NOG MEER TEMPO-DOELOE'S
koetsier met problemen achterlatend.
Deze had nooit geweten, dat hier
een dessa was, waar voorname men
sen woonden. Hij was de kluts kwijt.
Een nachtmerrie leek het. Het was toch
al te gek. Hij die alle voorname families
in de omtrek kende, alle wegen tot ver
over de grenzen op z'n duimpje kende,
wist niet waar hij zich op dat ogenblik
bevond. Dat was toch al te gek! Als
het nou pikdonker was, soedah...maar
met deze bijzondere lichte maan! Het
was net of het dag was. Hu! hij kreeg
er de koude rillingen van! Als voorzorg
schoof hij zijn kris naar zijn linkerzijde,
zodat hij die bij de hand had. Je kon
nooit weten!
Intussen waren de jongeman en zijn
bediende in de lichtkring van de flam
bouwen gekomen. Ze bleven stilstaan
achter de gehurkte nontonners. Geen
ander geluid was te horen dan dat van
de dalang vóór zijn witte doek met
wajangfiguren. In de pendoppo zaten
de gastheer en zijn genodigden met
hun dames. Rijke voorname personen,
was de eerste indruk. Met'strakke ge
zichten keken ze naar de dalang, maar
noch jongeman of bediende herkende
één hunner en dat ondanks het feit dat
ze stuk voor stuk duidelijk te zien wa
ren.
"Wat een stijve boel, en wat was
hun kleding ouderwets; dan zijn heer!
Die altijd met de mode meeging! dacht
de bediende. Enfin! Maar hoe moest
het verder! Zichzelf uitnodigen was
"niet pantes". Dus maar afwachten;
de mensen in de pendoppo zouden de
keurig geklede jongeman die achter de
hurkende nontonners stond wel opmer
ken en vanzelfsprekend uitnodigen in
de pendoppo te komen. Dit gebeurde
ook inderdaad, want een persoon, ken
nelijk de gastheer trad op de jonge
man toe en na wederzijdse kennisma
king leidde hij zijn nieuwe gast naar
de pendoppo, waar deze aan de aan
wezigen werd voorgesteld. Een stoel
werd bijgeschoven tussen de gastheer
en een mooie jonge vrouw, vermoe
delijk zijn dochter.
De bediende was achtergebleven en
hurkte achter de nontonners, zó, dat
hij zijn heer in de gaten kon houden en
direct bij de hand was indien zijn aan
wezigheid nodig werd geacht. Ah, hij
zelf zat hier wel goed en aandachtig
luisterde hij naar de dalang. Geboeid
door de voor hem weliswaar bekende
wajangverhalen maar in het bizonder
door de verteltrant van de dalang, luis
terde hij en keek hij tot...wat was dat!
Was hij dan in slaap gesukkeld! Wat
was het stil! Geschrokken sprong hij
op en keek verbaasd om zich heen.
Geen licht, geen nontonners, geen da
lang, geen gamelan. Hij stond alleen.
Alles was donker om hem heen. De
eerste gedachte was; feest al lang af
gelopen, gasten naar huis, nontonners
ook en zijn heer was langs hem heen
naar de koets gegaan zonder dat hij
het gemerkt had. Wat een sufferd was
hij toch! Hij keek nogmaals om zich
heen. Donker, alles donker om hem
heen. Het hart klopte hem in zijn keel.
Tastend en struikelend vond hij de
weg terug naar de koets. Geen heer,
alleen een angstige koetsier met een
getrokken kris in de hand. Gelukkig
werd hij direct herkend door de koet
sier. Gejaagd vertelde hij hem zijn be
levenissen en dat hij de onvergetelijke
stommiteit had begaan om in slaap te
sukkelen.
De koetsier vertelde, dat hij onbe
grijpelijkerwijze ook versuft was ge
raakt, "kojo kalenger" (bewusteloos),
ongeveer een kwartier, nadat jullie bei
den waren weggegaan". Hij had nog
gezien dat alle lichten plotseling uit
waren gegaan allemaal tegelijk! "De
gamelan was ook plotseling middenin
een stuk opgehouden, en toen was het
net of ik bewusteloos raakte. Toen ik
hieruit ontwaakte was het op de fees-
plek doodstil. Ik werd er bang van. Ik
heb ook niemand voorbij zien gaan, en
er waren toch ook geen rijtuigen!" Zo
zei de koetsier. Afgesproken werd, om
te wachten op het ochtendgloren. Mis
schien was hun heer wel uitgenodigd
om bij zijn gastheer de nacht door te
brengen. Dus afwachten maar.
