DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOORWEG Onder redaktie van G. H. Bartman ERVARINGEN VAN EEN KAMPARTS Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis! Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan een levenstaak hebben. Wel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons komen weten dat niet alles verloren is. Railroadkamp Tamandjau (Thailand). Onze jongens kregen op een gegeven ogenblik plotseling veel last van etterende blaren op hun voeten. Wegens het totale gemis aan medicijnen konden mijn verpleger en ik eerst niets anders doen dan de blaren openen en de etter zoveel mogelijk wegdeppen met uitgekookte vogjes. Ge lukkig kwam op een dag een van de Thaise olifantoppassers naar ons toe, wees naar de midden in ons kamp staande waroeboom (per geluk niet omgekapt tijdens het opzetten van ons kamp), liep er heen, nam een stuk bast en beduidde middels gebarentaal dat uit te koken en het aftreksel te gebruiken voor etterende voet. Ik volgde zijn raad op en het inktzwarte aftreksel bleek inderdaad prima te werken. Bovendien vertelde hij ons dat de uitwerpselen (ontlasting en urine) van de olifanten de oorzaak waren van die ette rende voetblaren. Zodoende heeft deze vriendelijke, hulpvaardige Thaise "orang oetan" (bosmens) onze jongens van veel ellende afgeholpen en in het vervolg daarvoor behoed. Een zekere Sp. had kampogen en tabrakte in de barak gang 's nachts geregeld alles omver. Op een dag werd een stuk gerèh (een sterk riekende gedroogde vis) uit de keuken vermist. Na lang en ijverig zoeken werd de gerèh terug gevonden diep, onderin Sp.'s rugzak. 1e Commentaar: Tjoba, hoe ken die nachtblinde vent nou in de keuken komen en dan nog gerèh jatten ook. 2e Commentaar: Natrielek hij ken, want voor gerèh jatten hij heef Number-One-Snuffel-Kampneusgatenü! Hospitaalkamp Nakornpaton (Thailand) Op een dag moeten twee Aussies mangga's plukken voor de Jap-keuken. Natuurlijk werd deze gelegenheid door hen uitgebuit om ook eens rijpe mangga's te eten. Voordat ze hun oogst naar de Jap-keuken brachten ver borgen ze eerst hun buit in een kuil onder een van de bomen en dekte die toe met bladeren, etc., natuurlijk met de bedoeling om die na gedane arbeid heerlijk op te peu zelen. Zo'n plukcorvee opende echter onverwachte moge lijkheden, ook voor anderen. De plukkers werden dan ook behoorlijk in de gaten gehouden door de Jappen, maar nog behoorlijker door hun collegae. Toen ze eindelijk hun buit wilden wegslepen vonden ze dan ook nog slechts twee mangga's in hun kuil. 1e Aussie: "Dammed good boys, they left just one mang- go for each of us". 2e Aussie: "Indeed, dammed very good boys". Op een dag kreeg een Jap zin in een extra mangga. Na lang en ijverig loeren ontdekte hij hoog in een der bomen nog een rijpe mangga. Hij trommelde een van onze jongens op en beval hem speedo-speedo die mangga voor hem te plukken. Aangezien echter die boom vol zat met ngang- grangs had de arme plukker geen zin om in die boom te klimmen. Toen de Jap aanstalten maakte zijn geweerkolf te hanteren koos de P.O.W.-er maar nganggrans voor zijn eieren. Maar gedachtig aan het oude spreekwoord "gedeel de smart is halve smart" deed hij net alsof hij die eenzame rijpe mangga maar niet kon vinden en manoevreerde net zo lang tot dat de ongelukkige Jap onder hem stond. Toen schudde hij een paar nganggrangtakken leeg op de Jap die al vloekend wegrende en niet wist hoe speedo-speedo hij al die venijnige beesten van het lijf moest klappen. Gehoord van een van mijn vele patiënten. In een van de vele werkkampen waar de jongens al in geen tijden vlees hadden geproefd ontspon zich het vol gende gesprek: De verpleger: "Dok, wij hebben toch nog een kininefles vol Engels zout". De dokter: "Ja, gelukkig wel". Verpleger: "Als ik de halve hoeveelheid mag hebben, zal ik zorgen voor een behoorlijke portie vlees". De dokter: "OK, maar kijk uit als je mij belazert!" Verpleger: "Gegarandeerd varkensvlees dok, let U maar op". De verpleger ging toen met zijn Engels zout naar de P.O.W.- er varkenshoeder en na wat gesmoest te hebben werd het Engels zout in het voer van een der varkens gedaan. Toen het beest diarrhee kreeg holde de varkenshoeder naar zijn Jap-hantjou (baas) om hem te vertellen dat een van de varkens bioki (ziek) was en zeer waarschijnlijk cholera had. De Jap: "Kolera-kah? schrok zich een rotje en beval al vloekende het beest speedo-speedo dood te maken en zo ver mogelijk van het kamp te begraven. Dat was natuurlijk niet aan dovemansoren gebruld en dergelijke bevelen wer den steeds direct begrepen en "correct" uitgevoerd. Het beest werd volgens alle regelen der knuppelkunst snel en geluidloos in het bekende hoekje (maar dan vlak bij onze keuken) gebracht, daarheen gesleept, uitgebeend en het vlees direct verwerkt en de knekels ergens in het bos ver van het kamp begraven voor een eventuele inspectie. De Jappen die vooral voor cholera doodsbang waren, geloofden het wel zoals verwacht werd. En zo konden de jongens die dag door de slimme verpleger weer eens soep mèt vitamine B(abi) eten. De pientere soepverkopers (Gehoord van een andere pa tiënt). In een van de barakken klonk plotseling de opwindende jachtroep: "Rat!! Rat!!" en al spoedig werd "de vlees" bekogeld met puttees etc. tot die geraakt werd, op de grond viel en bemachtigd kon worden. Nog dezelfde dag klink de verleidelijke roep: "Soepl!" Soep met vlees plus vitamine B (wilde bajem) en K(angkoeng). Een tikal per schep of twee tikal per zelfschep (de koper mocht dan zelf een schep uit de pan halen). In die pan zaten veel kangkoengslierten en daartussen dreven duidelijk stukjes vlees. Maar hoe men ook op schepte, vlees kreeg men niet uit de pan, want al die stukjes vlees zaten vastgenaaid (verankerd) aan steentjes op de panbodem. En zo kon een dode rat zijn pientere baas aardig wat tikals opleveren door gedurende enkele dagen telkens in een andere barak opgediend te worden. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 20