r
m
Woudloper
in Nw. Guinea
De tijd, dat er weer naar het binnen
land moest worden getrokken om gom-
copal te winnen, duurde meestal 2 tot
3 maanden na de saffa (wonden van
de bomen). Per prauw voortgestuwd
door middel van lange stokken werd
langzaam de rivier Tor stroomopwaarts
bevaren. De Tor stroomde ongeveer
25 km ten Oosten van Sarmi, waar
indertijd een Bestuursassistent zat,
geschraagd door een plukje gewapen
de politie. Een zendingspost was daar
ook gevestigd. De Sarmi-streek be
streek een areaal dat zich vanaf de
rivier Membramo tot ruim 180 km naar
het Oosten uitstrekte met een diepte
naar het Zuiden tot aan de Sneeuw
gebergten.
De bestaande minimale bestuurs-
sterkte was de reden waarom de be
stuursassistent er niet toe kon komen
het binnenland in te gaan en slechts
aan de kuststreek zijn gezag kon uit
oefenen. Zijn gewone orders werden
door de korano's (dorpshoofden) uit
gevoerd, die door hem werden aan
gesteld. Om effectief te kunnen optre
den was de korano op de steun van
het Bestuur aangewezen doch als deze
steun hem ontviel, kon hij bij de be
handeling van de vele perkara's, die
meestal uit penibele vrouwenperkara's
bestond, tegen de golf van de welbe
spraaktheid van zijn eigen mensen niet
op, waardoor hij vaak tegenover hen
voor schut stond. In het binnenland
daarentegen traden de z.g. kepala's-
perang op als korano's en bekleedden
zij hun leiderschap met vol gezag. Zij
konden zich vanwege hun positie een
huishouding permitteren van 2 a 3
vrouwen, al was in hun streek het
vrouwenvraagstuk zeer acuut.
Nadat in de dorpen de ruilartikelen
o.a. bijlen, kapmessen, gewone _piso
blati's, sarongs, tabak enz. waren uit
gedeeld met de daarbij behorende
goeni-zakken, benodigd voor het vul
len van de damar, kreeg de prauw een
andere bemanning en wel van mensen
van de Berrick-stam en konden de
kustmensen huiswaarts keren.
Bij zo'n damarcampagne moesten de
mensen van de verschillende dorpen
samen bivakkeren om gezamenlijk te
kunnen optreden bij eventuele over
rompelingen van vijandelijke bergstam
men. Het vergde veel van tact om de
troep, bestaande uit mannen, vrouwen
en kinderen, vredig bij elkander te
houden voor de periode die nodig was
om het gomcopal bijeen te garen. Als
de mannen met vaak hun vrouwen naar
de vlakbij gelegen gebergten gingen,
v
Even de sema-sema op het eiland Noondeftran trekken. Pas op, dat dit snel gebeurt, omdat
de krokodillen achter je rondzwemmen. Op de achtergrond het woud, dieper, wreder en myste
rieuzer dan waar elders ook ter wereld.
Met hoed: Boy Martens. Daarachter, de sema-sema optillend, Tessensohn. Geheel links hun
Papua-gezel van het dorpje Hol-Moffin, Jongtaai, die kort daarna volgens de dorpsbewoners
door de Soewangi is getroffen en gedood.
Uit een brief van T.: "Het zijn de Indo's geweest die hier het zwaarste pionierswerk hebben
verricht. De Totoks kwamen pas nadat van 1950 tot 1953 door de Deta-jongens de "echte"
huizen waren gebouwd. Op een daggeld van 1,50 plus voeding. Overal lagen de graven van
de Indo's. Te Sarmi, een klein gehucht, vindt men zelfs een heel kerkhof van onze mensen.
Mannen en vrouwen die bij dit pionierswerk gevallen waren, de helft aan zwartwaterkoorts
De jongens van Nieuw Guinea heb
ben een apart warm plekje in mijn
hart, al heb ik er weinig over geschre
ven, omdat ik hun leven niet uit eigen
ervaring gekend heb. En zij over het
algemeen niet zó konden schrijven dat
zij ons door brieven deelgenoot kon
den maken van hun lotgevallen. Noch
tans weten wij genoeg van b.v. het
lot der "Deta-jongens" om ze nooit
meer te vergeten. En verder hoofd
schuddend te luisteren naar de vele
"klachten en ellenden" van pappotzit-
ters. Maar hier luisteren wij even naar
de herinneringen van een jongen die
in Nw. Guinea leefde als een "trap
per" zoals ze in Amerika leefden in
b.v. de verhalen van Fenimore Cooper
of Curwood of in romantische films.
Of in dagboeken van onze grootouders
in de pionierdagen van Ned. Indi'é
T.R.
waar de Agathis-bomen groeiden,
moest er toezicht zijn voor de over
blijvende vrouwen en kinderen.
Men moest op zijn hoede zijn dat de
jongelui, die hun ka-oeritijd achter de
rug hadden geen kans kregen voor een
verstolen amourette.
Een ka-oeari-hut was n.l. een hut
van groot formaat, waarin de mannen
gedreven door een geheimzinnige mys
tieke aandrang periodiek in retraite
gingen. Zo'n hut was ook tevens de
plaats waar de mannelijke pubers hun
z.g. ontgroeningstijd ondergingen om
daarna dan volledig als man in hun
gemeenschap te worden geaccepteerd.
Bij hun rituele dansen werden het ge
laat, de armen en andere lichaams
delen met houtskool beschminkt. In
cadans met het gebas, voortgebracht
door met de volle mond in een bam
boekoker te boe-boe-en, putten ze zich
uit in heftige buigende bewegingen
daarbij tevens met de voeten op de
para-para stampend. Voor vrouwen en
kinderen was het ka-oeari-huis taboe.
Er bestond een zekere jungle-code dat
ze slechts tot een zekere afstand de
hut mochten benaderen en dan om
slechts voedsel en drank neer te leg
gen.
We hadden toen we weer bij de
Djaar waren snel nieuwe bivaks moe
ten bouwen daar de vorige hutjes door
doortrekkende niet bevriende stammen
waren verbrand. Toen die werkzaam
heden beëindigd waren, hielden we
met elkander besprekingen aangaande
de manier van opereren om tot een
volle winning van de damar te komen.
Ook de mensen van de Waf en De-
ranto-dorpen werden ingeschakeld.
Deze dorpen lagen zuidelijk van de
Boe-fare aan de Foeinrivier, een
stroompje, dat ook in de Tor uitmond-
10