kijken
kiezen
kopen
opde
kolossale
IK ZAL VERTEL VAN AVONTUUR
MM
Het monster van het Ranau-meer
Tong Tong
In een der laatste nummers van Tong-Tong is gevraagd om artikelen, die buiten
Java hebben plaats gehad en daarom wil ik mijn belevenissen tijdens mijn
Sumatra-tijd, onder bovenstaande titel op schrift stellen, ook al lijken sommige
gebeurtenissen soms ongeloofwaardig, maar dan wil ik wel verwijzen naar
hetgeen een beroemde schrijver eens heeft gezed: "There are more things in
Heaven and Earth, Horatio, than are dreamt of in your Philosophy".
Neen, dromen was er niet bij die
morgen, ik was klaar wakker, want ik
was bezig met aan de hand van mijn
dagboek mijn maandrapport in elkaar
te flansen. Het dagboek is minutieus
tot op de dag bijgehouden en op die
morgen, maandag, 5 juni 1933 staat
geschreven:
„Bestuursrapatveel heb ik hierme
de wel niet te maken, maar ik moest
zorgen om op zo'n dag niet op tour
nee te gaan, omdat ik altijd zakenbe-
zoek kon verwachten van verschillen
de marga- of doesoenhoofden. Zo was
het die morgen ook het geval. De Pa-
sirahs van de buurmarga's Pangeran
Saidi van Rantau Alai (peteh-bocht) en
Pangeran Zainai Arifin van Sira Poe-
lau Kilip maken hun opwachting ver
gezeld van een dertigtal margageno-
ten, allen debiteuren van de Volks
bank, die hun schuld voortijdig kwa
men aflossen, hetgeen niet veel ge
beurde en dat ik dan ook liet blijken.
Pangeran Saidi echter voorkwam mijn
vraag en zei: ,,Toewan, deze mensen
zijn van de Ranau-streek teruggeko
men, omdat zij bang zijn, dat er binnen
afzienbare tijd een catastrofe zal
plaats hebben, want het monster van
het Ranau-meer was door meerdere
mensen gezien en dat is een onheil
spellend teken.
Volgens de legende, die door de
ouderen aan de kinderen is verteld,
was het monster enige weken vóórdat
op die noodlottige datum van 26 au
gustus 1883 de Krakatau uitbarstte,
verschillende malen gezien." Op mijn
vraag of er onder de meegekomen
margaleden ook getuigen waren van
het fenomeen, vertelde op eerbiedige
fluistertoon Pangeran Arifin het vol
gende: „Toewan, het monster is een
reuzenslang, een z.g.n. "naga bertapa
(kluizenaarsdraak), die aan de voet
van de Gunung Seminung, dus aan de
Zuid-oostwal van het meer zijn ver
blijfplaats heeft en op gezette tijden
zich vertoont, wanneer er een natuur
ramp zal plaats vinden in de onmid
dellijke omgeving hetgeen kan betref
fen de Lampongs, Bengkulen en Pa-
lembang en daarom zijn deze mensen
huiswaarts gekeerd van hun zakenreis
om te midden van hun gezin te zijn,
als er onverhoopt wat gebeurt en als
gelovige Moslims wensen zij schoon
schip te maken en daarom willen zij
hun schuld ook voortijdig betalen."
Daarop wenkte Pangeran een zijner
mensen om naderbij te komen om te
vertellen hetgeen hij had gezien en ge
hoord tijdens zijn Ranaureis. Toe-
wan," begon de man zijn relaas, „het
is een dag of tien geleden, dat ik met
mijn handelsvrienden 's avonds bij de
doesoen Banding Agung op het Ra-
naumeer was gaan varen. Het was don
ker en windstil, maar opeens zagen
wij in de verte iets schijnen en weg
was weer het licht. Wij dachten eerst
dat het weerlicht was, maar opziend
naar het firmament zagen wij slechts
het sterregeflonker en zelfs niet het
minste wolkvleugje, daarbij was het
opflitsende licht van groenachtig vio-
lettekleur, gelijk aan de bloesems van
de boenggoerboom. Een angstig voor
gevoel maakte zich van ons meester
en één van mijn vrienden riep als in
paniek: „De berg, de berg!" Maar ook
rasaii.
malum
HOUTRUST DEN HAAG
24 t/m 28 JUNI 1969
de Seminung vertoonde geen enkel te
ken, dat wees op iets dreigends, hij
piekte zijn top als immer rustig in de
blauwzwarte hemel. Maar niettemin
bleef de vrees en daarom wendden wij
het stuur en roeiden wat wij roeien
konden naar Banding Agung terug.
Toen wij onze sampans op de wal
trokken en onze ogen over het water
oppervlak lieten gaan, verstijfden we
van schrik, toen wij twee vurige ogen
zo groot als tampahs (rijstwannen) za
gen, die straalden als het licht van een
vuurtoren. Duidelijk tegen de avond
hemel afgetekend zagen wij toen het
kronkelende groenzwarte drakenli-
chaam zich in bochten draaiend voort
bewegen, het water kolkte wielend en
borrelend als in een ziedende ketel om
het glinsterende slangenlichaam. On
gelogen, toewan, dat monster is zo
groot en lang als de sneltrein, die van
Kertapati naar Tandjung Karang gaat.
Wij stonden sprakeloos en verstijfd
van schrik en wisten niet wat wij za
gen. Wij meenden te dromen, maar de
deinende golven bevestigden het feit
hetgeen wij daarnet hadden gezien."
„Direct hebben wij van dit feit me
dedeling gedaan aan de Pasirah van
Banding Agung, die verbleekte en
slechts dit ene woord kon uitbrengen:
"Takdir Allah" (Gods raadsbesluit),
waaraan niet is te ontkomen". Daarom
zijn wij ook naar onze doesoens in de
Kommering- en Ogan-Oeloe districten
teruggekeerd, om, mocht de catastro
phe plaats vinden, toch bij onze fami
lie en temidden van onze doesoenge-
noten zijn".
De verteller, die in silohouding voor
zijn margahoofd zijn kop zwarte koffie
opdronk, raakte vervolgens dankend
mijn uitgestoken vingertoppen aan en
maakte het gebruikelijke groet-manu-
aal van de gelovige Moslim. Hij brengt
zijn hand naar zijn hart, zijn mond en
het gebogen voorhoofd. „Salam alei-
kum" en verwijderde zich achterwaarts
gaande.
Peinzend keek ik vervolgens beurte
lings de beide ernstig kijkende Pasi-
rahs aan, die mijn vragende blik ont
weken, als vreesden zij daardoor hun
gevoelens te verraden. Met deze 'po
ker faces' namen zij spoedig daarop
afscheid.
Noq diezelfde middag besprak ik de
ze geschiedenis met de arts, een vor
stentelg uit de Djokjasche kraton, die
op routinevisite kwam en later ook
met de Politie-commandant, de secre
taris van de plaatselijke raad en de
hoofdonderwijzer, maar behalve de arts
en de secretaris (een Menangkabauer)
haalden de anderen er hun schouders
over op en verwezen de geschiedenis
naar het rijk der sprookjes en fubelen.
8