geslokt lagen in het avondduister.
En ziet, langs de hellingen van de
Welirang slingerde zich een gelig lint
van lichtende zwavel vanaf de bergtop
benedenwaarts.
Gefascineerd keken we toe.
We hadden het voorrecht een lava
eruptie van de Welirang van tamelijk
nabij te kunnen aanschouwen.
Bij tussenpozen spetterde een vuur
werk van gloeiende zwavel uit de kra
ter omhoog waardoor een nevelige
wolk daarboven zichtbaar werd.
Een tweede lint gloeiende zwavel
begon haar lichtende loop beneden
waarts. Bomen werden verschroeid en
vatten vlam.
Het was een prachtig en angstaan
jagend gezicht.
Doch het was gelukkig geen grote
uitbarsting, dergelijke erupties kwamen
wel meer voor. Ver kwam de lava
stroom dan ook niet en de bevolking
die op de hellingen woonde had er
geen last van.
Het was nu welletjes geworden en
moesten we naar bed.
De voeten, die inmiddels weer "djie-
brat" geworden waren, werden ten
tweede male in de badkamer gerei
nigd.
De grote kamerpo, die heel de dag
in de achtertuin omgekeerd te drogen
had gelegen in de zon, werd nu weer
naar binnen gehaald, want het was te
koud om in de nacht naar buiten te
gaan.
Na deze ceremonie kroentelde dan
eindelijk iedereen ter ruste in de grote
en de iets kleinere slaapkamer.
Wat er na veel mikken en meten
dan toch niet meer in kon, moest dan
maar op tikars op de grond in de gang
slapen. Een warme deken er over heen
en klaar was kees.
De olie-hanglamp in de voorgalerij
had haar taak vervuld, haar gloed werd
met het neerdraaien van de soemboe
gedoofd om morgen weer bedrijfsklaar
gemaakt te worden middels gosok
semprong en soemboe en het bijvullen
van de petroleum.
Een zelfde lot onderging de lampoe
templek in de achtergalerij.
De twee buitendeuren werden ge
grendeld door de palang pientoe er
voor te schuiven en als enig licht in
de duisternis bleef de lampoe templek
laag gedraaid in de gang haar taak
als nachtwacht bewaren.
Baboe hoorde men nog wat ritselend
na-scharrelen in de bijgebouwen.
Kebon kuchte in zijn kamertje nog
even voor het slapen gaan nadrukkelijk
zijn keel schoon.
Dan was alles stil.
Alleen de djankriks bleven door nge-
rik als een monotoon slaapliedje in de
duistere, kille tropennacht.
ledereen was in diepe rust.
Deze rust duurde voort totdat elk
voor zich zachtjes in haar/zijn slaap
werd gewekt als door een fluisterstem
die langzaam aanzwol.
Steevast iedere nacht herhaalde dit
verschijnsel zich.
De watervallen van Prigèn en Trètès trokken
70 jaar geleden al veel bezoekers...
Want, heel in de verte werd het ge-
kling-klang van de ronda zachtjes hoor
baar, voor elk huisje stilstaand om de
hoofdbewoner of bewaker uit zijn slaap
te wekken middels haar geroep tenein
de attent te zijn op eventuele dieven
of ander gespuis.
Kwam er antwoord, dan trok de ron
da weer verder met haar eeuwigdu
rend kentang-kenting-kentang-ken-
toeng-kentang-kenting-kentoeng.
Met stokken op diverse bamboe ko
kers slaande en gewapend met een
flakkerende flambouw trok de ronda
steeds naderbij.
En naarmate de ronda ons huis na
derde, naarmate het kentang-kenting-
kentang-kentoeng langzaam aanzwol
tot een welhaast oorverdovend kabaal
in de stilte van de nacht.
Met spanning luisterden we dan naar
de steeds naderbij komende nacht
wacht. Want dit ongewone klankenspel
dat langzaam maar zeker en of je het
wilde of niet met steeds toenemende
kracht op je afkwam en zich over je
uitstortte, had iets angstaanjagends en
mysterieus over zich dat ondefinieer
baar was en iets inhield van de sterke
verhalen, die baboe ons verteld had
over boze geesten en spoken en stille
kracht.
De dekens diep over onze hoofden
getrokken luisterden we ademloos toe.
Daar was de ronda ons huis gena
derd.
Vóór de pondok stond ze stil en
riep men om onze kebon.
"Min... Min... ajo tangi... Min... tan-
gi..."
En dit "Min"nespel werd net zolang
herhaald tot de slaperige stem van Min,
onze kebon, terug riep: "Nggééééh...",
waarop dan een uitgebreid ontwakings-
kuchje volgde.
Onmiddellijk daarop werd het slag
werk van de ronda weer hervat in volle
sterkte en tevredengesteld trok zij
weer verder onder een hels kabaal
van haar kentang-kenting-kentang-ken-
toeng.
Of onze kebon werkelijk opstond om
zijn speurderswerk in onze tuin aan te
vangen was haar een zorg.
We bleven wakend luisteren.
Langzaam maar zeker stierf het ken-
tang-kenting-kentoeng weer weg in het
niet en in het duister.
De spanning van het ogenblik was
weer verbroken.
ledereen sliep weer in. Rondom het
huis was het weer stil geworden. Het
nachtelijk duister omsloot de pondok
als in een vaste, donkere greep.
J. A. Grashuis
BALI'S HEILIGE BERG
die om haar mildheid duizend zan
gen loven,
de Gunung Agung. Eeuwig om haar
zwijgt
het diep mysterie. Eeuwig tot haar
stijgt
de aanbidding op der mensen, die ge
loven.
Jan Prins C. L. Schepp)
VAN JAVA'S BERGEN
lm Anfang war das Chaos am
dritten Tage schuf Gott die Gebirge.
Louis Trenker
(Berge und Heimat)
en doen bet tegenwoordig nog steeds!
10