LANGS TIJGER PADEN HETGELUKVAN HET JAGEN De Rode Besjes Van De Jacht door A. A. F. Maurenbrecher Lex Denninghoff Stelling "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk" JOSé ORTEGA Y GASSET Wel eens een groot wild zwijn zien reageren op de verwaaiing van een tijger? Of een kudde karbouwen de af- weerformatie zien aannemen na het opsnuiven van die verschrikkelijke lucht? Ooit 't voorrecht gehad om een tijger uit 't bos te zien treden? (Zien treden? nee, hij is er ineens). Dit alles en meer, heb ik mogen mee maken. Maar laat ik eerst vertellen waar en dan hóe. Omstreeks 1934 werkte ik als Genie officier in Kotaradja. 't Was voorname lijk een kantoorbaan met veel routine werk en dat is niet bepaald wild avon tuurlijk, tenzij je in het binnenland op inspectie moest. Maar de jacht in die omstreken was tjap djempol. Zo was 't weer eens zaterdag ge worden, de week zat er op en ik zakte naar de soos af om onder een borrel de nieuwste moppen en Atjeh-schan- daaltjes te savoureren. Als gewoonlijk had ik daar gauw genoeg van en ik zakte verder af richting huis en rijst en lekker maffen. Ik was nog vrijgezel en ik had de tijd aan mijzelf. Huis en rijst waren wel in orde, maar dat maffen ging niet door. Slamet, mijn majordomo, annonceerde namelijk de aanwezigheid van Si N'tjech, mijn Atjese jachtgids en een Kling, de eigenaar van een kudde melkvee, ergens halverwege Kroëng Raja. Dat was een goed anti-slaapmid del, want ik rook avontuur! Hun verhaal kwam hierop neer, dat een tijger de veekraal van de melkboer was binnengedrongen, een sapi had neergeslagen en die ter plaatse had aangevreten. De Kling had met zijn helpers 't kadaver 's morgens uit de kraal gesleept en onder een boom ge legd, waarin een platform was gemaakt. En of ik wou komen om de boosdoener om zeep te helpen. Dan beginnen je hersens te racen. Vrind opbellen, die ik beloofd had mee te zullen nemen op de eerstvolgende tijgerjacht, geweer nazien (een oude Winchester .44 lever action), koplamp nazien, nieuwe batterijen, veldfles, eten, patronen niet vergeten, jachtmes. Gauw verkleden, hup de auto in, vriend ophalen en weg. Onder het rijden trachtte ik hem de luttele ervaring bij te brengen die ik van tijgers had. 't Was voor hem de eerste keer en voor mij de vierde of vijfde maal, hetgeen me beslist niet overmoedig maakte. Tegen vieren waren we bij de vee- kraal, nog geen 50 meter van de grote weg vandaan. De pagger van de kraal was vier meter hoog. Daar was meneer overheen gesprongen of geklommen. In de ontstellende paniek, die daarop volgde, had hij een koe de nek ge broken. De prooi, een grote Bengaalse koe was te zwaar om weer terug over de hoge omheining te sleuren en daar om was hij maar binnen blijven eten, met de andere sapi's als doodver- schrikte toeschouwers. Na de maaltijd was hij weer over de pagger gewipt. De boom, waaronder het kadaver werd gelegd stond in een bosrand bij een soort inham, die met gras begroeid was. De ladder naar 't platform be stond uit een bamboe met inkepingen. Ik zou daar later een paar benauwde momenten op doormaken. Van het plat form had je een goed uitzicht over de inham naar rechts (ongeveer 40 meter), de tegenoverliggende bosrand lag een meter of dertig van ons af en naar links strekte zich een grote grasvlakte uit. De Kling zei, dat het veel te vroeg was om te gaan zittten, want de tijger zou pas om zeven uur komen. Hoe of hij dat wist? Dat was altijd zo, 't was niet de eerste keer en ik kon gerust eerst een beetje op varkens gaan jagen op de tegallan tussen de weg en de kust. Hoewel ik 't wat onwezenlijk vond om m'n aandacht te richten op varkens, waar ik nu helemaal geen belangstel ling voor had, besloten we een uur of wat te gaan rondscharrelen. Straks is dit boek -uitverkocht en dan heeft U spijt! 6,25 0,45 porto. De wandeling bracht ons o.a. bij een oud vervallen fort, waarschijnlijk nog uit de tijd van de Portugezen. Hoge stenen muren van grauwe karang, alles volgegroeid met lantana. Wat een schuilplaats voor een tijger! Ik liep er rond met de kriebels in m'n rug, maar er was niets te zien of te beleven. Tegen half zes hield ik het niet meer uit en we besloten in de boom te krui pen. Mijn vriend T. en ik zaten al spoe dig op 't platform naast elkaar. Si N'tjech had -een verdieping hoger een zachte tak gevonden om op te zitten. Toen kon het feest beginnen. De hitte van de middag werd opge zogen door 't bos, er was geen wind, schaduwen begonnen zich langzamer hand af te tekenen. Stilte. Dan komt 't moment dat je gaat wikken en wegen of 't geen tijd wordt om je koplamp op te zetten. Niet te vroeg, want dan kan je de bundel nog niet zien die sa men moet vallen met je richtlijn en ook niet te laat, want dan heb je kans 't wild voortijdig te alarmeren. Terwijl je nog aan het debatteren bent met jezelf, beginnen je handen toch al met spaar zame langzame bewegingen de lamp los te wikkelen van de batterij-doos. Lamp op de hoed, draad langs je rug, doos aan je riem. Eerst proberen. Bun del nog niet te zien. Nog een paar minuten. Ja, nu kan ik de zaak op el kaar instellen. Beetje omhoog, beetje links, oké. Relax. Vanwaar zou hij komen? Van de overkant, van rechts, uit de eigen bosrand? Waarschijnlijk van de over kant, want daar is het bos uitge strekter. Mijn ogen en oren stroopten de omgeving af en maakten contact met elk gerucht. Een flauw kwart-maan tje begon zich af te tekenen. Nog geen sterren, 't Is net zes uur, dus 't zal nog wel even duren. Stilte... Hé, daar staat wat! Schuinrechts bij de bosrand aan de overkant. Wat een kanjer! Hoog op de poten, kop trots omhoog, staart heen en weer zwaaiend. Vierkant staat hij daar, de heerser, de Vorst waar alles voor opzij gaat. Ik had hem niet zien komen. Hij was er zon der meer. Niet schieten, wachten tot hij rustig ligt te vreten. Als hij nou maar niet achterdochtig is! Nee, de tijger nadert met een paar kalme soepele schreden, koninklijk. Vier, vijf passen. Stop, heersend, dwingend, uitdagend rondkijkende. En dan, o anticlimax, in elkaar dui kend, scharrelt hij op de buik naar de dode stinkende koe, als een kampong- gladdakker. Nee, koning, je bent toch maar een krengevreter! Weg respect. Ik krijg je wel, veedief! Veedief? Waarom? Wat weet hij van eigendom. Hij is in z'n recht, 't is zijn jachtgebied. Maar ja, die Kling is ook in z'n recht. Nog altijd 't recht van de sterkste. Daar begint het gedonder. De sterke kaken grijpen 't koebeest bij de neus en Si Matjan begint z'n prooi naar een veiliger plaats te slepen. Had ik 't ka- 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 10