"PROTO-TYPISCH" SE GOBANG Ik hoef niet te vertellen dat ik Tong Tong steeds verslind! Vaak met veel ontroering of schaterlach. Thans rea geer ik echter even op het schitteren de verhaal van de Naga-Bertapa uit Ranau! (Tong Tong 15 mei, Red.) Dit verhaal zou ik n.l. het proto type van een echt Indisch verhaal wil len noemenl Alle elementen (die ik zoek) zijn hier n.l. naar mijn inzicht in vertegenwoor digd. En wel: Historie, sociologie, eth- nologie, anecdote, "features", humor, "het sterke verhaal", petit-histoire en noem maar op. De persoonlijke bele venis bij uitstek! Zoiets kon alleen "daar"! Hier is het Monster van Loch Ness echt niks bij! Ook het mystieke en spookachtige element is aanwezig in zeer sterke mate en verleent een ongekende dimensie. Terwijl ik die laatste alinea schrijf realiseer ik me ineens dat een echte westerling zou gezegd hebben: "Juist bij uitstek is dat mystieke element aanwezig bij die Oosterse verhalen". Dat ik dit niet in de eerste plaats noem, komt omdat eigenlijk voor mij de realiteit vast staat. Ik geloof bij voorbaat in deze Naga. Het is alsof hij een bevestiging vormt van hetgeen ik reeds lang wist. Daarom dank ik U en de schrijver de heer Schardijn voor dit In dische verhaal bij uitstek. J. de Jong Ach, hoe zelden dringt het tot onze lezerskring door dat inderdaad veel van de inzendingen van copy voor Tong Tong origineel zijn en soms a.h. w. geladen met nieuwe grote potenties onder het pakje van een "onnozel ver haaltje". Hoe kansloos zitten velen on zer (vooral in de massa NIET-Tong Tongers) vastgeroest aan smaken en voorkeuren, die hun beletten het bij zondere en mooie te proeven in bijna elk Tong Tong-verhaal. Hoe tragisch donderjagen massa's Indischgasten nog steeds op het "petjo" (dat al lang definitief dood is, omdat de invloed van het levende Indonesisch wegge vallen is!) en larderen hun omgangs taal met dozijnen vormen van "Hol lands petjo", van geaffecteerd Was senaars af over plat-Amsterdams tot TV-schuttingtaal toe, en blijven wat ze altijd waren; naapertje en nog eens naapertje en nog eens naapertje! Oei! Pas lang nadat de laatste re patriant uit Indië dood en begraven is, zullen nieuwe generaties met een schok de talloze fonkelnieuwe en mousserende waarden van Tong Tong ontdekken. Als het dan maar niet te laat is... Overigens komt de Jong hiermee op een voor mij pijnlijk (immers sinds lang op stal gezet) stokpaardje: "Wat is een proto-typisch Indisch verhaal?" En wat is "proto-typische Ipdische literatuur"? Nog steeds leeft iedere Indische Het is reeds jaren geleden, sinds ik beleefde, wat ik hier neerschrijf. Wij woonden in Banjoemas in een heel groot huis met omlopende galerij en 5 heel grote kamers, omringd door een geweldig groot maar verwaarloosd erf vol verwaarloosde vruchtbomen ik betaalde 5,per maand aan huur. Ik ging eens op visite bij een fami lie Willems, vrijwel de oudste ingeze tene van Banjoemas. De enig overge blevenen van die familie waren een moeder van 90 jaar en haar onge trouwde dochter "Non" sinds haar kinderjaren zo genoemd, toen 65 jaar. Wanneer ik kwam, viel mij altijd een allerhartelijkste ontvangst ten deel en de oude vrouw in haar gezellig hoekje speciaal voor haar ingericht, deed me dadelijk alle mogelijke verhalen uit haar jeugd. "Ik was erg mooi, weet je", begon ze, "en ik kreeg ook vele aanzoeken". "Zit je weer op te snijden, Ma", klonk uit Non's mond van het tafeltje, waar ze bezig was, een glas tjèndol voor me klaar te maken. Onmiddellijk hield Ma haar mond. Die twee lieve oude mensen woon den al jaren in het oude huis, dat hun eigendom was; ze 'hoorden er in; te midden van de ouderwetse meubels je zag er overal gezellige zitjes met de oude krossie gojang, een heel grote oude ronde tafel uit één stuk, daarom heen weer krossie gojang uitnodigend tot