Hoeveel soorten Pisang kent U? mi Vele zaken van volk, land en natuur van Indonesië hebben wij soms haast dagelijks onder onze aandacht gehad. En tóch weten wij er vaak alleen maar vage oppervlakkigheden van. Niet ge noeg om er een behoorlijk opstelletje over te schrijven! Daarom plaatsen we af en toe zulke bijdragen als deze, die dus niet Indisch zijn, maar toch on verbrekelijk tot onze Indische uitrus tingbehoren. Hier in Nederland kennen wij prak tisch maar een paar soorten bananen de "Chiquita" en de "Del Oro" en een soort van pisang reboos van een on bekende oorsprong. (Schr. bedoelt misschien de uit Suriname afkomstige pisang tandoek achtige bananen, die inderdaad eerst gekookt moeten wor den. Red.). Maar wat is Java rijk aan pisangsoorten, wat een verschei denheid van kleur, grootte, vorm en smaak. Er zijn handbananen, maar ook pisangs die gereboes (in water ge kookt), of gekolak, d.i. gekookt moe ten worden met santen (klappermelk) en rode suiker. Er zijn dwergsoorten dien iet groter worden dan 6 cm maar ook die een lengte heben van 50 cm. Hier volgt een lijstje van de soorten met de Javaanse namen, die ik mij van Midden-Java herinner. Volledig zal het wel niet zijn. Wie kan het aanvullen? Van elk ga ik ook een korte beschrij ving geven. 1. Rodjo; 2. Soesoe; 3. Kawisto; 4. Kidang; 5. Blitoong; 6. Kepokawoe; 7. Kepokpipit; 8. Kloetook; 9. Djamboe; 10. Tjengkir; 11. Poeloot; 12. Tang- kweh; 13. Rodjosewoe; 14. Gedang- wiloos; 15. Rodjo-agoong; 16. Gebjar; 17. Gedangambon; 18. Bjohk; 19. Bjoh- knongko; 20. Gedangidjoo; 21. Ge- dangkekee; 2223. Pisang Mas. No. 22 is naamloos. Zie beschrijving. 1. De RODJO. Wij openen de rij met de RODJO, want deze is immers de radja, de eer ste, de beste en de smakelijkste onder zijn soortgenoten, al kunnen smaken natuurlijk verschillen. Ik heb b.v. ie mand gekend, die helemaal geen pi sang lustte omdat het naar zeep smaakt. U weet, dat pisangbomen na de vruchtdracht doodgaan. De RODJO leeft zowat 1'/2x zolang (anderhalf jr.) als de andere soorten, waardoor de oogst ook langer op zich laat wachten. Hierdoor en mede door de fijne smaak en mooie uiterlijk is de RODJO duur der dan de andere pisang. 2. De SOESOE of ook (mal. radja seree, of Soendanees radja sèrèh) is algemeen bekend, maar vaak noemen we de KAWISTO, die er erg veel op lijkt, ten onrechte ook soesoe. De echte soesoe is de kleinere met fijner schil en fijner smaak. Aan de punt is 16 'n knobbel, waarin de Javaan de over eenkomst met een tepel ziet. En hier naar heeft de pisang haar naam soe soe d.i. vrouwenborst dan ook qekre- gen. 3. De KAWISTO is forser van stam en vrucht. De schil is ook ruwer en heeft een gladde punt. Laat men de toendoon (tros) om hem goed te laten rijpen, te lang aan de stam zitten, dan krijgen de vruchten overlangse scheu ren, wat bij de soesoe niet gebeurt. 4. De KIDANG is een bruinrode pi sangsoort, zo genoemd naar de kleur van dit roodwild. Stam en vruchten rood, behalve de bladeren. De goed rijpe vruchten vergelen een weinig, zijn zoet (apart zoet). 5. BLITOONG. Deze is als de ki dang een forse boom. De vruchten worden als ze rijpen geel. Niet sma kelijk. Deze pisangtuin werd niet gekiekt in Indo nesië, maar in de omgeving van Las Palrnas (Canarische Eilanden). Zoals U ziet zijn alle pisangtuinen, waar ook ter wereld, voor óns een stukje lndië"De foto kregen wij van lezeres A. L. v. Maarseveen. 