0nze <=S>ingehouwen
J. M. VAN EXEL's
Schoenhandel
9
Die heerlijke ruime, glimmende loop-,
speel- en stoeiplaats, meestal aan de
achtergalerij verbonden door een trap
je naar beneden.
Aan de zijkant eerst de gudang, dan
de keuken, bediendenkamer en ten
slotte de W.C. Aan de dakrand hingen
klapperdoppen met anggrek-bulan en
andere orchideeën. Als het regende
werden ze vanzelf begoten. Ik heb ook
wel eens kratten zien hangen met klap
pervezel voor de orchideeën, maar die
heb ik nooit zo mooi gevonden. In de
bediendenkamer stond een baleh-ba-
leh, waarop onze kokki vooral, haai
op bezoek komende familieleden liet
zitten. En ze bleven er altijd de hele
dag, wat altijd goedgevonden werd. Ze
zaten er dan heel gezellig te omong-
omong onder het genot van een kopje
kopi tubruk (in het Javaans wedang
kopi, hier zeggen we geestig "pantalon
fermée". Tubruk (een broek die toe is).
Wij vroegen dan: "kokkie, tamu itu
siapa?" (wat zijn dat voor bezoekers?)
en dan zei ze: 'Anak saja, non, dan
tjutju. Boleh toh bertamu?" (mijn kind
en kleinkind. Ze mogen toch op be
zoek komen).
Wij zaten altijd aan de rand van de
galerij, met onze benen bengelend naar
beneden, te bikkelen of "boter-melk-
kaas" te spelen met krijt op de vloer.
Maar na afloop moesten we de krijt
strepen goed wegvegen. De ga-
ze met doeken wuiven. De weg ging
om een ravijn, en het kampement stond
aan de andere kant van het ravijn, zo
konden we hun nog lang zien, totdat
we de hoek omgingen. Dat was dan
onze Ambonse tijd. Terug op Java werd
Chris op Semarang in Djatingaleh ge
plaatst. Met weemoed denk ik nog aan
die mooie tijd.
lerij was altijd spiegelglad en zeer
schoon. Kokkie zei weieens: "djangan
bikin terlalu litjin, nanti saja plèsèt (niet
te glad maken, ik glij uit). Dan zeiden
we om haar te plagen: "tetapi kokkie
toh punja kaki isapi" (je hebt toch zuig-
voeten), waarop zij verontwaardigd:
"Allah, saja toh bukan tjitjak" (ik ben
toch geen tjitjak (muurhagedisje).
Onze kokkie poetste haar tanden al
tijd met fijngewreven rode baksteen,
met haar vingers. In de loop der tien
tallen jaren waren haar tanden zo dun
als papier en krulden als een franje
naar voren, wonderlijk. Als ze mijn
jongste broertje in de slendang droeg
en wij hem wilden knuffelen (dikwijls te
hard, zodat hij ging brullen), kwam ze
dreigend met duim en wijsvinger, zeg
gend: "awas, nanti tah djepit, loh" (op
gepast, ik knijp je).
In de keuken was ze alleenheerseres
en wij kwamen altijd, even spel onder
brekend, stilletjes in de keuken empal
of een gris uit de seroendeng gappend.
Als ze dat zag riep ze: "Allah, non,
djangan nanti belum kelar, sudah ha-
bis" (niet doen, meisje, straks is het
op voordat het klaar is). Wat hebben
we onze oude kokkie altijd geplaagd,
maar ze werd nooit ernstig boos. Maar
met het Nieuwjaar werd het oudje
goed bedacht, hoor. "Waar zou je nu
liggen, lieve oude kokkie?"
Later in Holland ontmoetten we lui
tenant Kloprogge, die intussen gepen
sioneerd Overste was, weer in den
Haag, die ons vroeg of we niet onze
nasi petjel of goedek misten. Nee zei
den we, die kunnen we maken, maar
de heerlijke warme zon, die missen
we erg.
Lien Doppert
alleen Reinkenstraat 29
Den Haag - Tel. 33 21 17
Specialist in exclusieve dames
schoenen met hoge of lage hak
in de allerkleinste maten.
vanaf maat 32
Enorme koopjes
in de winteropruiming.
iHllllllllllllllllllllllllllillillllllllllllllllllllllllllllllllUIIIIIIRIIIItllMIIMIIIHIIIIIIlnlIIIIIUUIIIIIIIlUHIIIiaaiIRKI
Als het zo bloedheet was onder het
spelen, legden wij ons languit op de
koele stenen galerij en staarden naar
de anggreks boven onze hoofden. (Ik
zie ons dat hier doen!) En als we dan
langs onze bengelende benen naar be
neden keken, zagen wij een hele rij
kuiltjes in het zand. U raadt het oen-
doer-oendoer (mierenleeuwtjes). Wij
naar beneden, bliezen in het kuiltje
(met bibs omhoog en hoofd omlaag
tuurlijk. Vaak gaven wij een schop te
gen zo'n omhoog geheven bibs!) tot
het diertje zichtbaar was en er met
voorzichtige vingers werd uitgehaald
en in een leeg doosje gedaan. We
kietelden ze met een grassprietje, die
gekke diertjes, die altijd achteruit lo
pen. Ik geloof dat zij in werkelijkheid
moendoer-moendoer heten, omdat zij
altijd achteruit lopen. Hadden we er
genoeg van, dan gooiden we ze weer
terug, maar nooit werden ze doodge
maakt. En vaak zochten we ook mieren
en stopten ze in het zandkuiltje, tot
we de grijpvingers van de oendoer-
oendoer zagen, die de mier naar be
neden trok.
Op een dag dat mij moeder de goe-
dang opende om kokkie rijst en andere
ingrediënten te geven, zag ze tot haar
schrik en verwondering op de rijstkist
fluitend Gele Mie zitten. Dit was een
Europese vrouw, gek geworden, omdat
haar man haar plotseling onverzorgd in
de steek had gelaten. (Dat kon daar
vroeger allemaal, lieve lezers). Ze had
strogeel glad haar, daarom haar bij
naam. Ze leurde altijd met garens,
naalden, elastiek e.d. langs de huizen
en meestal werd er van haar gekocht.
Ze riep dan: "Mevrouw, moet u iets
kopen?"
"Ja, wat heb je dan?" Dan moest men
zich beheersen, als ze antwoordde:
"Als u geen geld hebt, moet u niets
kopen, maar vraag niets als je geen
geld hebt".
Ik geloof, dat kan ik me niet meer
herinneren, dat zij later in een krank
zinnigengesticht is gestopt, maar hoe
zij op die bewuste dag in onze gudang
is gekomen, is altijd een raadsel ge
bleven.
In onze bijgebouwen speelde zich al
tijd zoveel af in onze heerlijke, onver
getelijke kinderjaren.
Mevr. F. E. B. Retel - Helmrich
..."Van verschillende kampongs kwamen ze een voor een voor ons huis met hun radja aan het
hoofd het Wilhelmus op hun fluit-orkest blazen."... Zo werd Koninginnedag in 1931 in Honi-
tetoe gevierd.