GIFSLANGEN VAN JAVA
TUURLIJK
Als reactie op het artikel "Slangen" van K.M.G. in Tong Tong No. 18, pag. 17,
zijn ongedacht veel brieven binnengekomen, die elkaar uiteraard in vele opzichten
overlappen. Voorlopig plaatsen we dit korte, instructieve artikel en tekenen aan bij
de diverse boze brieven over wreedheid t.o.v. slangen dat deze in Indië (en alle
Tropen) hoogstwaarschijnlijk een "levenslange nawerkingis geworden van de kreten
en gillen van horreur en "aanhitsing" van bedienden en gezinsleden bij het waar
nemen van een slang in huis...
Er zijn nu diverse stukken in TT ver
schenen over slangen. En menigeen die
over slangen hoort spreken, loopt een
lichte griezel over de rug. Vandaar mis
schien dat men er zo graag over
spreekt, of over hoort spreken. Wat ik
echter in al die verhalen nog te weinig
tegen ben gekomen is dat slangen
rondweg interessante dieren zijn.
Een man die werkelijk interesse voor
slangen had, is F. Kopstein geweest,
een zoöloog die lange tijd in Indië ge
woond en gereisd heeft. We hebben
er nog een machtig interessant boek
werk aan overgehouden: "Gifslangen
van Java", uitgegeven 1930. Het werk
bevat talloze boeiende foto's van on
overtroffen kwaliteit.
Kopstein waarschuwt ons dat er
maar betrekkelijk weinig werkelijk gif
tige slangen zijn. Een tweede waar
schuwing van hem is dat de plaatse
lijke bevolking vaak in het geheel niet
weet welke slangen werkelijk giftig zijn
en welke niet; meestal ziet men veel
te veel dieren als giftig, zodat men ze
zonder pardon afmaakt als men ze
tegen komt. Jammer voor de beesten,
jammer ook voor de mensen zelf om
dat veel slangen uiterst nuttig zijn door
het ongedierte dat ze opruimen.
Van alle gifslangen die op Java voor
komen geeft Kopstein een uitgebreide
beschrijving. Zijn gegevens zijn op
eigen observatie en proefnemingen ge
baseerd. Ik wil hier in het kort een
opsomming maken van de gifslangen
van Java, aan de hand van Kopstein.
Voor wie werkelijk interesse heeft voor
deze dieren zal deze opsomming zeker
niet droog zijn.
1. Ular welang (bungarus fasciatus) en
ular weling (bungarus candidus). Door
de bevolking wordt meestal geen ver
schil gemaakt tussen deze twee soor
ten. Beide soorten zijn wit-geelachtig,
met blauwzwarte ringen. Bij de b. can
didus zijn de ringen tot de rug beperkt,
bij de b. fasciatus lopen de ringen rond
het lichaam. De b. candidus is van
onder geelachtig wit.
Beide soorten worden tot 150 a 175
cm lang.
De beet is voor een volwassen mens
in 4 uur dodelijk. Beide soorten zijn
niet bepaald bijtgraag, vooral niet over
dag. Het zijn uitgesproken nachtdieren.
Ze vermijden en dit geldt speciaal
voor overdag zo veel mogelijk te
bijten, en verbergen vaak direkt de kop
in de kronkels van het lichaam bij de
nadering van een mens. Alleen oudere
exemplaren zijn woester en kunnen tot
de aanval over gaan.
2. ular beludak, sund.: oraj sendok (na-
ja tripudians sputatrix). De rugzijde is
donkerbruin of zwart, de onderzijde is
lichter, en ook de kop en de hals aan
de zijkanten zijn lichter. Deze ular be
ludak zet haar keel uit als ze bedreigd
wordt, en spuwt dan met haar gif, tot
op een afstand van twee meter. Het
gespuwde gif komt bij de mens altijd
in de ogen terecht. Dit is op zichzelf
niet gevaarlijk. Het gif irriteert de ogen,
maar als men de ogen uitwast onder
vindt men geen verdere nadelige ge
volgen. Haar beet echter is wel dode
lijk; er treedt verlamming op van het
zenuwstelsel dat de ademhaling regelt.
De ular beludak wordt geen twee me
ter lang. Ze wordt ook wel zwarte bril
slang of zwarte cobra genoemd. Het
is inderdaad een cobrasoort.
