SPROKKELHOUT
DE „MILISIJN" EN DE MEISJES, 1928
Voor je het wist, was je op voor je
nummer. Delapan, sembilan, satoe,
nol, toedjoeh.
Mijn vader had me voorgehouden:
"Als ze je vragen, wat voor onderdeel
je prefereert, dan zeg je: Kustbatterij.
Aan zo'n kust wordt je vergeten, je
hoeft niet te exerceren, niet lange af
stand te lopen, kortom, je ligt lekker
in het helmgras en je eten wordt je
gebracht".
Toen het puntje bij het paaltje kwam,
dacht ik: Hij had lekker praten, maar
hier op Java is geen helmgras en wat
moet ik zeggen, als ze vragen: "En
waarom wil jij dan wel zo graag bij
de kustbatterij?". Kan ik moeilijk ant
woorden: "Mijn vader zegt, dan kun
je lekker op je rug liggen".
Dus zei ik: "Genie". En ik zag me
zelf al bruggen slaan over wildstro-
mende kali's.
Het werd Tjikoeda-pateuh. Een chique
tangsi voor chauffeurs. Auto rijden
moesten ze me nog leren, maar dat
hadden ze met bruggen bouwen ook
moeten doen, dus dat maakte geen
verschil.
Het "gewone voetvolk" van het 15e
lag op chambrees. Wij hadden alle
maal een eigen hokje met een gordijn
er voor en onze naam op een visite
kaartje aan de bovenregel van de ka
meropening.
We vormden maar een klein troepje
miliciens en vulden één barak. In de
andere barakken lagen de beroeps
militairen, die allemaal net zo'n hokje
hadden als wij, maar er nog vrouw en
kind(eren) bijstopten. Die vrouwen
deden zelf het huishouden en dus was
er geen militaire keuken. We kregen
50 cent per dag voor een warme maal
tijd en besteedden het eten uit bij een
vrouw van een spandrie, die daarvoor
in een rantang een kostelijke maaltijd
in je kombofje bracht.
Zaterdagsavonds en zondagochtend
gingen we uit, naar de stad. Kreuger,
Wesly en ik. Voor de zondag hadden
we een mooi zondags "kloffie" ge
kregen, van lekkere warme donker
blauwe stof. Je zag zondags opmer
kelijk weinig militairen op straat, want
de meesten prefereerden hun singletje
in het dagverblijf.
Er zaten mooie gouden knopen aan
met een helm er op. Er liepen biezen
over je mouw, smalle rode. Het "voet
volk" had oranje biezen. Als genieman
keek je zo'n oranjebiesman natuurlijk
niet aan.
De toetoepkraag was wel een beetje
een afgang, want die was 2 cm hoog
en daaruit stak dan een heel eind nek.
Gelukkig maakte de chinees a raison
van 50 cent een nieuwe kraag er op
van 5 cm. Je voelde je dan direct veel
meer heer.
De sjako was ook niet flatteus. Nor
maal zat er een klein oranje ornamen
tje op. Maar met hoogtijdagen moest
er een soort scheerkwast op en moest
je jezelf verder omgorden met oranje
koord. Op die dagen gingen ook Kreu
ger, Wesly en ik maar naar het dag
verblijf.
Wesly tikte een buitenmodel zwart
pak op de kop, sloopte de distinctie
ven er af en was werkelijk een heel
mooie soldaat.
Zondagsmorgens marcheerden we ge
drieën af naar Bogerijen. Niet te laat,
want we wilden een plaatsje net naast
de midden-ingang van de zaak. Daar
was het schaduwrijk en koel en onder
de pajongs was het al gauw een tik
keltje warm.
De sjako's werden haastig op het on
derblad van de tafel gedeponeerd en
dan zagen we er met onze hoge kra
gen werkelijk wel uit als mensen, die
daar op dat terrasje hoorden. Af en
toe moest je even in de houding, als
er een ster passeerde en je had geen
tijd om weg te kijken.