lekker lui liggen, alsmaar gojang gojang, oude schilderijen aan de muur. Een brede laan van vruchtbomen, de ramboetan, manggis, doekoe, tjermee, zuurzak en vele mangga soorten en hier en daar rijk dragende klapper bomen. (Allemaal zelf geplant weet je, vertrouwde zij me toe). Deze bomen rijkdom voerde naar het oude woon huis, geflankeerd door de vele bijge bouwen, waar de talloze bedienden, allen oudgedienden, hun domicilie had den. Terwijl ik vol bewondering naar al dat oude en gezellige om mij heen keek, hoorde ik plotseling heel dui delijk een bel luiden. Ze zag mijn ver wondering, mijn gastvrouw, die me be geleidde: "Dat is Se Gobang". "Wie is dat?", vroeg ik, want ik had nog nooit van hem gehoord. "Dat is een heel verhaal", zei Non. Een Inlandse familie 30 jaar ge leden, kreeg ieder jaar een kind, maar nauwelijks was 't kind 6 7 maanden of 't stierf en zo bleef 't maar door gaan. Eindelijk bij 't zesde kind grepen schrijver bij de gratie van het oordeel van Vondel tot Bilderdijk tot Kloos tot Jan Cremer (hier een stukkie af en daar een stukkie bij!) en bestaat "God betert" na 350 jaren samengaan van Nederland met Indië de Indische lite ratuur nog steeds niet! For shamê indeed. we in en zeiden tot de ouders: "Hoor eens even, dit is nu het zesde kind en we willen niet dat dit ook sterft; geef ons dit kind, we zullen er heel goed voor zorgen; we geven je een gobang, dit kind kopen wij van je voordat je dit weer kwijtraakt (bijgeloof)". Na over en weer praten stemden ze erin toe en de gobang en 't kind wisselden van eigenaar. Wij waren heel gelukkig met deze ruil 't was een stevige gezonde baby. We voed den 't kind op en voor ons werd het een bron van vreugde want Se Go bang, zo werd zijn naam, groeide in gezondheid en vreugde op. Toen hij lopen kon, dribbelde hij steeds achter mij aan en toonde later belangstelling voor al wat ik deed. Ook leerde ik hem lezen, schrijven en rekenen en hij toonde zich een intelligente leerling. Hij was graag in de keuken en hielp graag mee. Toen ik zag dat hij belang stelling had voor 't koken, leerde ik hem ook kleine gerechten maken en langzamerhand kende hij de meest gangbare gerechten. Toen wist ik wat zijn toekomst was. Wij kochten voor hem een overdekt karretje, waarmee hij 't dorp in ging. Een bel kondigde zijn komst aan. Alles ging goed en zijn negotie breidde hij zelf uit. Toen hij de leeftijd had, trouwde hij een aardig, flink vrouwtje dat hem terzijde stond. Ze bewonen nu een aardig huisje en elke dag gaat hij erop uit met zijn karretje met loem pia, rempèjèk en andere lekkernijen. Waar hij met zijn karretje en belletje verscheen was hij welkom, en zo groeide zijn bedrijfje. Iedere avond kwam hij thuis met een leeg karretje maar volle beurs. Ze kochten een aar dig huis en dat is de geschiedenis van Se Gobang. Aan dit stukje Banjoemas' leven wijd ik nog vaak mijn gedachten wat was dat voor velen een gelukkige tijd! E. V. C. van Zijll de Jong (En, meneer de Jong! Vindt U dit geen proto-typisch Indisch verhaaltje van een proto-typisch Indische werkelijk heid? Welk ander volk kan zulke ver halen vertellen uit het Randgebied tussen twee beschavingen? Nie mand toch? Laat ons rijk en trots blij ven om het zeldzame en mooie dat wij ZELF hadden en nog steeds hebben... Vertel dit verhaal aan ELK kind hier in Europa, en het zal met wijd-open ogen luisteren naar het "sprookje". En probeer het dan over te zetten in het Europese maatschappelijke pa troon: hoe een verzoek ingediend moet worden bij de Adoptie Raad van het Ministerie van Justitie. Hoe de controles komen van Justitie, van Be lastingen, van de dominee of pastoor; dan de inspecties van allerlei instituten en controleurs... Hoe onzegbaar RIJK en EERLIJK daarentegen was het leven tóen!) 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 10