DE GERAAKTE
VOETSTAPPEN IN 'N ANDERE WERELD
IJ
REÏNCARNATIE en milieu
Het was in 1914; de legers stonden
klaar voor de oorlog 1914-1918, en
de berechting van de zaak Gramser
Brinkman in het gebouw van de Raad
van Justitie in de oude stad Batavia
was in volle gang.
Reeds jong was ik werkzaam bij de
dienst van het Rollend Materieel. Mijn
werktijd begon half zes 's ochtends en
eindigde zes uur in de middag, met
een uur schafttijd, welke ik steeds op
het werk doorbracht, om wat te nutti
gen. De afstand van huis naar het werk
was te groot, zodat naar huis gaan
om te eten ondenkbaar was. Een rijwiel
kon ik niet bezitten, vanwege het lage
inkomen.
Verkopers waren er iedere dag ge
noeg op het emplacement, van gado
gado betawi toelèn, soto babat tot
bami tok-tok toe. Wat een zalige tijd.
Voor vijf centen tot een dubbeltje
streek je voldaan over je welgevulde
buik.
Ik was toen in de kost bij een familie
in Petjenongan, gang aboe 3. Via
Noordwijk Petjenongan in, dan was het
de eerste gang links. Op no 1 woonde
de familie Fauwe. Als grensafbakening
tussen de percelen 1 en 3 een pagger
van bamboe zowat op het midden was
de pagger onderbroken door een aan
wezige dikke asemboom.
Met mij waren er nog drie andere
kostgangers. Twee van Ambonese
jongelui hadden de voorkamer in
het hoofdgebouw, de andere en ik
kregen de hoekkamer van de bijge
bouwen. Tegenover onze kamer de
waterput, waarin prachtig helder water
voor ons drinken en mandikamer. Wa
terleiding hadden we toen in Batavia
nog niet.
Op een meter afstand van de put, op
een smalle strook wat vochtige grond,
groeide de pandanstruik en wat koenir-
planten, waartussen de enige eend, die
anders bestemd was voor de oudejaars
zwartzuur, haar eieren placht te leg
gen.
Nog twee andere kamers van de bij
gebouwen waren respectievelijk toege
wezen aan familie van onze kostbaas
en de hulpkokkin, een bedeesde dame
van middelbare leefijd, afkomstig uit
het Krawangse, beter bekend als de
oedik.
Onze kostbaas was niet gezond,
had zwellingen aan zijn oorschelpen;
welke niet genazen, ook niet met medi
camenten van de dokter. Toen einde
raad werd een zekere oom Mailoehoe,
een wonderdokter, wonende in Pesing,
een gehucht op de weg naar Tange
rang, ontboden.
Doch ook diens behandeling met al
lerlei bezweringen, onder het murmelen
van toverformules, mochten niet baten.
Om niet te laat op mijn werk te zijn,
had ik me een wekker aangeschaft,
die me om half vijf wakker moest rin
kelen. Deze stond op een tafeltje naast
mijn bed, dicht bij mijn hoofdeinde. Het
gebeurde vaak, dat ik 's nachts wakker
werd door het geluid alsof iemand aan
de knop van de wekker draaide. Onder
het schemerlicht van de lampoe tem-
plok zou de plagende hand toch te
zien zijn, maar iedere keer wanneer
ik mijn ogen opendeed, hield het rrk,
rrk geluid op en er was niemand in
de kamer te zien. Mijn pogingen om
de plaaggeest te ontdekken mislukten
steeds.
Op zekere dag werd één van de
Ambonese jongens ernstig ziek. Zijn
toestand was dermate, dat zijn makker
besloot de nacht op de luierstoel in
de achtergalerij door te brengen, om
de zieke rust te gunnen. Van slapen
kwam echter niets terecht. Steeds
werd hij geplaagd door het gerinkel
van de borden, die op het rak gerang
schikt waren, dat voor de bedienden
kamer stond, juist tegenover de plaats
waar onze vriend op de luierstoel
lag.
Dat ging zo twee nachten door zon
der dat hij enige manifestatie kon
waarnemen, die de beweging en het
gerinkel van de borden veroorzaakte.
En nu het zonderlinge voorval. Des
middags ging de kokkin het erf af om
wat snoeperij te kopen. De enige weg
om buiten te komen was langs de put
en asemboom te lopen. Op de terug
weg naar haar kamer, dicht bij de put,
werd ze plotseling onwel en begon
wartaal te spreken.
Met zeer veel moeite kon ze, met
onze hulp, haar kamer bereiken. Daar
lag ze dan op haar balé-balé, geheel
willoos en met verschrikte ogen bleef
ze naar ons staren. Plotseling begon
de stem in haar te spreken, een zware
mannenstem niet de stem van kok
kie die vroeg om "bakar menjan".
Daarna vroeg de stem om koffie, ver
volgens een rauw eitje en tenslotte
een sigaar.
De koffie en het eitje bleven onaan
geroerd. Aan de brandende sigaar be
gon kokkie echter naar hartelust te
trekken, kokkie, die anders nooit rook
te. Even hierna begon de zware man
nenstem weer te spreken. Deze vroeg
ons om op iedere vrijdagavond ma-
lem djoemahat de pendoepaan met
wierook bij de put te brengen en wat
snoeperij, in de vorm van roedjak, want
daar verblijft hij, de kwelgeest, en dan
zou hij ons voortaan met rust laten.
Aan dit verzoek werd gevolg gege
ven en regelmatig, iedere malem djoe
mahat, kreeg de kwelgeest zijn wierook
en roedjak bij de put gepresenteerd.
En wonderwel, de zieke genas heel
spoedig en de plagerijen bleven daar
na ook uit.
Kokki hebben we, nadat ze weer bij
haar positieven was, gevraagd of ze zich
kon herinneren wat er met haar was
gebeurd. Niets herinnerde ze zich van
dit alles, behalve dan het ogenblik,
dat ze, dicht bij de put aangekomen,
plotseling voelde dat er iets zwaars
aan haar schouders hing en als het
ware naar de grond gezogen werd.
Deze voorvallen zijn in Indonesië in
het geheel niet vreemd en men spreekt
daar dan van "orang tekena" of
"orang kemasoekan sètan". Wat ook
wel hetzelfde is als "de geraakte" in
het "Oude Boek".
Abonnée
Zoals Bertie Rolff tijdens een bezoek
aan Tong Tong opmerkte: "Wat wordt
er veel gepraat óver de verre reincar-
natie-theorieën. Ons leven NU is één
aaneenschakeling van reincarnaties!
Ons leven nu is toch volslagen anders
dan het leven in Indië? Ons leven van
toen we dertig jaar waren heel anders
dan toen we achttien jaar waren?!"
Bertie is werkelijk één van de weini
ge mensen die dit ontdekt hebben
en die het ook bewust doorvoelen en
doorleven. Het bewijst hoogte, want
alleen wie van grote hoogte zien kan,
ziet duidelijk de "valleien der levens
episoden" gemarkeerd.
Een van de grootste denkers van
deze tijd (al is hij vrij onbekend), de
Amerikaanse ingenieur Buckminster
Fuller, zegt dat het milieu voor 90%
verantwoordelijk is voor het gelukken
of de mislukkingen van ons bestaan.
Naarmate de jaren klimmen zien wij
vaak heel duidelijk en klaar welke mi
lieux goed voor ons waren. Indië hoort
daarbij. Onweerlegbaarl
18