HET GELUK VAN HET JAGEN
Bantengs (slot)
door A. A. F. Maurenbrecher
"De jacht behoort tot het zuiverste repertoire
van het menselijk geluk".
JOSé ORTEGA Y GASSET
Mijn beruchte ochtendhumeur werd
er niet beter op, toen Henk bleek tot
dat slag mensen te behoren, die zin
gend opstaan. Ik heb zulke lui nooit
begrepen. Nee, geef mij maar stilzwij
gen zo vroeg in de morgen. Koffie
deed m'n humeur wat rijzen, tot onge
veer min vijf, net genoeg om te starten
zonder moordplannen.
We hobbelden achter elkaar in 't
stikkedonker over een karrepad. Je
wist nooit, waar en wanneer je voet
vaste grond zou raken, 't Was altijd
weer een verrassing. Ik probeerde te
slaapwandelen, maar dat trucje ging
niet op.
Ha, daar was de bosrand, een brede
brandgang vol bantengsporen en een
hoge pagger. Ergens was een gat,
waar we doorheen kropen, doodstil. We
verspreidden ons, ieder met een gids.
Ikzelf liep zachtjes, met oren op steel
tjes over een open, lage heuvelrug,
tussen de jonge rubber.
Zien kon je nog niet. Zitten maar en
luisteren. Langzaam begon de lucht te
verkleuren. De geitenmelkers tjronkten
hun laatste tjronk-tjronk. Er begon te
kening te komen in de omgeving. Ik
kon nu de overkant van 't val leitje
flauw onderscheiden en ik zag meteen
ergens beweging. Donkere schaduwen
schoven parallel met mijn heuvelrug
naar links, richting bos. Bantengs!
Even wachten nog, tot ik wat kleur kan
zien. Ja, de voorste was een koe, rood
bruin, dan weer een en nog een. Jam
mer, alleen koeien. Wacht even, daar
slenterde nog wat achteraan. De stier!
Groot en zwart. Oei, wat ver, 2 a 300
meter. Te ver voor een zeker schot.
Even kwam ik in de verleiding om t
maar te wagen en ik bracht de zware
dubbelbuks in de aanslag. Maar over
de lopen gezien vervaagde alles. Te
ver en nog te donker.
Ik liet me achter de heuvelrug zak
ken, uit 't zicht en liep gedekt zo snel
en geruisloos mogelijk dichter naar de
kudde. Na 100 meter gluurde ik voor
zichtig over de rand, net op tijd om
ze over de pagger te zien springen.
Te laat. Hun slenteren was altijd nog
sneller dan mijn sluipen.
Grote teleurstelling bij mijn gids, die
ik niet kon uitleggen, waarom ik niet
geschoten had. Ik had de grootste
moeite om 't mezelf uit te leggen, laat
staan hem.
Per slot van rekening begon de jacht
nog niet zo gek voor een eerste dag
in vreemd terrein. Als je niet elk hoek
je en gaatje van de omgeving kent en
de gedragingen van de wind en niet
te vergeten de hebbelijkheden van 't
wild, is 't stom geluk, als je meteen
wat schiet. En eigenlijk niet leuk ook.
't Is de jacht, die je pakt, niet 't schie
ten. Dat is alleen 't eind, 't prikje in
de ballon, die je opgeblazen hebt on
der heftige hartkloppingen.
Ik kon nu duidelijk zien, wat een
schade die bantengs konden aanrich
ten. Sommige rubberboompjes, armdik,
waren geknakt, doordat een banteng
met jeuk onder z'n vier oksels er ge
woon over heen gelopen was. Wat wil
je, als je geen vingers hebt om te
krabben. Administrateurs van rubber
ondernemingen vinden echter, dat je in
't bos boompjes genoeg hebt, die ook
lekker krabben. Waarom nou juist hun
rubberaanplant? Doeka, weet niet. De
anderen hadden niets gezien. We gin
gen nog even kijken, waar de kudde
over de pagger was gesprongen, 't
Was gewoon niet te geloven, een
manshoge hindernis hadden ze geno
men zonder te raken.
