Ongelijkheid, onrechtvaar digheid en progressie Dit artikel van prof. L. v. d. Pijl, reeds gepubliceerd in het januari-num- mer van Oost en West, en ook ons ter plaatsing aangeboden, hebben we een tijd lang aangehouden, omdat wij het een moeilijk stuk achten voor algemene kennisname. Slechts de intelligenter en meer belezen abonnees zullen het met begrip kunnen lezen tnaar dan ook zeker met grote waardering. Wie de kunst van lezen tussen de regels door verstaat, zal merken dat menige les die de Natuur ons leert, ook ter lering en waarschuwing kan dienen voor hen die de mensenmaat schappij bestuderen. Veel dat in onze cultuur helaas) geldt als het hoogste goed, is reeds door Moeder Natuur aangemerkt als fout en fataal. De Indischman, die zo lang in In- die dicht bij de Natuur gestaan heeft en (óók via het Indonesische volk) menige les voor het leven pul uit de waarschuwingen van de Natuur, zal van dit artikel méér le'ren dan van krandjangs vol geleerde artikelen van "papieren professoren" Leven is ongelijkheid. Dat geldt op ieder niveau, ook reeds daar zelfs het meest principieel binnen één cel. Het leven is ook daar gebonden aan potentiaalverschillen. Deze leve ren de noodzakelijke energiestroom. De ongelijkheid wordt steeds opnieuw hersteld (opgeladen) door toevoer van energie uit voedsel of licht. Gelijkheid in niveau betekent biologisch de dood. Binnen 'n veelcellig organisme heerst progressieve ongelijkheid door organi satie. De differentiatie tussen cellen en weefsels, met in wezen gelijke aan leg, betekent onderdrukking en stimu latie van speciale potenties. Het blad zorgt voor de energie, de wortel voor bouwstof. Binnen de individuen-popu- latie van één soort heerst eveneens ongelijkheid, maar dan ook van erfe lijke aard. Er komt wel eens erfelijke identiteit van alle individuen in een "soort" voor, n.l. na ongeslachtelijke voortplanting (stekken, bollen e.d.). Zulk een "kloon" is erg geriefelijk voor het moment en voor de landbou wer; zolang er geen storing, infectie en verandering in milieu optreden. Ze leidt in de onbeschermde, verander lijke natuur echter tot verstarring, ge vaar bij infecties, tot onherroepelijke dood in de toekomst. In Huxley's "Bra ve New World" is geprofeteerd over zulke klonen in de mensheid, met in tern volkomen gelijkheid in een ge dirigeerde soort van veeteelt. Dit ter zijde. De evolutieleer ziet in de sexualiteit een middel tot voortdurende menging van erfelijke eigenschappen, welke leidt tot voortdurende ongelijkheid, tot plastische aanpasbaarheid. En dit leidt via de natuurlijke selectie van de bete re erfelijke "genen" en betere combi naties tot progressieve evolutie. Laat ons er bij voegen, dat progressie (vooral bij parasieten) ook tot regres sieve reductie van organen, opvoering van sex en tot sterkere afhankelijkheid van een nauw milieu kan leiden. Het is dwaas om vooraf te zeggen van een verandering, dat ze progressief is. Is medische redding van defecten bio logisch progressief? De plasticiteit brengt in elk heden bin nen de populatie differentiatie in ras sen en vervolgens in soorten, die elk het best passen bij locale factoren, elk hun eigen ecologisch hokje (niche) kunnen veroveren. Ook binnen de mensheid bestaat zulke differentiatie; alle individuen en groe pen verschillen in aanleg-complexen. De bewering, dat deze verschillen geen biologische betekenis hadden of hebben, is grotendeels onjuist. In een zonnig milieu is ophoping van pigmentfactoren voordelig, in een licht- arm gebied nadelig. Er kunnen vele andere factoren in een groep samen gebracht zijn, ten dele door toevals- isolatie uit historische oorzaken. In de ene kuituurkring