Het werd licht. Alles was nu duide
lijk te onderscheiden, maar hoe ze ook
uitkeken naar een kampong met weg
getje..niets te zien. Alleen een smal
bospad, geen huisjes, geen pisangbo
men. Totaal geen enkel kenmerk dat
dit gedeelte werd bewoond. Was dit
de plek wel, waar hun heer die avond
was uitgestapt. Ontegenzeggelijk, want
de voetsporen waren nog duidelijk te
herkennen. Het hart klopte hun in de
keel en ze besloten hun heer te zoe
ken, misschien was hij wel verdwaald.
Vlug de leidsels aan een boom ge
knoopt en het bospad ingesneld, dat
eindigde op een open plek. Geen pen
doppo was er te bekennen. Dit was
de plek waar ze vannacht waren ge
weest. Zie maar, hier waren de indruk
ken van hun eigen "troempahs" (san
dalen) in het zand en zie daar waren
die van hun heer. De sporen leidden
naar een open plek, die omzoomd was
door dicht struikgewas en hoog ge
boomte. Overal plukjes kemoening-
boompjes en kembodja's.
Verschrikt hielden ze halt. Ze ston
den voor een oud en verlaten kerkhof.
De sporen leidden verder het kerkhof
in. Ze waren nu gemakkelijk te her
kennen door het platgetrapte hoge
gras, dus... Trouwens zonder hun heer
konden ze toch niet thuiskomen! Ein
delijk vonden ze hem, buiten kennis!
Hij lag dwars over het graf van een
kennelijk voornaam persoon. Van wie?
Geen kentekenen. Wel stond het graf
op een gemetselde verhoging. Vlug
namen ze de bewusteloze op en droe
gen hem naar de koets, waarna de
terugweg werd aanvaard.
In de Sriwedari gekomen, werd de
ongelukkige in bed gelegd en een doe
koen geroepen. De doekoen kon er
niets aan doen. "Kesambet" (aange
raakt door een geest) was steeds zijn
bescheid. Bediende en koetsier vertel
den hun belevenissen en op hun aan
wijzing vond men de onheilsplek terug.
Er werd overal navraag gedaan maar
het duurde heel lang voordat de oplos
sing kwam. Deze kwam van een heel
oude kakèk, die zich nog kon her
inneren, dat toen hij nog botjah2
(kind) was een hele familie van voor
name huize met bedienden en omwo
nenden incluis achter elkaar gestorven
waren tijdens een epidemie, vermoe
delijk "koléra". Hij kon zich de namen
nog herinneren van de voorname heer
en in het bijzonder van diens lieve
dochter, omdat ze altijd aardig waren
geweest voor hem. Maar ja, het was
wel erg lang geleden en de plek waar
ze allemaal begraven lagen klopte ook.
Dicht bij de begraafplaats was inder
daad de oorspronkelijke pendoppowo-
ning geweest en waar nu het bospad
was, was de toegangsweg daarheen.
Maar of die plek "anker" was. Ja, hij
had zoiets wel gehoord.
Laten we nog even teruggaan naar
de bewusteloze. Toen deze weer bij
kennis kwam, was het eerste wat hij
vroeg, waar zijn "vrouw" toch was.
Herhaaldelijk noemde hij haar naam.
Lees verder volgende pag.
Van HEIN BUITENWEG komt in april wéér een rijk geïllustreerde terug
blik op Tempo Doeloe uit, nl.
"HET KIND VAN TEMPO DOELOE" Prijs f 14,90
Bestel liever vooruit voor het straks wéér te laat is!
Nog in voorraad van dezelfde schrijver;
"SOOS EN SAMENLEVING" voor f 22,50. Wie dit werk nog niet heeft,
bestel alsnog. Maak Uw Indische boekenplank zo volledig mogelijk!