Vaak wordt gezegd dat een gifslang
altijd te herkennen zou zijn aan haar
driehoekige kop. Welnu, deze ular belu
dak heeft géén driehoekige kop, even
min als de twee vorige soorten trou
wens. En omgekeerd is ook niet elke
slang met een driehoekige kop een
gifslang.
3. oraj totok, reuzenhoedslang (naja
bungarus). Deze slang is uiterst giftig,
en daarbij nog uiterst agressief. Haar
rugzijde is geelachtig bruin, olijfgroen
of zwart, aan haar buikzijde is ze wit
achtig of donkerbruin. Ze wordt tot 400
cm lang.
4. diverse soorten zeeslangen. Deze
zijn alle zeer giftig, er zijn er onder die
nog giftiger zijn dan de naja bungarus.
Maar ze zijn niet bepaald bijtlustig.
Niet alle slangen die men in het water
aantreft zijn echte zeeslangen; deze
laatste zijn direkt te herkennen aan hun
afgeplatte roeistaart. Ook slangen die
eigenlijk op het land thuis horen zoe
ken vaak hun prooi in de zee; slangen
zijn geduchte zwemmers.
5. ular hidjau, lachesis gramineus. De
ze leeft in de struiken en bomen. Maar
er zijn meer groene slangen die ular
hidjau genoemd worden, zo bijv. de
onschadelijke zweepslang. Maar deze
giftige ular hidjau heeft een rode staart,
een driehoekige kop, plomp lichaam,
en wordt tot 85 cm lang. Haar beet is
meestal niet dodelijk.
6. ular tanah. Haar rug heeft een zeer
vlekkerige tekening, en ze valt daar
door niet op op de grond, zeker niet
tussen droge bladeren. Ze is plomp
van bouw, wordt tot 90 cm lang. Ze
heeft enorm lange giftanden, die angst
aanjagend ver naar voren springen
wanneer ze bij bedreiging de bek wijd
open spert. Dit schrikaanjagende effekt
wordt nog verhoogd doordat ze met
onverhoedse bewegingen telkens dan
weer hierheen, dan weer daarheen
springt om te ontkomen.
Haar beet is lang niet altijd dodelijk.
Het gebeten lichaamsdeel raakt rood
gezwollen opgezet.
7. oraj kalakaj. Deze is verwant met
de groene slang, haar beet is nooit do
delijk.
8. ular tjabeh (doliophis intestinalis).
Deze'heeft een donkerbruine, rood
bruine, grauwe of zwarte rug. Over
de rug loopt over de lengte een smalle
oranje, rode, of gele streep, door don
kere lijnen omzoomd. Het merkwaar
dige van deze slang is dat haar gif
klieren niet direkt achter haar kop lig
gen, maar veel meer naar achter in
het lichaam, nl. tot op 1/3 van de
lengte van het slangenlichaam. Overi
gens is de ular tjabeh niet bijtgraag, en
over de werking van haar gif op de
mens is niets bekend.
9. een beruchte slang uit Zuid-Oost
Azië is de vipera russelli, een adder
soort dus. Deze is uiterst giftig, en
wordt tot 175 cm lang. Deze vipera
russelli is echter nooit op Java aange
troffen, hoewel men ook niet met ze
kerheid kan zeggen dat ze op Java niet
bestaat.
Meer soorten werkelijk giftige slan
gen zijn op Java nooit gesignaleerd.
In plaats van de slang als interessant
onderdeel van de fauna recht te doen,
laten we ons meestal door onze afkeer
en afschuw van deze beesten leiden,
helaas. F. Chrisy
Van Troel leer ik nogal eens een re
cept. Zoals ritja-ritja van die ordinaire
speklappen, die vervolgens hemels
worden. En piendang van varkenskrab-
jes (zoals je ziet: goedkoop maar
lèssskerl). Troel "lèlt" op z'n Indisch,
dus niet met onsen en grammen en vijf
minuten of een half uur en zo. Je moet
zelf een beetje kunnen koken om haar
te begrijpen. Eens, toen ze me vertelde
hoe een gerecht gemaakt moest wor
den, viel ik haar in de rede: "Hoe
lang moet ik gongsèng?" En Troel:
"Ah! Tot je ruikt tuurlijk!" En dat is
wat je noemt honderd procent precies!
T.R.
18