DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOORWEG
Onder redaktie van G. H. Bartman
Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis!
Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze
stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten
slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan
een levenstaak hebben.
IVel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest
zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er
varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons
komen weten dat niet alles verloren is.
FEESTMAAL
In Tamuan had de Jap een "duck-farm" met een paar hon
derd eenden. Er was speciaal een vijver gegraven en leg
hokken waren gebouwd, waar de eenden 's avonds in
moesten en er eieren konden leggen. Een eendenkooi in
een krijgsgevangenkamp is gelijk aan een volière in een
katten-asiel. De P.O.W.-ers zowel als de katten blijven er
likkebaardend omheen lopen.
Er werden plannen gesmeed en schema's gemaakt van de
patrouillegangen van de bewakers. Op een avond was het
zover want de volgende dag was het Koninginnedag en
moesten we toch een feestmaal hebben. 3 Man zouden in
de hokken gaan, om tien eenden de nek om te draaien en
over de schutting te gooien. 2 Man zouden de dode eenden
oprapen en verzamelen. Ik mocht op de uitkijk staan. Binnen
5 minuten hoorde ik de eerste plof van een dode eend die
buiten de schutting viel. De 2de, 3de, 4de en nog een paar
ploffen en toen een angstige gedempte stem: "Nog niet
dood Pèh, hij loopt weg!" En toen het geluid van een
mens die een eend naliep.. Alles was tot nu toe geruisloos
gegaan, maar de weer levend geworden eend wist nu wat
hem te wachten stond en begon te rennen, te fladderen en
te kwaken uit angst voor de pan.
De jongens klommen vlug uit de hokken en met z'n vijven
hadden ze de eend vlug te pakken. Daarna was het weg
wezen want je kon niet weten of de Jap het hulpgeroep
van de eend gehoord had. Met 6 i.p.v. 10 eenden kwamen
we in onze barak waar een petroleumblik heet water klaar
stond om de eenden te plukken. Dat ging snel. De eenden
erin en eruit, kop en poten eraf, ingewanden eruit, plukken
en in een blik water dat op het vuur stond. Alle afval in
een gonnie en Paul Coenraad zou de gonnie in het donker
naar de WC brengen waar de zak leeggeschud zou worden.
Plotseling stond hij doodsbleek bij ons en met een wan
hopige stem zei hij terwijl hij ons de zak liet zien: "Lui,
zaknja bollong. Ik wou de zak in de WC leegschudden en
toen merkte ik dat hij leeg was."
Met z'n zessen op handen en voeten kruipend hebben we
het spoor van de misdaad uitgewist.
Het feestmaal op Koninginnedag smaakte goed. Jammer
alleen 6 i.p.v. 10.
Nangkatijd in Tamuan.
Geen enkele nangka was veilig en geen enkele boom droeg
een vrucht die "binnenkort" rijp zou worden. Behalve één
boom. Maar die stond naast de ingang van een "Engelse"
barak. Eén boom met zegge en schrijve één nangka, maar
een bakbeest en tanggoeng binnenkort rijp. Maar helaas,
hij werd dag en nacht bewaakt. Of je nou 's morgens,
's middags, 's avonds erlangs liep, altijd zat er een Engels
man onder de boom op een bankje Zelfs de galerijwacht
zat 's nachts daar. En als iemand naar die vrucht keek zei
de wacht: "Doorlopen Dutchie, die vrucht is van ons." We
lachten dan maar zuurzoet naar hem en liepen door.
Maar op een avond liep ik met Joost Wieghel langs die
barak en zag niemand onder die boom zitten. Vreemd, even
kijken. Ik keek naar binnen en zag een grote taart met een
heleboel kaarsjes en wel 20 Engelsen lachend en joelend
eromheen staan. Niemand dacht aan de "Jack-fruit" die ons
onbewaakt toelachte. "Vlug Joost, op mijn nek en draaien
tot deraf." Maar draaien ging wel maar deraf ging niet.
Toen ging ik op zijn nek. Maar draaien en toen met mijn
volle gewicht hangen en ja hoor. Met een schok die Joost
voorover deed vallen en mij met de nangka op de grond
deed rollen waren we in het bezit van de fel begeerde
vrucht gekomen.
Met een ren waren wij verdwenen, zonder dat iemand ons
gezien had.
Na een uur kwamen we met onschuldige gezichten terug
om te zien of de diefstal ontdekt was en zagen alle Engelse
barakbewoners vloekend en tierend onder de boom staan.
Ze waren er allemaal van overtuigd dat dat het werk van
die "bloody, fo... Dutchies" was.
Brutaal zeg, ze beschuldigen maar raak!
Th. Kempff
RELAAS VAN H. M. TIMMERMAN
Voorspel: Mobilisatie 12 december 1941.
Rang: Militie-sergeant 1e Klas, Instructeur.
Taak: Opleiding Inheemse militie in het 6e Depot, Tjimahi.
Oorlog: Van 1 t/m 8 maart 1942.
Krijgsgevangenschap: Aangevangen 8 maart 1942 in het
6e Depot Bataljon te Tjimahi.
Lezingen gehouden, cursussen en Soendanese lessen ge
geven. Onder mijn leiding is ook de eerste cabaret-voor-
stelling voor Europeanen gegeven, daarna voor de Inheem
se militie.
Dit was gewoon in opdracht van de Nederlandse kamp
commandant.
Later zijn er nog toneel- en muziekvoorstellingen en gods
dienst-oefeningen gehouden door betere krachten.
In het begin van de gevangenneming waren er nog bezoek
dagen in het kamp. Met corveeën gingen de krijgsgevan
genen naar Bandoeng en Padalarang.
Mijn vrouw voor het laatst ontmoet medio augustus 1942.
Als "slaapje" had ik Peters. Jan Broers zat in barak 24 veel
te tekenen, Koos Doorschodt en Bob Cense zaten naast
elkaar in barak 23, daarnaast Sibenius Trip.
Knip was als kapper in de weer. Comdt.: Majoor Doorenbos
en Kapitein Alting van Geusau.
Dit eerste kamp kreeg de bijnaam: Kale Koppen Kampe
ment, afgekort K.K.K.
1 Mok thee kostte 1 cent, koffie 2 cent, chocolade 3 cent.
De kamp-toko was goed.
Er was een jam- en zuur "Fabriek", brood en toespijs
waren er te koop.
Briefwisseling met mijn vrouw had ik in het begin over de
"kawat", ook voor de andere P. T.-dames (Cultuur Maat
schappij De Pamanoekan Tjiasem-landen). De laatste zoen
heb ik door de "kawat" gekregen, evenals het laatste pakje
levensmiddelen.
Op 23 oktober ben ik naar het 4e en daarna naar het 9e
bataljon overgebracht in Tjimahi.
Het was een goed kampement. Sociaal was het echter
anders. Er was een warong en geen toko meer. (Ik heb tij
dens corvée Carel Gerlach ontmoet).
De Comdt. was Majoor Hoedt. Zijn leuze was: "Struggle for
life" als principe voor de warongs. Hier was geen armen
zorg. Wie geld had kon van alles kopen, om het eten smake
lijk te maken. Wie geen geld had, moest het maar doen met
het eten wat de keuken verstrekte, hetgeen onsmakelijk
was en onvoldoende vitaminen bevatte. Er werd brood ge
bakken en verstrekt door de keuken.
14