Bij één van mijn wandelingen door de
zaak zag ik achter de taartjes een
allerliefst meisje. Miliciens worden niet
verwend met meisjes, dus ik dacht:
Op jacht. En vroeg haar het telefoon
boek en zocht naar iemand, die ik niet
kende en ook niet vond. Maar onder
tussen bracht ik het tot een afspraakje
voor de volgende avond, om zeven
uur, als zij vrij kwam van de toko.
Met gepaste trots gaf ik daarna een
rondje aan de sobats.
's Maandagsmiddags eerst langs Ho-
man om te informeren of ik zou wor
den binnengelaten in mijn grijsgroen.
De heer van de receptie keek wel
bedenkelijk, maar als ik nou maar in
de tuin bleef zitten en niet op de
dansvloer kwam, zou het wel loslopen.
Ik dacht: "wat een lol in een tuin erts
met zonder dansen", maar later zag
ik toch wel de lichtzijde van een don
kere tuin met een meisje.
Alzo zat ik om kwart voor zeven in
mijn dooie eentje bij Bogerijen. Ze
stond nog achter de toonbank. Om
tien over zeven kwam ze naar buiten,
sprong op de fiets en liet me voor
gek staan.
Ik was teleurgesteld, maar niet kwaad,
want een pronkstuk was ik niet met
dat slappe petje en dat nog al coupe-
loze grijsgroene pak. En "daar had ze
waarschijnlijk niet op gerekend, toen
ze de afspraak maakte met mij op
mijn zondags.
Je laat je door zo'n sof niet afschrik
ken, dus een paar weken later zaten
we met zijn drieën in het Indisch Res
taurant aan de aloon-aloon. Een fees
telijke tent met veel herrieband en vol
met lieve meisjes. De meesten waren
natuurlijk al onder de pannen, maar
ik kreeg toch op een zeker moment
oogcontact met een meisje, dat wel
in een kring zat, maar waarvan ik de
vaste amant niet had kunnen ontdek
ken. Ik zeg: "Ik zou best willen dan
sen, maar ik zit met die zware kisten
aan mijn voeten en dat staat niet op
een dansvloer". Krijgsraad. Djongos
geroepen. Vijf gulden gegeven. Paar
zwarte molières maat 43 laten halèn
bij de chinees. Toko's waren bij mijn
weten altijd open.
Schoenen onder de tafel gewisseld en
meisje gevraagd.
"Nee", schudde ze, en ik met mijn
nieuwe schoenen terug naar mijn ta
feltje.
"Je reinste rassendiscriminatie", zei
Wesly.
Tja, zei ik, de oorlog is nog te ver af.
Hoe dichterbij de oorlog, hoe inne
mender de burgers en burgeressen
voor de gemene militair. Dat klopte
wel, want we schreven 1928.
Kreuger beweerde, dat hij een kennis
je had in een huis op de hoek van
de Naripan. Als we in de stad met de
auto's moesten oefenen, moest hij al
tijd erg kijken. We zagen nooit wat. Ik
verdenk hem van dikdoenerij.
Om kort te gaan: In de liefde hebben
we het in onze soldatentijd niet ver
gebracht. R.M.
Vrouw.
...En dat vooral haar trouw, vooral
wanneer haar gemaal in moeilijkheden
is geraakt, in de Indische literatuur
een grote verering vindt, blijkt ge
noegzaam uit figuren als Damayanti
in de Mahabharata (Bratayuda) en Si-
ta in de Rémayana.
Dr. C. J. Wynandt Francken
Zoet (als smaak).
Buitengewoon zoet is ook de mangga
met haar helder sap. Maar laat een
kenner van verschillende smaken
eens, al is het maar een enkele keer,
onpartijdig zijn en zeggen wat hier
op aarde zoeter is dan de lippen van
de geliefde! Bhartrihari.
10