Op de terugweg, nu langs een beter
begaanbaar bospad, kwam een verhaal
los hoe de bevolking zichzelf hielp te
gen de bantengplaag. Een regelmatig
belopen wildpad, waarlangs de bevol-
kingsaanplant benaderd werd door de
bantengs, was altijd snel gevonden.
Dan werden de bladeren van 't struik
gewas links en rechts ingesmeerd met
getah nangka, 't melksap van de nang-
Straks is dit boek uitverkocht en dan
heeft U spijt! f 6,25 0,45 porto.
kaboom, een zeldzaam plakkerig goed
je. De leidkoe kreeg dan haar kop vol
met die lijm, waar weer alle mogelijke
rommel op bleef plakken mos, dorre
bladeren, spinnewebben, takjes zo
danig, dat op 't laatst de ogen volko
men werden bedekt. En dan bleef de
leidkoe staan en de rest van de kudde
ook. Een bezoek aan de tuin was er
dan niet meer bij. Na een tijdje viel die
rommel wel weer van die koeiekop en
kon 't goede beest weer zien, zonder
permanente schade. Maar soms werd
zo'n tijdelijk blinde koe wel 't slacht
offer van de tuineigenaar en z'n hel
pers.
Na een goed ontbijt en veel koffie,
die als een watervalletje in m'n mond
verdween, tippelden we naar 't bos,
waar we zouden drijven.
We hadden vier drijvers en vier hon
den, niet gek. Vele varkens maken de
spoeling dun. Pa Ntö kende dat spreek
woord kennelijk ook.
Er was al gespoord bij 't aanbreken
van de dag, zodat we wisten, waar de
bantengs ongeveer zaten, namelijk in
een veld kaso, manshoog riet, gren
zend aan een djatibos en daarvan ge
scheiden door een ondiep waterloopje,
't Was een andere kudde.
We werden geposteerd langs 't kali'-
tje. Ik zocht een redelijke plaats uit,
niet al te open, maar toch met goed
schootsveld. De buks open en de pa
tronen er in, tjeungk, tjeungk. Lekker
geluid. Dicht, met een zachte klik. Oei,
dat had ik eerder moeten doen, niet zo
dicht bij 't wild. Soedah, te laat nu.
Daar links is een goede plaats voor
uitbreken, voor me ook, rechts niet zo.
Zo dicht mogelijk bij de rand staan van
de kaso, dan kan ik achteruit schieten,
zonder iemand in gevaar te brengen.
Beetje naar links, nee, niet goed,
beetje terug, beetje dit, beetje dat. Be
dwing jezelf! Kallem Pèh! Mana bisa
njo! Toch maar kallem.
Ik hoor de drijvers niet. Dit is an
ders dan bij varkens drijven. Een getik
tegen stammetjes, 't zachte niet alar
merende, maar doordringende geluid
van een hatong, een bamboefluitje van
de hoofddrijver.
Gekuch, geritsel, spanning.
Kiengk...hèp hèp hèp...de honden.
Even stil. Dan breekt 't los. Bantèng,
Bantèng ka kalèèèr! Naar 't Noorden.
Dat is mijn kant uit.
Mond open, ogen en oren op steel
tjes en een bonkend hart.
Het moment. Ik hoor hem aankomen.
Een zwarte stier explodeert uit de kaso,
over 't water, de djati in. De korrel zit
op 't blad.
Béng ...loopt door...volgen...béng.
Daar zit een djatiboom tussen. Verdo
rie! Ik zag de stier niet tekenen. Ik
kreun. De twee lege hulzen springen
uit de lopen, twee nieuwe patronen
erin, klap, dicht.
Ik ben al tien meter verder op. Vol
gen maar, je kan nooit weten. Niet te
hard, want dan zie je niks...20, 30, 40,
50 meter...daar staat hij. Dus toch ge
raakt. Nou rustig, de korrel op de nek,
achter het oor.
10