WIENGKO n.v. Azië Zwitserland Technisch Bureau HENNEMAN Bracht de T.T. van 30 juni jl. de roer selen van mijn ziel in opschudding door een foto van Toko KÓN in Soe- rabaia (nog welbedankt voor je atten te briefkaart), zo hebben jullie me nu wéér te pakken en wel met de kreet "Wiengko (Wèngko) Babad", waardoor ik, teruggeplaatst werd in de NIS-trein Soerabaia-Bodjonegoro v.v. (verder reed ik nooit mee) en dat tijdens de stop op station Babad deze kreet na drukkelijk door ieder raam naar binnen werd geslingerd. Ik behoor dus inder daad tot die lui, die "als de weerlicht aan komen rennen met een van vreug de stralend gezicht". En je weet nu waarom! Eerlijkheidshalve moet ik er echter wel bijvertellen, dat de ontroering meer het gevolg is van "o zaliger herinnering" dan van de onvergetelijkheid van de smaak ener wiengko (waar komt dat woord toch vandaan?). Als ik me goed herinner, was het een rond, plat bak sel, ongeveer 20 x 5 cm, waarschijn lijk van hoofdzakelijk ketèla-meel, dat weliswaar goed eetbaar was doch be slist niet uitmuntte door een speciale onvergetelijke streling van de smaak papillen. Nee, dan waren er wel andere typisch- lokale gerechten die dit wel deden, bijv. saté-Babad (kambing). Het gekke is echter, dat ik dit woord wiengko al jaren kwijt was, ook mijn vrouw kon het zich niet meer herinne ren. Zelfs onze kelner van een Chi nees restaurant waar we veel komen een kontjo uit Babat kon mij niet helpen. Nu is dat laatste niet zo verwonderlijk als ik vertel dat ik met hem altijd Javaans spreek en hij mij onlangs een lachbui bezorgde door op een vraag van mij te antwoorden met "Kalih doso gangsal" in plaats van "Selangkoeng". Toen ik hem uitlegde waarom ik zo'n plezier had, was hij er goed verlegen mee: 't was voor hem dan ook allemaal al zo lang geleden omdat hij al van vèr voor de oorlog in Nederland woont. En zo zit ik dus weer in Babad, op het station. Nog even rijden langs de hal tes Bowerno, Srojo, Soemberredjo, Kapas en we zijn in Bodjonegoro, het land van de sigarettentabak. Men zei altijd, dat dit een moeilijke streek was; daarvan hebben we nooit iets gemerkt terwijl we toch zeer verspreid ver buiten de kotta midden in het land woonden. Ik herinner me, nadat onze eersteling geboren was en ik vrouw en dochter van het zendingshospitaaltje naar huis reed, ons bij de "lodji" een soort ere haag opwachtte van naar ik denk al het aanwezige vrouwvolk uit de buurt en we onder gejuich en heilwensen naar binnen reden. Toen wilden ze allemaal de kleine nonnie zien. Baby werd in de wieg paasbest op de voor galerij tentoongesteld en de hele op tocht paradeerde er langs waarbij in alle toonaarden de bijna witte haartjes, de molligheid en alle andere voortref felijkheden van onze dochter werden geprezen. Wat hadden ze de kleine allemaal graag even willen aanraken maar we hadden gevraagd of ze dit niet wilden doen. Toch konden enkelen de verleiding niet weerstaan. Veel la ter werd Betty vaak door bezorgde dessamensen even thuisgebracht als ze vonden dat ze te ver van huis was weggelopen. Ik denk dan ook aan Samirah, die met Betty op schoot bij de radio de kinder liedjes van Dankaarts in goed Neder lands meezong en ook aan Dachlan, de huisjongen. Eens aan het eind van de maand had de "geldauto" mijn salaris gebracht dat ik even langs komend aan mijn vrouw gaf. 