Kerstmis 1943 namen de Jappen
het ziekenhuis over. Plotseling vonden
ze uit dat de Noren in oorlog waren met
Duitsland en dat dat aan hun zijde
stond, dus... werden we in een wijk ge
stopt. En daarna toch het kamp in, in
Semarang. Vreemd, hoewel het een af
schuwelijke tijd was, heb ik toch hoofd
zakelijk goede herinneringen van saam
horigheid en kameraadschap overge
houden. Twee dingen die je helaas in
vredestijd zo weinig tegenkomt.
Toen ik uit het kamp kwam hoorde
ik dat mijn vader gestorven was. Een
jaar, gedurende de revolutie zaten we
weer in Magelang waar we door het
Rode Kruis werden bevrijd. Als Noren
gingen we weer naar Noorwegen terug.
De overgang was hard, ook al om
dat we de taal niet meer zo goed be
heersten. Ik ging de verpleging in en
was klaar in 1950. Acht jaar heb ik in
Noorwegen gewerkt, het land is mooi,
de bevolking hartelijk, maar de kou
vréselijk! Tegen elke winter zag ik op,
onze mantels waren dun, men had nog
geen beter materiaal. Mijn bloed was
óók dun, en ik had het ook het koudst
van allemaal. O, die dagelijkse martel
gang naar het Rijkshospitaal! Er was
een helling naar omlaag (tegenwoordig
loopt er een trap) waar ik aanhoudend
uitgleed en me in doodsnood vast
klampte aan dorre struiken aan de kant.
Als ik daar zo zat, bad ik of O.L. Heer
me maar niet meteen wilde verlossen
uit de ellende van deze kou. Gelukkig
was er een lieve postzuster die de
ovendeur voor me liet openstaan om
me te laten ontdooien. Met de jaren
wende ik enigszins aan de kou, maar
ik ben een koukleum gebleven.
Mijn zusje trouwde en emigreerde
naar Amerika. Ik had er niet veel zin in,
wel naar Afrika of Suriname. Ik dacht
alleen aan warme landen natuurlijk. Na
een bezoek aan mijn zusje, samen met
mijn moeder, kwam ik tot andere ge
dachten: waarom geen Amerika. Het
was er zo vrij, zo ruim, zo zonnig. Met
een vriendin ging ik er heen. Maar een
nieuwe moeilijkheid: omdat ik in Indo
nesië geboren was, moest ik op een
Indonesisch quota worden gezet. We
vonden er iets anders op, mijn zuster
zond me een lijst van ziekenhuizen in
de States en toen we op diverse solli
citaties antwoord kregen, gingen we
daarmee gewapend naar de ambassa
de. Toen kon ik wel op het Noorse
quotum komen.
Dat was dus in 1958. Omdat we
hoopten op een kraam-afdeling ge
plaatst te worden, hadden we extra
lessen genomen en bovendien geoefend
in bepaalde "vaktermen" betrekking
hebbende op "maternity".
Teleurstelling toen we hoorden dat
er totaal geen behoefte was aan
kraamverpleegsters maar wel aan ope
ratie-zusters. Ik had er geen ervaring
in en mijn vriendin had maar een keer
in haar leven als zuster een operatie
kamer van binnen gezien, en wel lig
gende op de grond. Flauwgevallen toen
ze mocht blijven "kijken" tijdens de
operatie!
Er bleef ons geen keus. Na schoenen
en uniformen gekocht te hebben had
den we 30 dollar over en dat je daar
niet ver mee komt hadden we al eerder
uitgevonden!
Zo kregen we onze opleiding in de
operatiekamer. In Oslo waren er maar
3 operatiekamers, in dit ziekenhuis 12.
En honderden instrumenten die ik nog
niet kende. Het ergste was dat ik erg
slecht verstond wat de dokters zeiden.
Latijns op z'n Amerikaans uitgespro-
Mijn fröbelklasje in Buitenzorg in 1939, waar ik de prettigste tijd als "juf" doorbracht. De
oorlog maakte er een einde aan.
Betoe Nyheim, Indisch-Noorse in Amerika.
ken klinkt volkomen anders, ik geloof
dat zelfs Socrates zich in zijn graf zou
omdraaien als hij een Amerikaanse
dokter had kunnen horen! Maar alles
went, en het was fijn te ontdekken dat
ik op gegeven moment toch alle moei
lijkheden te boven was. En ook mijn
vrees alles verkeerd te doen.
Ik verhuisde naderhand van de Oost
kust naar Portland, waar ik 2 jaar aan
het Emanuel Hospitaal werkte. Fijne
sfeer, goede coöperatie tussen chirur
gen en zusters. Toen ik van verlof te
rugkwam werd me een baan aangebo
den in een laboratorium van de Univer
sity van Oregon, waar ik nu nog werk
als research-assistent. Mijn opleiding
in Noorwegen kwam me nu goed van
pas. Er wordt hier ontzettend veel aan
onderzoek gedaan, vooral betrekking
hebbende op de bloeddruk.
In Europa en Amerika heb ik leren
werken en bestaan, op Java heb ik ge
leerd wat leven is. Je kon Chinees zijn
met de Chinezen, je voelde je thuis bij
baboe in de kampong. Is dat niet zo?
Spreek ik alleen voor mezelf?
In Amerika leef je niet intens, het
lijkt of vriendschappen niet meer zijn
dan voorbijvliegende vogels. Is dat in
Europa anders? Maar elk gezicht, elke
gewoonte van de mensen die ik in
mijn leven in Indië heb gekend, staat
in mijn geheugen gegrifd. Al die kleine,
schijnbaar onbelangrijke gebeurtenis
sen als het lopen op blote voeten op
het bedauwde gras opn melati's of ro
zen te plukken voor moeder.
Je kon goed doen en je kreeg goed
terug in de vorm van loyaliteit, opoffe
ring en warmte. Je kon je er nooit een
zaam voelen, er was altijd wel iets
waar je je aandacht aan kon geven,
of je aandacht vroeg. Hoe volkomen
anders is de sfeer hier. Mijn broer zit
in Borneo bij de zending, makkelijk
heeft hij het niet, toch verkiest hij dit
werk boven elk ander in een ander
werelddeel.
Zo krijg je allemaal een bestemming
in je leven, ik maak er maar het beste
van. En voel me rijk met mijn Indische
verleden". L.D.
13