SPROKKELHOUT Dit sprokkelhout wordt zoals U weet "geleverd" door een plantersechtpaar, waarhij nu eens sprokkelaar, dan weer sprokkelaarster hun beurt hebben. Met de bijdrage in dit nummer is sprokke laarster voorlopig uit gesprokkeld. We weten niet wanneer sprokkelaar weer aan de beurt is. En dan weer sprokke laarster, enz. enz. We gaan maar ge woon door en stappen ook vaak over naar andere inzenders. 17. Het verkeer bestond hoofdzakelijk uit sado's. Er waren wat fietsen en auto's, maar weinig. Mijn vader had een Fordje dat nu een museumstuk zou zijn; 't was geloof ik toen al vrij oud. 't Was hooguit 2 meter lang in totaal; je zat zowel voor- als achterin met je knieën onder je kin. De neus was kort en stomp, versierd met een brede opengewerkte koperen dwars- band en voorzien van twee grote ko peren lantaarns, zoiets als scheeps lantaarns, met carbid-lampen er in die je met een lucifer moest aansteken. Het aanzwengelen van de motor was een heroïsch stukje werk waarbij 't eenmaal gebeurde dat iemand zijn pols brak (niet mijn vader). Het ding kon 40 km snelheid halen, maar mijn vader was voorzichtig, dus reed nooit harder dan 25. Na 500 meter helling-op begon onherroepelijk 't water te koken; dan moest de katjong, die op de treeplank voor 't half-geopende portier zat, op weg om ergens een watervalletje te zoeken. Als 't regende werden de zij kanten dichtgemaakt met stukjes khaki vol drukknopjes. 18. We hadden een paar ongebruike lijke huisdieren, w.o. de kip van mijn zusje, die haar door 't hele huis op de voet placht te volgen (ze had hem uit de slokan achter 't erf gedregd) en meneer de Vries. Meneer de Vries was een kikker die iedere avond in de voorgalerij op bezoek kwam om de tjitjaks te bekonkureren bij 't vangen van beestjes. Hij was zo genoemd door mijn moeder, wegens zijn gelijkenis met een heer die wij kinderen niet ken den. Die meneer kwam op een avond onverwachts zelf op bezoek, en mijn moeder stond doodsangsten uit van wege het te verwachten verschijnen van zijn naamgenoot, en onze reakties. Inderdaad begroetten we even later de kikker met enthousiasme. Eigenlijk weet ik niet meer hoe ze er zich uit heeft gered; we kregen er in elk geval geen standje voor. 19. Mijn moeder was een totok; ze heeft 13 jaar op Java gewoond, zonder verlof, want mijn vader bleef nergens lang genoeg om aan verlof toe te ko men. In al die jaren is ze nooit van 't idee afgekomen dat bruine mensen verdacht waren, Indische spijzen vies, 20 en Indische snoepjes levensgevaarlijk. We aten altijd Hollands eten en ik heb maar éénmaal golali geproefd als kind; bij een vriendinnetje; de gedraaide, on doorzichtige soort, rose en wit, en de bruine smaakte naar gember. Mijn vader was op Java geboren en op zijn achtste jaar naar Holland ge stuurd voor de school. Mijn grootvader kwam op zijn tweede jaar in Indië als de jongste van een domineesgezin van 10 personen. Mijn overgrootvader, die in Limburg stond, kreeg op 45-jarige leeftijd opeens een onweerstaanbare aanvechting om de heidenen te be keren en voer dus om de Kaap naar de Molukken. Mijn grootvader werd op zesjarige leeftijd voor de school weg gestuurd; de andere kinderen hoefden niet, want dat waren meisjes. Ook hij voer nog, toen hij 6 was, in een zeil- j "Onze wasmeid was met Amat, betjakbestuur der getrouivd en natuurlijk kwam Amat elke dag op de blakangvoor een kopje koffie of thee. Het was dan een gezellige koempoelatt daar, van alle bedienden. En grote vreugde voor mijn dochtertje Sandra (toen 10 jaar) die zich met onze bruine bullterrier Buster (Java