Het Pupillencorps van Gombong 1855 door dr. H. J. DE GRAAF Er wordt thans veel over de jeugd gemopperd, wat niets nieuws is. Men spreekt zelfs van een jeugdprobleem! Dat komt er van, als men sedert het begin dezer eeuw de jeugd toeroept: Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! Maar als die jeugd de toekomst naar eigen fantasie wil fatsoeneren, gaat men protesteren. Listiger zijn de Amsterdamse autoriteiten. Die richten gratis jeugd- societeiten op, met verrukkelijke namen als Fantasio of Paradiso, waar de "jongeren" mogen "experimenteren", en toch tersluiks onder politietoezicht staan. Onze wat minder progressieve va deren waren niet zo handig en zeiden: "Maak van die woeste knapen solda ten, dan verliezen ze hun wilde haren in de strijd met de vijand, en redden meteen het vaderland". Vandaar de oprichting der pupillen-corpsen. Op zo'n corps, in den Haag, is ook de befaamde Toontje Poland tot een heel bruikbaar militair opgeleid. Hij bracht het tot kolonel! Van Rees geeft er, onder gebruikmaking van Toontje's mémoires, een smakelijke beschrijving van. Toen men dan ook in Indië, ruim een eeuw geleden, met een jeugdprobleem worstelde, leek een pupillen-corps dé oplossing. Die jeugd was ook van een heel bijzondere aard. Generaal majoor Penning Nieuwland merkte in 1846 op, dat de zoons van Europeanen, bij In landse vrouwen verwekt, onder het volk hunner moeders verloren gingen. "Zij groeiden daarin op als z.g. "sin- jo's", en in ledigheid en luiheid leven de, waren zij anderen tot last en scha de". Militaire dril zou dit kunnen voor komen en hen "tot nuttige leden der maatschappij vormen, mits zij vroegtij dig aan het slechte voorbeeld ont nomen werden". Daarom werd op 13 aug. 1850 bij algemene militaire order het Neder- landsch-lndische pupillencorps in het leven geroepen, dat eerst te Kedong Kebo, gevestigd was, doch van 1854 tot 1912 te Gombong bestond, zodat menig oudere, als hij het woord Gom bong hoort, terstond aan dat militair opvoedingsgesticht denkt. Op de genoemde datum tekende generaal majoor Penning Nieuwland het reglement van het corps, volgens dr. ds. baron van Hoëvell, die het in zijn tijdschrift van Neerlandsch Indië liet afdrukken, een "monument van vooruitgang en beschaving". Bij lezing van het vervolg zullen moderne lezers zich misschien verbazen. Dat komt slechts, omdat vooruitgang uit 1855 iets anders is dan progressiviteit van 1969; om van de beschaving maar te zwijgen. Hoe werd men lid van het corps? Niet vrijwillig, maar door beschikking van ouders of voogden der knaapjes. Zij konden hun overtollig mannelijk kroost van 7 tot 10 jaar toevertrouwen aan de militaire autoriteiten. Dat klinkt nog al bars, doch wij zullen zien, dat zelfs in deze kringen toch ook de stem der "menselijkheid" zacht, maar duidelijk weerklonk. De wurmen bleven tot hun 18e jaar bij het korps; daarna gingen zij "zon der handgeld" over naar het leger, waar zij tot hun 28e jaar als soldaat moesten blijven dienen. Een jochie van 7 jaar, dat naar het korps werd ge stuurd, was meteen voor 21 jaar onder de pannen. Daarna kon hij als werkman in de burgermaatschappij behoorlijk de kost verdienen. Maar de meesten zijn het militaire vaandel trouw gebleven. Ontslag was voor het 28e jaar on mogelijk, tenzij om gezondheidsrede nen of "wegens onverbeterlijk slecht gedrag". Overigens hadden de pupil len het binnen het kampement, dat zij bewoonden, niet slecht. Er waren echte kazernes, met eet- en slaapruimten, school- en werklokalen, een ruimte voor de gymnastiek en een zieken huisje. Er was een omheining, waar niet iedereen zo maar binnen mocht stappen, want er stonden schildwach ten. Alles echt militair. Ook het eten was net als in het leger, met dien verstande, dat de jongelui maar 1 pond rijst en een 1/2 pond vlees per dag kregen. Echter, "aan hen worden geene geestrijke dranken, zoo als genever, arak of dergelijke verstrekt". Een ver standige maatregel! Ook de ligging geleek op die der soldaten, doch zo, dat de knapen ge makkelijk door een hunner opvoeders konden bespied worden. Toezicht was wel wenselijk, vooral 's nachts. Dan de kledij, leder had: 3 hemden, 2 linnen kielen, 2 linnen pantalons, 2 paar schoenen, 1 haarkam, 1 kebaja en 2 slaapbroeken (de pijama had nog niet zijn intree in Indië gedaan), 2 zak doeken, 2 handdoeken, 1 kwartiermuts, 1 kleer- en 1 schoenborstel. Al deze artikelen zouden op bepaalde tijden vernieuwd worden en werden, indien niet gebruikt, opgeborgen in een net houten kistje, dat gouvernementseigen dom bleef. Evenals de militairen, genoten de pu pillen een soldij, t.w. 25 duiten per dag. Dit geld kregen zij echter niet in handen, want het werd in de menage- pot gedaan. Hieruit werd een deel uit betaald als zakgeld, t.w. de pupillen onder 9 jaar kregen niets, die van 9 tot 12 jaar 5 duiten, die van 12 tot 16, 10 en de oudsten 15 duiten, per 5 dagen. Men kon dus van nul tot 3 duiten per dag opklimmen. Gelukkig dat destijds alles nog zo goedkoop was, vooral aan de warong. Hoe brachten de a.s. soldaatjes hun tijd door? Ze werden vooreerst be hoorlijk onderwezen, 6 uren per dag. Keu gvoojt pupUlt-ti iiirt «m-u on l'-ryflii-irr, «-n l«-r wipii* U'utiug gy8Uï:»stl>irh«* •Oh'iiiitgi'ti hi'M«0 plant.- gehad. Er zullen maar heel weinig lezers zijn (hoogstwaarschijnlijk helemaal géén!) die Gomhongers gekend hebben zoals op dit plaatje. De keren dat wij met Gomhongers kennis maakten, waren zij al volwassen en hadden bijna zonder uitzondering een mooie en eervolle plaats in het KNIL veroverd. Toch zijn al die uitstekende militairen zo begonnen als op dit plaatje: een beetje triest uiziende groep wezen in nogal snitloze grijsgroene uniformen. Opgroeiend met strenge onderofficieren in strenger tucht. Met een zeer schrale menage. Volgens maatstaven van de jeugd van vandaag zeer beklagenswaardig te noemen. Toch groeiden zij op tot zwijg zame, betrouwbare, moedige kerels met respect voor hun medemens en zelfrespect.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 6