kan muzikaliteit of agressiviteit met betrekking tot de voortplantingssnelheid positief wer ken, in de andere negatief. Een groep kan erfelijk op ongevoeligheid voor bepaalde infecties geselecteerd zijn, zodat ze locaal superieur is. Zulk een historisch gegeven verzame ling van erffactoren in een groep wordt wel als "de raseigenschappen" aan geduid. Als statistische constatering mag dat, als we maar niet aan een geheimzinnige, dieper liggende "ras eenheid" denken (gelijk Hitler deed) en dan ook denken aan een verband tussen één ras en iets hoogs. De apar te factoren zijn onafhankelijk en over al dezelfde, alleen statistisch anders verdeeld. Een blonde neger kan ont staan en zijn nageslacht is het donkere haar kwijt voorgoed. Even dwaas als rassenoverdrijving is echter de tegengestelde bewering; de neger in doorsnee heeft alleen een andere huid dan een blanke. Men herkent de neger-afkomst van achteren dikwijls aan de kuiten. De poging van Papua's om via hun zwarte huid aansluiting bij negervolken te zoeken, is listfge nonsens. Een Japan ner herkent een Europeaan aan de geur. De botste dwaasheid is dat alle men sen (van wie er geen twee niet-clona- len erfelijk gelijk zijn) gelijk geboren worden en pas door het milieu gaan verschillen. Alleen accoord als men bedoelt: gelijk in rang. Het oude mar xisme, ontstaan als een minderheids filosofie voor verdrukten, heeft moeite gehad met de aangeboren ongelijk heid, zocht het als pijnstillende en sti- mulatieve verklaring in pseudo-biologi- sche kronkeltheorieën, sinds kort in Rusland verlaten (na desastreuze ge volgen voor de landbouw). Dat land doet weer aan erfelijke genen, wordt zelfs rijp voor een Hitleriaanse meer derheidsfilosofie van „we zijn meer waardig door onze aanleg". Natuurlijk moet ieder erkennen, dat het milieu invloed heeft op de realisatie en ontplooiing en dat er aan gewerkt moet worden, het milieu optimaal te maken. Bij de vergelijking van indivi duen en groepen is de sociale factor dus nooit te verwaarlozen, al is ze niet alles. Het bovenstaande over noodzakelijke structurele differentiatie in een volk is geen pleidooi voor erfelijke standen en kasten. Deze instellingen waren eens een poging tot structurering met sta tistische orde. Het was veelzins groeps-egoisme en bleek trouwens ook zakelijk niet voldoende. Wij gaan er nu (ook wat eenzijdig) van uit, dat scholing alles betekent. Verder gaat de vergelijking met de differentiatie binnen één organisme mank, daar een volk en de wereld bevolking wezens met een bewustzijn omvatten. Anderzijds is ook dit tech nisch manipuleerbaar en wordt het in kerk en partij van boven af geregeld, met gebruik van biotische instincten. We mogen niet stellen, dat de maat schappij in grondslag ongestructu reerd was. In kleine groepen van ja gers (mens en dier) heerst(e) een dui delijke hiërarchie en arbeidsdeling als begin van alle sociale samenhang. Een andere vergelijking met dier-popu- laties gaat tegenwoordig geheel mank, n.l. de voortplantingssnelheid als maat voor beter-aangepast zijn. Juist de rij ke volken en groepen (evenals zwaar beschermde diersoorten met minder antagonisten in het milieu) reguleren hun voortplanting (in dit geval sociaal). Bij andere groepen is de natuurlijke regulatie verstoord, een sociale dis harmonie in het wereldorganisme met zware gevolgen. We spreken nu niet over een onder werp, dat wel met het bovenstaande samenhangt, namelijk de hogere ont wikkeling van de mens als soort. Bio logen hebben ingezien, dat verdere progressieve evolutie boven het bio- logisch-lichamelijke wérkt, meer op u'lfTflWMfSiili 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 4