, wil men: tekort
komingen. Tegen de achtergrond van
de enorme moeilijkheden in de eerste
helft der dertiger jaren, die slechts
door die van zijn opvolger werden
overtroffen, krijgt de figuur van De
Jonge een indrukwekkend relief. In
dit boeiende boek verschijnt hij ten
voeten uit. Als een zeer krachtige en
doelbewuste figuur, wiens grote gaven
van welhaast beslissende betekenis
zijn geweest in een tijd, dat Indië op
de rand van een bankroet leefde.
J. H. Ritman