Kampioenals een njonja besar liet rondrijden"schreef mevrouw van Vreeningen. Nauwelijks had ik baboe of kebon toegeroe pen: "Tjobah, pan gil betjak!" (voor het ver trekkende bezoek of mijzelf) of het zoontje van nauwelijks twee, haastte zich zo snel zijn kromme pootjes hem dragen konden naar ba boe of kebon. Hij ging mee, de betjak zoeken. En dan hoopte zijn kleine hartje dat er pas straten ver een te vinden was. Dat betekende een lang ritje naar huis, staande tussen de knieën van de bediende, met een triomfantelijk gezichtje en wuivende kuif het erf oprijden. "Mamma, betjak dl!" (L.) Véél herinneringen aan betjak, véél. Grappige, angstige, zelfs romantische. Schrijft U ze ons Nu niet alleen die van de brutale, overvra gende toekang betjak, maar van avonturen van dit vehikel over slechte, drukke, lange, steile en wonderlijke Indische wegen. schip om de Kaap. Toen hij afgestu deerd was, ging hij gehuwd naar Indië terug. Vader idem. Broer idem. Maar die is niet uit 't Jappenkamp terugge komen. Hij stierf kinderloos; met hem kwam er een einde aan 't familie patroon zowel als aan het oude Indië. 20. Mijn laatste nacht (als kind) op Java bracht ik door in een hotel bij het meer van Tjitjalenka; de volgende dag vertrok de boot naar Holland. Een heel klein bootje van de S.M. Nederland, de Rembrandt; het werd de dronken schil der genoemd omdat 't zo slingerde. Ik lag die laatste avond in bed naar de kamer te kijken; de klamboe hing nog open en mijn moeder stond onder de lamp, een gloeipeertje onder een groen en wit metalen kapje, iets te priegelen aan een kledingstuk. Ik dacht: heel goed kijken, 't is voor het laatst. Ik was toen 10. 't Was een grote kamer met twee bedden, ze hadden klamboes hoewel er op die hoogte weinig mus kieten waren. Een tafel, twee stoelen, een ladenkast, een kale planken vloer en lege witte muren. Mijn moeder had n lichtgroene zijden jurk aan met een brede korte band van geborduurd pas sement vlak onder de buste. Ze had zwart, lichtkrullend haar met veel grijs er in, hoewel ze pas 35 was. 21. Het meer was een groot bergmeer, waarop mijn vader ons die dag had rondgeroeid. Toen ik er als volwassene terugkwam, was 't hotel weg en 't meer ook. 't Was leeggelopen door een scheur in de bodem, ontstaan ge durende een aardbeving. Wat er nog wel was, was 't wat hoger gelegen bergmeertje Telagawarna. Het lag ron dom ingesloten door beboste heuvels; als de zon er onder een bepaalde hoek in scheen, brak het licht in de kleuren van het spectrum op 't water. Er kwam maar kort zon in doordat 't zo diep lag, en het was er doodstil. Een betoverde plek; hij was niet veranderd. Wat ver anderd leek, was het bergpad dat van het voormalige hotel (een houten ge bouw met een verdieping; 't was de eerste trap die ik van mijn leven be steeg) naar een heuvelkam voerde vanwaar je, op een bank zittend, neer keek in een dal waardoor een rivier stroomde die een waterval vormde waaronder de bodem diep was uitge hold. Ik ondernam in spanning deze wandeling toen ik er 10 jaar later terug kwam. 't Was een paadje op een soort galangan; de bank stond ongeveer 5 minuten van 't ex-hotel af boven een sloot en de waterval was een dingetje van 30 cm. Onbetoverd. 22. Kort voor ik als volwassene voor goed Java verliet (15 jaar geleden), reden we langs een sawah waarin vrouwen rijst stonden te planten. Het begon opeens hard te regenen; de vrouwen sneden pisangbladeren van een nabijstaande boom en holden met een blad boven hun hoofd giechelend Lees verder volgende pag.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 20