MEMOIRES AAN CELEBES Mijn vrouw met de anoa "Baby" en mijn oudste dochter met een tak met djamboe bol (Eugenia spec.), in het bos groeiend met zure vruchten. In 1948/1949 werd ik wegens een tekort aan houtvesters als bosar- chitect belast met de leiding van de dienst- kring Midden Celebes, omvattende de afdelin gen Poso en Paloe/ Donggala met als standplaats Poso. Een gebied met de af metingen van Neder land, met echter meer water zoals de baaien van Tolo en van Tomini. Het geheel was veel moeilijker te bereizen, overzee met de KPM- boten op hun copra- en rottantochten van Ma kassar via Palopo, Ken- dari (filigrain sieraden), Kolonodale, Loewoek, Ampana, Poso, Parigi, Gorontalo en Menado om maar enkele te noe men en de vele eilan den er om heen als de Banggai archipel (sie raden met doejoeng zeekoe tanden en kenari) en de To- gean archipel (babi roesa varkens met tot boven de kop doorgegroeide en omgekrulde slagtanden). Overland met moeizame verbindingen vol provisorische houten bruggetjes, die men soms eerst moest repareren en verstevigen met vers te kappen stammen uit het omringende bos, een zweet en uren vergende bezigheid. Het repareren moe zocht men dan een weg naast de brug omlaag naar de rivier, er dwars doorheen en weer om hoog naar de weg aan de overkant. Toch was men hiermee nog tijden be zig met boompjes hakken en stenen versjouwen. De wegen waren vol kuilen, slechts te berijden met de jeep in de laagste versnellingen, in de regentijd met in geschakelde voorwielaandrijving. Over een afstand van bijvoorbeeld Poso- Tentena van ca 60 km deed men vele moeizame uren De zendingspost Tentena aan het Ten- tenameer was een oase temidden van de wildernis. Het Tentenameer met de duizenden wilde eenden en andere watervogels leverde een gratis schouwspel, voor de omwonenden een dageijks en wei nig opwindend gebeuren, maar voor een jager om van te watertanden. De weken vergende inspectietochten naar Paloe, eerst met de KPM naar Parigi en dan over land naar Paloe met een Jeep van het BB of een 700 km naar Loewoek langs de noordkust over en of door de vele bandjirrivieren die van het Tokala gebergte afkwamen en ons in de regentijd soms dagen opsloot tussen heftig bandjirrende ri vieren in of een tocht naar Kolonodale en vandaar per vlerkprauw in de om geving verkennend tournerend. Of die dienstreis naar Makassar voor een be heerdersconferentie via Tentena het hoge centrale bergland over naar Ma- samba, Palopo en verder zuidwaarts. Ach elke tocht was een belevenis op zich, sommige een aaneenschakeling van avonturen, een enkele waarvan misschien nog wel een Tong Tong uit gave bereikt. Neem nu die tournee naar Menado voor een conferentie van dienstkring- beheerders van Menado, Gorontalo en Midden Celebes. De reis werd gemaakt met een KPM-er en was maar net begonnen toen het bericht kwam dat een KPM-er komen de van Menado in de buurt van Parigi op een rif was gelopen. Onze kapitein wijzigde de koers en voer naar de on fortuinlijke collega, die bij laag tij hoog op het rif stond met nog geen meter water. Met een sloep konden we er komen en langs een zwaaiende touwladder de hele romphoogte klimmend het dek bereiken, voor wat mij betrof een klim met doodsverachting uitgevoerd maar met het hart in de keel. Boven ontmoette ik een oude kennis uit mijn Bengkalis-tijd, met Bengkalis als toenmalige standplaats. Hij was toen stuurman van een KPM-er die op Bengkalis voer. In de eerste dagen van de tweede wereldoorlog werd zijn schip in de buurt van Medan door een bom ge troffen. Hij werd zwaar gewond en moest lang in een ziekenhuis te Medan blijven. Hij overleefde de oorlog en bevond zich als stuurman uitgerekend op het gestrande schip. Hoe het nu mogelijk was dat het schip mijlen uit de koers op een rif kon varen tijdens een routinetocht? Een van de passagiers, een Chinese han delaar uit Poso, vertelde dat hij zich in de vroege ochtend stond te scheren, toen hij hoorde roepen dat het schip Parigi naderde. Hij keek uit de patrijs poort naar de nog in nevels gehulde kust en zei zo bij zichzelf: "daar klopt niets van". Halfgeschoren en met het zeepsop nog op de kin spoedde hij zich naar de brug, waar de roerganger, een Indo nesische matroos heel ongelovig keek, maar toch de dienstdoende stuurman waarschuwde. Die ging druk aan het kaart lezen en peilen, liet vaart min deren en haalde de kapitein erbij. Weer kaart lezen en peilen, nog meer vaart minderen en ten slotte liet de kapitein van koers veranderen. Enkele minuten later liep het schip op een rif. Volle kracht achteruit met het roer in ver schillende standen hielp niet. Het verhaal ging verder dat de nacht tevoren er druk was gefeest en ge dronken en kwam uiteindelijk een ma troos alleen op de brug staan. Het rif stond met nog een ander rif recht op de wal en de boot was pre cies in de zeer diepe geul er tussen in gevaren. Een koersverandering zette het schip toen op de top van het smal le rif. Dagen» later is het schip na enkele vergeefse pogingen bij hoog tij door andere KPM-ers los getrokken. Won der boven wonder bleek de schade miniem te zijn, de schade voor kapi tein en staf veel groter. In Gorontalo stapte ik over op een oudgediende bij de KPM: de Bonte koe. In de lege 6-persoons hut kreeg ik als hutgenoot de aalmoezenier S., die in dertijd mijn tweede dochter had ge doopt en waarmee ik al heel wat had meegemaakt. Een fijne geestelijke, heel menselijk en gewoon, die met al les meedeed. "Als je alles hebt gehad": begon hij toen hij mij zag. Enfin, toen ik na een goede KPM-lunch in een bovenkooi was gekropen en in slaap gesukkeld moet hij niet lang daarna mijn voor beeld hebben gevolgd. In de broeien de hitte van de hut op een windstille tropendag werd ik wakker door een stevig partijtje boze woorden en ver wensingen. Ik luisterde geamuseerd toe, want vele krachttermen kende ik nog niet en wilde ik die zeker onthouden. Tot ik mij realiseerde dat ik een geestelijke Lees verder volgende pag., Ie kolom

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 6