Opkomst en geschiedenis van
Hotel de Boer te Medan (I)
Kort tevoren had de Koning van
Siam Soerabaja bezocht, kreeg blijk
baar een gunstige indruk van mijn
Vader en liet hem weten, dat hij bij een
eventuele vestiging in Bangkok op vol
ledige steun en medewerking zou kun
nen rekenen. Hij besloot dit mogelijke
werkterrein eerst persoonlijk te gaan
verkennen en vertrok per trein naar
Batavia, niet geheel een sinecure in die
tijd, zoals in een van zijn reisbrieven
aan mijn Moeder te lezen valt. Ge
sprekken onderweg en in Batavia de
den hem echter van plan veranderen,
en i.p.v. naar Bangkok, scheepte hij
zich in te Priok op het SS Swaarde-
croon naar Belawan om persoonlijk
een kijkje te gaan nemen in Medan,
volgens de beschrijvingen het land van
de toekomst in de archipel.
De beschrijving van die zeereis met
zijn perikelen, zoals een gedwongen
voor-anker-gaan en overnachting voor
Str. Doerian (zeker sindsdien van naam
veranderd, ik zocht er tenminste ver
geefs naar op de kaart) waar men zich
wegens het gevaarlijke vaarwater al
leen bij daglicht in durfde wagen, met
tot slot een onge- en ver-wenst uren
lang oponthoud op de beruchte mod-
derbanken voor de toegangsweg naar
Belawan, vormt ook een interessante
lectuur.
Wat mij er vooral in treft is het feit,
dat op zo'n kleine KPM'er al in die tijd
(januari 1898) ook in de tweede klas
drie overvloedige maaltijden werden
geserveerd, de dranken gefrappeerd
waren, en het schip electrisch was ver
licht.
Van Belawan was toen de enige ver
binding met Medan weer de trein, van
welke laatste étappe mijn Vader blijk
baar als voornaamste indrukken over
hield de troepen schreeuwende Chine
zen, die zich op de perrons verdrongen
en de manden met prachtige zeevis,
vooral garnalen, zoals hij in Soerabaja
nooit had gezien.
Zeven en een halve dag had de reis
geduurd, de diverse ongewilde vertra
gingen niet meegerekend. Dan volgen
nauwkeurige beschrijvingen van stad
en mensen Medan werd toen "het
kleine Haagje" genoemd, wegens het
"aristocratische" publiek uiteraard
bezien met het oog van de zakenman,
die het voor en tegen, de toekomst
mogelijkheden van een vestiging ter
plaatse moest afwegen. Een klein ty
pisch voorbeeld: in die tijd was in Deli
het betaalmiddel nog de Straits Dollar
en de prijzen waren dus aan koers
schommelingen onderhevig. Voor een
half pond koekjes legde hij een dollar
neer, waarde op dat moment f 1,20.
De volgende dag had dat 1,25 of 1,30
kunnen zijn.
Na een week was zijn besluit ge
nomen en reeds telegrafisch aan mijn
Moeder meegedeeld: In Medan zou
Hotel de Boer, 1915, met ervoor nog d
zelf geplant. Deze palmen zijn later
Hotel de Boer in Medan, het hart
van het land der "Delianen". Wie van
hen, die voor de Tweede Wereldoorlog
in Indië woonden, of er doorheen reis
den kennen het niet, op zijn minst bij
naam! En wat dat betreft, niet alleen
in Indië, neen, tot ver daarbuiten, ik
mag wel zeggen over de gehele we
reld, waar mensen, reizend uit liefheb
berij of noodzaak woonden, was dit
"trekvogelstation" bekend, evenals on
der vakmensen tot in Parijs, Sidney
en New York.
In meerdere reisbeschrijvingen, ook
Amerikaanse, Duitse e.a. werd zijn
naam genoemd. Ja, ik heb zelfs eens
een detective roman gelezen, die zich
gedeeltelijk in Medan en in Hotel de
Boer afspeelde. Helaas, ik herinner mij
noch titel, noch auteur. Kortom, Hotel
de Boer was, mag men wel zeggen, in
het oude Indië een begrip. En ik ben
er trots op te kunnen zeggen, dat het
mijn ouders waren, die met hard wer
ken, doorzettingsvermogen en zaken-
inzicht dit hotel letterlijk uit het niets
hebben opgebouwd.
Mijn ouders, twee mensen wier ge
boorteplaatsen door de halve aardbol
waren gescheiden. Hij, Aeint Herman
de Boer, een Fries uit het stadje Wor-
kum. Zij, Louise Caroline Rood, ge
boortig uit Soerabaja, terwijl haar
moeder van Banda afkomstig was.
Workum, toen ter tijd een gezapig
dommelend stadje aan de ci-devant
I statige koningspalmen, door de Heer de Boer
aan de uitbreiding ten offer gevallen.
Zuiderzee, waarvan men de sfeer van
saaiheid nog kan proeven uit het, in
de familie nog voortlevend gedichtje,
door een van mijn tantes in diepste
neerslachtigheid gewrocht: Gras en
sloten, sloten en gras. In het gras wat
koeienpoten, in de sloten eendgeplas.
In het wonder, dat mijn vader op
zestien-jarige leeftijd uit pure rebels
heid van huis wegliep om de wijde
wereld te gaan verkennen? Hij zwierf
door Nederland, Duitsland, Zwitser
land en Frankrijk, werkende in allerlei
functies, van koksmaatje tot bell-hop
en receptionist in de grote, internatio
nale hotels. In 1889 werkte hij o.a. op
de Wereldtentoonstelling te Parijs, die
ter herdenking van het eeuwfeest van
de val der Bastille werd gehouden, en
ter opluistering waarvan de monstru
euze Eiffeltoren was gebouwd. Daarna
werd ook Europa hem blijkbaar te
klein, hij monsterde aan als kok op
een Oost-lndië vaarder en voer zo zijn
bestemming tegemoet.
In Soerabaja vond hij direct em
plooi bij Stam en Weyns, om daarna
met een compagnon het restaurantbe
drijf "Gebr. Grimm" over te nemen.
Daar werkte in de winkel een allerliefst
jong meisje. Ja, wat kan men dan ver
wachten! In 1895 trouwden zij. Maar
al spoedig bleek, dat de zaak geen
twee gezinnen kon onderhouden. De
compagnons besloten het lot te laten
beslissen, en mijn Vader trok het pa
piertje met: vertrekken. Vertrekken
dus, en opnieuw beginnen. Maar waar!
6