VAN DE INDISCHE JACHTVELDEN
KROKODILLEN JACHT
Toen ik in Tong Tong van 15 maart
j.l. het krokodillenstukje las, dacht ik
terug aan de jaren 1915-16 toen ik
werkzaam was bij de S.S. aanleg
"Bandjar-Parigi" en te Pedaherang
woonde.
Een kwartier lopen van mijn woning-
stroomde de "Tjitandoei" naar de Kin
derzee aan Java's zuidkust.
Wij gingen veel op jacht op tjèlengs
en een enkele keer per prauw de ri
vier af om boeaja's te verrassen.
Ik had in de kampong een man met
één arm leren kennen, een felle jager;
deze man had op jacht zijn arm ver
loren, doordat hij zijn oud roestig ge
weer te zwaar had geladen.
Ik had een paar vrienden uitgeno
digd voor een jachtpartijtje en deze
jager gevraagd ons te vergezellen en
tevens te zorgen voor twee prauwen
om de "Tjitandoei" af te varen ten
einde krokodillen te schieten. Hij was
daartoe gaarne bereid.
Op de afgesproken dag voeren we
langzaam de rivier af, de prauw met
onze jager en twee dajoengers een
50 meter voor ons uit om te waar
schuwen als hij op een zandplaat een
krokodil zag liggen. Op een gegeven
moment stak hij zijn hand omhoog en
wees ons een plek waar zo'n binatang
met open bek lag te zonnen.
Wij kwamen langzaam naderbij, tot
een van ons het beest onder schot
kreeg en aftrok. Raak! riepen wij,
want het dier sprong op en kwam op
zijn rug terecht en wij met onze prauw
naar de kant.
Het beest kreeg ons plotseling in
de gaten, want het wentelde zich met
alle kracht om en gleed de zandplaat
af en verdween in de rivier.
Daar hadden we helemaal niet op
gerekend zodat we te laat waren hem
nog een schot na te geven.
Onze één-armige jager, die met zijn
prauw enige meters van ons af lag,
zag dit ook en tot onze schrik en ver
bazing dook hij de rivier in, de kro
kodil na.
Wij waren met stomheid geslagen
en begrepen er niets van.
Even later kwam hij proestend boven
en riep ons toe "tida dapet"! Wel! dat
begrepen we ook wel en vroegen
waarom hij dat beest nagesprongen
was.
De zaak was, dat hij wilde weten
waar die boeaja lag, want volgens hem
was het beest zo zwaar gewond dat
hij niet ver van de kant op de bodem
van de rivier lag.
Onze jager had dan willen trachten
het beest weer op de kant te trekken,
hetgeen volgens ons niet zo eenvou
dig was geweest.
In ieder geval bewonderden wij de
moed van deze man om een zwaar
aangeschoten krokodil in de kali na
te springen.
Na dit avontuur voeren we verder,
onze inlandse jager weer met zijn
prauw voorop.
Enige kilometers verder weer zijn
hand omhoog; hij wees ons op de
oever een hoopje droog riet en ver
telde ons dat aldaar een krokodillen-
nest met eieren lag. Nu dat was voor
ons wel wat en gaven hem te kennen
dat wij die eieren wilden meenemen.
"Djangan Toean, saja tida brani am-
bil itoe telor, sebab mamma-nja dekat;
boeaja bisah amoeh!"
Maar wij lieten ons niet afschrikken.
Zelf zou ik uit de prauw dicht aan de
kant het water instappen, naar het
nest lopen, het riet uit elkaar trappen
en vlug de eieren rapen in een leeg
petroleumblik en daarna weer in de
prauw stappen. Zo gezegd zo gedaan.
Mijn beide vrienden beschermden
mij met hun Mausers in de aanslag om
eventueel de boeaja neer te knallen
als hij te voorschijn mocht komen.
Er gebeurde echter niets, de moe
der was bepaald een eind uit de buurt
Mag in geen bibliotheek ontbreken
f 6,25 0,45 porto.
zodat ik veilig met de 52 geraapte
eieren in de prauw terug kwam en
vlug voeren we weg. We schoten ver
der op nog een klein exemplaar en
kwamen tegen vijf uur op een van de
paaldorpen in de Kinderzee om aldaar
bij de Loerah te overnachten.
We hadden etenstrek gekregen en
onder 'n voorafgaande borrel bespra
ken we onze avonturen van de afge
lopen dag.
Al pratende keek ik in het petro
leumblik naar de eieren, zag enige
beweging en warempel er stond een ei
op uitkomen en na enige minuten
kwam een krokodilletje te voorschijn,
ongeveer zo groot als een tokèh. Half
uit het ei gekropen stak ik mijn vinger
top in het bekje en direct happen;
tandjes had het nog niet doch het
hield vast.
Mijn beide vrienden uit Bandoeng
hebben de eieren meegenomen en een
gedeelte aan de dierenverzamelaar
Vogelpoel gegeven, die de uitgekomen
exemplaren heeft grootgebracht.
Vele lezers is het waarschijnlijk niet
bekend, dat van de pas uitgekomen
jongen 80 tot 85% door de moeder
wordt verorberd. De jongen spelen om
de moeder en kruipen al spelende in
haar geopende bek, waarna ze haar
bek dichtklapt en de jongen naar bin
nen slikt.
Gelukkig maar! anders zouden vele
streken onbewoonbaar zijn vanwege
de krokodillen-overbevolking.
W.F.J.K.
KOMMENTAAR VAN OMAATJE
OP DE MAANREIS
(om sloom te citeren)
Dit hoorde ik vertellen:
Ja illah, voor wat ja ze haan só fer en
só duur! Tjarik apa to? En weet je
oleh-olehnja wat? Krikil tok! Lagi bij
thuiskomst di-krangkengü! Heloof je.
Ik zeg je; di-krangkeng seperti ketèk
mriengiesü! Soesah ja, die luitjes!!!
G. H. Bartman
Ja illah bewaar me!
tjarik apa to wa zoeken ze toch!
oleh-oleh wat voor iemand als een ge
schenk van een reis wordt medegebracht
krikil kiezelsteentjes
tok alleen maar, slechts
njo ventje
lagi terwijl
di-krangkeng achter slot en grendel gezet
krangkeng stevig hok met wanden van dik
rasterwerk, b.v. voor een tijger
seperti net als
ketek aap
mriengies grijnzen
soesah beroerd
9