I A; m
m
1 J|
||Jj
-v jv.
S
Z5e bouwvallen van het Holandse wachthuis
bij de sitinggil van de oude kraton van Kar-
tasoera.
in 1719 Javaanse rebellen 's nachts de
sitinggil hadden bestormd. De Neder
landse wacht had daarna de indringers
er weer vandaan gejaagd, doch was
sedert op de sitinggil blijven kamperen,
hetgeen de Sunan als een heiligschen
nis beschouwde. Er werd daarom voor
de Hollandse wacht een afzonderlijk
gebouw opgericht, vlak naast de si
tinggil gelegen, doch er ver bovenuit
stekende. Aldus kon de Hollandse lijf
wacht van de Sunan de sitinggil be
schermen, zonder de gewijde grond te
betreden. Zo kan ik mij de aanleg van
dit merkwaardige gebouw verklaren.
Bij ons voortgezet bezoek aan het
terrein, zagen wij nog een groot stuk
van de buitenste omwalling van de
Kraton, zeker wel een 5 tot 6 meter
hoog. Verder nog de sporen van mu
ren, fundamenten, die nu, omdat zij
keihard waren, tot uitstekende kam
pongwegen waren geworden.
Doch het meest werd ik getroffen
door het feit, dat mijn Javaans gezel
schap het verhaal van Tack's onder
gang niet alleen kende, doch ook tal
van historische plekken met grote stel
ligheid wist aan te wijzen, midden in
de rimboe der kampongs. Voor zover
ik het kon controleren, waren deze
aanwijzingen juist, m.n. de plek, waar
kap. Tack door 20 lanssteken door
boord, ineengezegen was. Na 250 jaar
(het was intussen 1936 geworden) had
de bevolking deze bijzonderheden nog
uitstekend onthouden.
Ik vond dit alles heel interessant en
schreef er een brief over aan de chef
van de Oudheidkundige Dienst, dr. W.
F. Stutterheim te Batavia, met de vraag,
of van de door mij aanschouwde bouw
vallen ook foto's vekrijgbaar waren.
Ik kreeg ten antwoord, dat de ruines
van de Kartasoerase kraton in Batavia
geheel onbekend waren, en dat er dus
ook géén foto's van bestonden. Dr.
Stutterheim zou me echter komen op
zoeken, om de vondst met eigen ogen
te zien. Inderdaad is hij enige weken
later gekomen en we hebben het ter
rein van Karta-Soera in alle richtingen
doorkruist. Dr. Stutterheim erkende,
dat dit de bouwvallen van de Kraton
waren; slechts de plek van de siting
gil vond hij een beetje vreemd, daar
deze afweek van de nog bestaande
kratons. Hij nodigde mij uit van de
bouwvallen een schetskaart te maken.
Dat heb ik na een derde bezoek ook
gedaan en het kaartje naar het bureau
van de Oudheidkundige Dienst gezon
den, vanwaar ik wat later een keurige
kopie toegezonden kreeg. Helaas is
deze met al mijn overige papieren in
de Japanse tijd verloren geraakt.
Achteraf vind ik het jammer, dat ik
van deze "ontdekking" niet wat meer
tamtam gemaakt heb, want zoals de
dichter-tekenaar Wilhelm Busch zegt:
Bescheidenheit ist eine Zier,
Doch weiter kommt man ohne ihr.
Overigens was ik niet de eerste Eu
ropese bezoeker aan de bouwvallen
van Kartasoera. Een halve eeuw vroe
ger was reeds de geleerde G. P. Rouf-
faer er geweest, doch deze had er
evenmin veel ruchtbaarheid aan gege
ven. Ook de planters uit de buurt ken
den de ruïnes, maar noemden ze kort
weg: benteng, zonder dat ze wisten,
wat het eigenlijk voorstelde.
Intussen was mijn rondzwerven over
het gebied van de oude kraton aan
de kleine Europese gemeenschap van
Solo niet geheel ontgaan. Op het Kar
tasoerase terrein aan de oude straat
weg woonde n.l. een cultuurpolitie
man, die op eigen houtje zo wat ar
cheologie bedreef. Zijn erf stond vol
beelden, oude stenen, yoni's en ling-
ga's, die hij uit de omtrek bijeen ge
scharreld had. Deze heer had blijkbaar
van mijn proefschrift gehoord en wel
dra was hij het massagraf van Tack's
75 ongelukkige manschappen op het
spoor (Tack's lijk was n.l. naar Bata
via gevoerd en in de Hollandse kerk
ter aarde besteld). Bij een bezoek aan
zijn woning liet hij me een doos vol
grote en kleine botten zien, die er wat
rommelig uitzag.
Dit geval was voor de redactie van
het Solose Nieuwsblad (Uitgeverij
Rusche) aanleiding om in haar pen te
klimmen. Nu hadden tropische journa
listen vaak gebrek aan stof. De oude
heer Rusche prees eens een zijner re-
Het zg. Hollandse kerkhof in Kartasoera,
waar een amateur-archeoloog het massagraf
van Tack's manschappen ontdekt meende te
hebben.
Overblijfselen van het schavot op de plaats
waar eens de aloon-aloon van de kraton van
Kartasoera was.
dacteuren, omdat hij zo knap stukken
zonder bronvermelding kon overnemen,
terwijl niemand kon vermoeden, dat er
letterdieverij in het spel was. Enfin,
journalisten in de Oost moeten ook
leven! Het geval Tack en zijn tragische
ondergang was een kolfje naar zijn
hand. Er verscheen een reeks artikelen
over de moord op kap. Tack en zijn
dappere metgezellen, en het pas ont
dekte heldengraf tussen de Kartasoe
rase suikerrietvelden. Hierbij werd mijn
diss, natuurlijk braaf geplunderd; wat
gerust mag.
Onze "politieman heeft toen de ge
vonden botten naar de Oudheidkundi
ge Dienst in Batavia, ter onderzoek
gezonden, en wat bleek nu. De opge
graven beenderen waren van zéér ver
schillende herkomst, van mensen èn
dieren. Ik meen, dat er zelfs botten van
honden en geiten bij waren. Onze ama
teur-onderzoeker was een illusie min
der rijk.
Toen ik deze uitslag later aan mijn
geleider, de Hr. Mangoenwigoena en
zijn kennissen mededeelde, hadden zij
het grootste plezier. De cultuurpolitie
was nu eenmaal weinig populair bij de
bevolking, hoe nuttig en noodzakelijk
hun werk ook wezen mocht, en ze
gunden deze heer gaarne een gek fi
guur.
Zo ziet men, dat zelfs hoog van de
toren blazen, niet altijd effect, en ook
Wilhelm Busch soms ongelijk heeft.
SUNAN MANGKU
RAT I TEGAL WANGI
(Mataram 1646 - 1677)
Hij stierf. En door zijn enkele getrou
wen werd aan de uitgesproken wens
voldaan. Nu brengen op zijn graf (op
het "geurig veld") bedroefde vrouwen
haar wierook en haar wilde bloemen
aan. Jan Prins (C. L. Schepp).
7