6. KEPOK AWOE. De pisang heeft zijn naam te danken aan de grijze kleur van de vruchten en onderkant van de bladeren. Als men de boom be kijkt, is het net of hij met awoe (as) bestrooid is. Het vruchtvlees is aan de buitenkant wit, naar binnen over gaand tot roodgeel. Zacht en zoet; wordt gekookt of gestoomd gegeten. In de kern van de vrucht zit een vloei baar stroperig vocht, dat nog zoeter is dan het vruchtvlees. 7. KEPOK. Lijkt erg veel op de awoe, is echter niet grijs en niet zo fors. De vruchten aan de sisir liggen zeer dicht aan elkaar, daar vandaan de platte vorm. He vruchtvlees is vast en wordt gegeten als kolak of ook geroosterd en plat gedrukt (pipit). Er bestaan echter nog andere kepok- soorten o.a. KEPOK TAOON. Gelijk als de kepok-awoe, groen van kleur, vrucht smaakt hetzelfde. De eigenaar digheid is, dat deze soort per uitstoe- ling met slechts één stam per jaar een vruchttros draagt. Volgens mij moeten de andere stammen meerdere jaren te leven hebben. Ik heb dit niet kunnen controleren. KEPOK OERANG (oedang). Gelijk als de pipit maar zurig van smaak. Ik ken deze soort ook te weinig. 8. KLOETOOK. Is een half wilde soort met brede stevige bladeren. Op vochtige plaatsen stoelen ze snel uit. Wordt geplant voor het stevige blad, dat gebruikt wordt als verpakkingsma teriaal voor allerlei pasar- en warong artikelen en de gedroogde gedebok- schijven (bladscheden) als verpakking van balen tabak. De vrucht is in door snede bijna rond en zonder hoeken. De vrucht die eigenlijk erg zoet en smakelijk is, wordt niet gegeten, om dat ze vol pitten zit en maar heel wei nig vruchtvlees heeft. Jonge vruchten, waarvan de pitten nog zacht zijn, wor den gepoft en hiervan wordt petjel ge maakt en eveneens met de djantoong (bloem). Wie heeft dit weieens gege ten? Was het niet lekker? Ook bij de roedjak oelik hoort jonge pisang kloe took. Sepet, maar ngiler als ik eraan denk. De bongol (stronk) wordt ver werkt tot sajoor goedek ter vervan ging van gori (jonge nangka). Van deze pisang is de volgende le gende. Omdat deze banaan oorspron kelijk pitloos en de lekkerste van alle pisangsoorten was, mochten alleen mensen van vorstelijke en adellijken bloede ze eten. Dit wekte het onge noegen van een zekere tovenaar op. Hij sprak een vloek uit, dat de heer lijke banaan voortaan vol kleine steen tjes zou zitten en zodoende voor koningshuis en adel, voor wien de pi sang toch uitsluitend bestemd was, oneetbaar werd. En sindsdien is de banaan een en al pit met zeer lekker, maar bijna geen vruchtvlees. 9. Gedang DJAMBEE (pinang) 10. Gedang TJENGKIR (jonge klap per), Beide pisangsoorten doen denken aan de betelnoot en een hele jonge klapper, dus bolrond en naar steel- kant en punt taps lopend. De djambee, de naam zegt het trou wens al, is veel kleiner dan de tjengkir. Er zitten maar weinig sisirs aan de toendoon (tros). Vruchtvlees vrij zacht, maar zurig. Dit zelfde geldt voor de tjengkir. Daar de beschrijving van de pisang djamboe (zie TT no. 20, d.d. 30-4- 69, blz. 7) vrijwel overeenkomt met die van de pisang djambee, zullen ze wel dezelfde zijn. 11. POELOOT. Deze wordt nage noeg niet gekweekt. De vruchten zijn alleen te eten als ze goed rijp zijn.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 16