EPISODE UIT HET KRIJGSGEVANGENKAMP NORI <- Het was in het eerste halfjaar van ons opgesloten zijn. De Japanner was succesvol in de oorlog en kon dus gemakkelijk edelmoedig zijn. We had den voldoende te eten, net zoveel re creatie als we zelf konden verzinnen en de geestelijke- en gezondheids dienst functioneerden tamelijk goed. Maar één ding baarde de dokters zorg. We verluisden. Mannen zijn niet bij zonder netjes en zelfs in de soldaten barakken van voor de bezetting waren we er niet vrij van. Maar toen kon er wat aan gedaan worden, nu niet. De doktoren rapporteerden het geval aan onze eigen kampleiding, die het voor bracht bij de Japanse autoriteiten. Die wist raad. Luizen waren bij hen altijd hoofdluizen. Wantsen en kleren- luizen zijn klaarblijkelijk in het Japan se leger onbekend. Dus kwam daar het bevel: Kaalknippen. Er moest een lijst in geleverd worden van be roeps- en amateurbarbiers, tondeuses, scheermessen, scharen en schuim- zeep, er werd tijd beschikbaar gesteld om de hoofdtooi kwijt te raken, en zo zouden de zesbeenders hun schuil plaatsen kwijtraken en uitsterven. In derdaad lieten enkelen zich kaal knip pen, maar de meesten lapten het be vel aan hun toen reeds vereelte zolen. De officieren waren vrijgesteld van deze operatie en dat wakkerde de lust tot het opvolgen van het bevel ook al niet aan. Zo zag de Japanner bij de appels practisch geen geschoren hoof den. Op zijn vraag aan de kampleiding, hoe dat zat, moest deze antwoorden: Ze willen niet en wij kunnen ze niet dwingen. Wel, zei de Jap dan zal ik U dat eens leren. Onze officieren wa ren nieuwsgierig, hoe hij dit varken tje wassen zou. Op een zaterdagmid dag met blakende zonneschijn heette het plotseling: Aantreden voor appèl. Het appèl werd gehouden op het voetbalveld van de kazerne, waarin we opgesloten waren. Toen we opge steld waren, werden de enkele kaal koppen eruitgepikt en langs het lijntje gezet. Sommige oudjes, waaronder ik, en de officieren mochten ook gaan. De rest werd in rijen van vier gezet en daar klonk het: Met de looppas, voor waarts, mars! Daar waren de jongens niet bang voor. Lachend begonnen ze. In de tropenzon, 's middags om twee uur. Rond het voetbalveld. Ze zouden die Jap wel eens tonen, dat ze niet klein te krijgen waren. Maar dat viel niet mee. Het ging maar door. Drie keer rond, vier keer, vijf keer. De hoof den werden rood. Enkelen vielen uit. De meesten konden het ongemerkt doen, doch enkelen werden met Ja panse zachte dwang overreed om toch weer mee te doen. Het tempo werd langzamer, de voeten sloften meer. Na tien ronden vond de Japanner het ge noeg. "Gewone pas". Wat een gezicht! Ze hinkten, sloften, sleepten zich voort. Daar springt uit het groepje of ficieren de kapitein Alting van Geusau naar voren. "Hee, jongens Jaat je niet kisten! Zet em op! Een twee, een, twee!" En de koppen hieven zich op, de benen strekten zich, en ferm in de pas, fris als in het begin, werd nog eenmaal om het voetbalveld gemar cheerd en toen ze naar de barakken terug mochten, renden ze het veld over, lachend. Maar de komende week hadden de barbiers druk werk. Een jaar op tien later ontmoette ik een van de jonge kerels, die meege lopen hadden. Hij herinnerde het zich nog best. Maar dat het Kapt. Alting van Geusau was, die ze als overwinnaars het veld had laten verlaten, dat was hij totaal vergeten. J. H. Oderkerk We hebben veel gekke lezers. Na tuurlijk! Die heeft iedere krant! Maar wij hebben onze gekke lezers en leze ressen apart lief. Want ze stappen regelmatig doodleuk buiten het gareel van alles wat normaal is (zonder ab normaal te worden!) en dat maakt dat je af en toe lekker lachen kan. Zo heeft onze vriendin Nori bij ons zo'n tegel gekocht met "Kresna" erop weetjewei. Om thuis op te hangen naast onze Poekoel Teroes tegel. En weet je wat ze op een stukje papier geschreven heeft en netjes on der Kresna geplakt? (Want het ding moet toch een naam hebben net als Poekoel Teroes!) Nou, dus heeft ze op dat papiertje "Verkerk" geschreven. En als er Hollandse kennissen uit de buurt bij haar op bezoek komen om alles wat Javaans is te bewonderen, vragen ze verbaasd: "Waarom staat daar nou Verkerk op?" "Nou, dat weet U toch wel? Dat is die beroemde schaatskampioen!" "Jawel...eh...maar dit..." "Nou, dat is duidelijk Verkerk", zegt Nori heel gewoontjes, "een mooi portret, hè?" en stapt over naar een ander onderwerp van gesprek. Terwijl de buurvrouw nog een hele tijd echt wezenloos blijft staren... Die Indische mensen zien alles héél anders, hè. Héél, hééél anders...! T.R. éi Ook Mevr. E. van Heukelom-Stibbe te Leiden wist zich bij het zien van de schoolfoto van Blitar (T.T. no 6, 30 sept. 1969) nog namen van onderwij zers en leerlingen van deze school te herinneren. Zij schreef: "Ons schoolhoofd was de Heer van Veelen, met zoon Wim, na de Heer Sluijter. Onderwijzeressen: Mej. van Herwerden, Hamar de la Bre- tonnière. 1939 Was er een onder wijzer die geweldig kon tekenen en die is later naar Makassar gegaan als tekenleraar. Leerlingen: Els de Gunst, Dédé Moekiman, Lody en Millie Goed hart, Jeanne, Anneke en Marietje Ar nold Bik, Ella van Dijk, Iwan Badal, Harrie en Emmie Soewarno, Annie Tax, Emsje, Sonja, Harrie en Henk van Za lingen uit Garoem, Elleke en Petra Ruijtenschild, Yvonne Senduk, Jessie Temminck, Marylee Wepf, Laura Schminck, Vas Patoir, Arthur Pla- schaert, Bob Zweeden, Flip Broekhuij- zen, Wiebe van der Vlugt, meisjes Wiggers en een Japans meisje, Soemi geheten, dat elke dag 3 uur moest fietsen om op school te komen". 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1969 | | pagina 9