1)0 hoofdingang der Inrichting, links <le slaajwilon. Dan ging de ene helft der compagnie naar school, terwijl de andere helft een handwerk leerde. Ze mochten kiezen tussen het kledermakers-, het schoen makers en het timmersmansvak. Erg handigen mochten later naar de ge- weermakersschool of iets dergelijks. De bedoeling was, dat de leerlingen zelf in de eigen behoefte aan kleding, schoeisel en kazernering voorzagen. Handig en zuinig bedacht! Het lesrooster van de schoolmees ter zag er tamelijk vol uit. Behalve lezen, schrijven en rekenen, prijkten daar de vakken aardrijkskunde en ge schiedenis van Nederlandsch-lndië op, maar ook nog van iets van de geschie denis van Nederland en zelfs van de wereld. Je vraagt je echter af, hoe ie iets van de historie van Nederland of de wereld kunt leren, als je niets van de geografie buiten de Archipel weet. Doch tevens had men met vooruit ziende militaire blik gedacht aan bibit voor onderofficieren. Daarom werden de pientersten ook onderwezen in compagnies administratie, het aanhou den van menageboeken, rechtlijnig en topographisch tekenen (het laatste ze ker voor de Top. Dienst). Daar er natuurlijk een groot gebrek aan onderwijzers was, zouden vier leerlingen tot kwekelingen worden op geleid, Die hoefden dan geen hand werk te leren, daar hun toekomst bij het onderwijs lag. In één opzicht was deze school ui terst modern: géén rapporten en géén eindexamens, slechts "nauwkeurige aantekeningen van de vlijt, gedrag en vorderingen" der leerlingen. Doch het is begrijpelijk, dat men op een dgl. school, met een honderdtal leerlingen, die éllen intern waren, ook zonder rap portcijfer wel wist, hoe ieder er voor stond. Bovendien was er binnen de omheining van het kampement weinig Misschien vinden moderne mensen de aanblik van oude tangsi's en andere militaire gebouwen nogal geestloos en hard. Met al die zwaar- stenengehouwen en al dat prikkeldraad. Ons echter viel vooral de soliditeit en be trouwbaarheid op.' militaire vorming betekende ernst. Dus geen lollige en kleurige gebouwtjes en zo En na tuurlijk werd weinig ge dacht aan tuinen en perken. De statige kenarie bomen met hun heel eigen krachtige en verweerde stammen zal niemand vergeten. Ze waren als veteranen: oud, beproefd, sterk, eerbiedwaardig. En aan hun voet lagen de ke narie s die zeker ook door de jonge Gombongertjes bij honderden gezocht, gestampt en opgepeuzeld zullen zijn. gelegenheid tot slabakken of lanterfan ten. Een wat vlotte schoolmeester ken de ieder van zijn discipelen. Een heet hangijzer was het gods dienstonderricht. Terwijl men tegen woordig graag iedereen verkettert, als hij niet goed democratisch of progres sief is, zaten in die goede oude tijd de godsdienstige richtingen elkaar dwars. Vandaar dat sommigen droom den van een algemene religie zonder geloofsverschillen, een soort van grootste gemene deler van Katholicis me en Protestantisme. Dus, in de week, géén catechisatie voor de Pro testanten of lering voor de Katholieken, maar lessen in de algemene beginselen der zedekunde, op algemene beginse len van godsdienst gegrond. Hoe men zich dat voorstelde, zou ik weieens klassieke schoolboek van de "Brave Hendrik" voor? Des zondags, als er willen weten. Las men soms uit het geen geestelijke in de buurt was: ze- dekundige, godsdienstige voorlezingen, plus gebed, waarbij weer zorgvuldig alles moest worden vermeden, wat "niet voor alle godsdiensten geëigend was". Dus: kool en geit sparen! Doch wanneer er een dominé of pastoor bij de hand was, kreeg deze de kans om (alleen voor zijn geloofsgenoten) een echte godsdienstoefening te houden. Naar mate de leerlingen opgroeiden, zouden zij vaker in de militaire oefe ningen, als soldatenschool, tirailleren enz. worden onderwezen. Tot deze in structie behoorde ook het "doen van militaire wandelingen". Doch voor de jongetjes onder de 10 jaar zouden het gewone wandelingen zijn, of, bij slecht weer, gymnastische oefeningen. Vrij door de kampongs zwerven was er vóór het 18e jaar niet bij. Tenslotte werd er iets aan de edele musica gedaan. Als er gelegenheid toe bestond, zou men de pupilen enig mu ziekinstrument als hoorn, trompet of fluit in handen geven, of de zangkunst laten beoefenen. Dit laatste bedoelde door het zingen van militaire en vader landse liederen, "den krijgsmansgeest op te wekken en in vrije uren tot eene even nuttige als aangename verpoo- zing te strekken". Dus van de vrije uren gingen muziek- en zanglessen nog af. Natuurlijk was er bij het korps zo iets als krijgstucht, hoewel de straf fen waren aangepast aan leeftijd en karakter. Wijselijk beoogde men door "aanhoudende inspectie" het kwaad, inzonderheid de onzindelijkheid, eer te voorkomen dan te bestraffen. Ook zou men eerst de zondaren "door gestren- gen maar bedaarde ernst" berispen. Bleven zij echter onverbeterlijk en kwamen strafbare feiten, als diefstal, (Lees verder pag. 19) Een andere karakteristiek van militaire gebouwen: de lange, haast eindeloze gan gen en galerijen, waar het altijd luchtig en vrij-open was. De hoge kenariebomen vingen de grootste zonne hitte op, maar lieten door hun luchtigheid ook elk fris windje door. Die ogenschijn lijk luchtige galerijtjes waren overigens oersterk, immers door de Genie gebouwd. Kleine Gombongertjes groei den op in een sfeer van soliditeit, betrouwbaarheid, ruimheid. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 7