's Avonds vroeg ik er naar. Ze verschoot van kleur, ze had er niet meer aan gedacht en de envelop op tafel laten liggen, nu was hij weg. We waren toen nog niet zo erg lang in het land en allerlei nare gedachten schoten door ons hoofd. Uiteindelijk meende ik dat ik maar het beste open kaart kon spelen. Ik riep Dachlan en vroeg hem of hij op de tafel misschien een envelop had zien liggen? Ja, dat had hij. Omdat hij dacht dat er wel eens geld in kon zit ten, had hij hem in de la van het buffet gelegd. Daar was m'n gadji dus weer, maar we voelden ons wel wat beschaamd. Op het emplacement was ook Pak Moen in onze dienst, een wat oudere man met z'n haar in een knoet onder de hoofddoek. Hij was in vaste dienst hetgeen betekende dat hij ook gedu rende het slappe seizoen aanbleef. Eens kwam ik de grote sorteerloods binnen waarvan de vloer bestond uit aangestampte zware "Bodjonegoro klei" die bij uitdroging veel en diepe scheuren vertoont. Op hetzelfde ogen blik zie ik hoe een vrij grote oelar welang in een "joejoe" (krabbetje)- gat verdwijnt. Ik riep Pak Moen met een patjoel te komen en het dier on schadelijk te maken. Pak Moen voelde er niets voor en adviseerde het dier niet te doden: het was een geluks- slang. Tenslotte kon ik er hem toch wel van In dit nummer brengen wij twee verhalen, "Wiengko" en "Beertje", over welke onderwerpen al eerder ge schreven is. We plaatsen deze verhalen noch omdat er iets volkomen nieuws, noch omdat er "alweer hetzelfde' in verteld wordt, maar alleen om nog eens duidelijk te illustreren hoe in onze "Indische geschiedenis" één naam of één woord de deur open kan zetten naar duizend-en-één belevenissen, die allemaal weer apart en origineel zijn. Onze herinnering - dus ook ons leven was - soms op het simpelste thema - van oneindig veel verrassende variaties. Tot onze verbazing zijn wij allemaal Multatuli' j- geworden. Om diens "Mil- lioenen Ideeën' werd vroeger nogal wat gespot, maar hoe tjokvol ideeën zijn we allemaal gebleken sinds Tong Tong óns in staat stelt te spreken. Als er in het jaar 2000 nog eens een kro niek geschreven zou worden over ons, zou men als in het sprookje kunnen zeggen: "Als ze niet gestorven waren, vertelden ze nou nog...!" Het wonderlijkste van alles: niets is sprookje, alles is werkelijkheidsver slag! overtuigen, dat een welang in een goe- dang waarin straks weer 400 500 vrouwen zouden zitten, veel te riskant was. Hij had daar begrip voor en stak tot mijn grote ontsteltenis z'n hand in het gat waarin de slang zojuist verdwenen was. Hij ging zo diep als hij maar kon, voelde kennelijk niets en zei: "Mbo- ten nopo-nopo, nDoro". Ik was met stomheid geslagen en zei niets meer. Achteraf bedenk je natuurlijk wel, dat hij hoogstens de staart van het beest had kunnen pakken omdat de kop im mers "voorop" zit. Op het moment zélf sta je er echter maar dom bij. Overigens hebben we de slang nooit meer teruggezien. Dat waren dan enkele der vele her inneringen aan de Bodjonegoro-tijd, zo in de dertiger jaren. Volgens sommi gen was het de hel van Java, voor ons echter beslist niet, al was 't er bloedheet. Van Baarle en Echtgenote Handel Mij. Sinds 1916 ELECTRISCHE-, CENTRALE VERWARMINGS- EN SANITAIRE INSTALLATIES, TEVENS GASFITTERS specialisten in onderhoud en vernieuwingen van installaties in reeds bestaande huizen. Volledige garantie, prijs offerten. Atjehstraat 68-72 Den Haag Telefoon 55 03 00 (3 lijnen) 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 14