DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOORWEG
Onder redaktie van G. H. Bartman
ERVARINGEN IN
KRIJGSGEVANGENSCHAP (II)
Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis!
Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze
stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten
slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan
een levenstaak hebben.
Wel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest
zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er
varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons
komen weten dat niet alles verloren is.
We waren opgelucht toen het schip, deze "Tacoma Maru",
bijgenaamd "de strontschuit" (het was waarschijnlijk met
dysenterie besmet), eindelijk zee koos.
Reeds na twee dagen hadden we verschillende ziekte
gevallen welke zich onrustbarend uitbreidden. Ik kreeg een
malaria-aanval en lag met 40 graden koorts. Deze ziekte
had ik vroeger op Palembang opgelopen en ik heb ook
bacillaire dysenterie gehad. Na die dagen kwamen we na
een grote omweg gemaakt te hebben vanwege de zeemijnen
via de Straat van Karimata in Singapore aan. Hier moesten
een 50-tal ernstige zieken waaronder ik van boord maar ik
was eigenwijs en verstopte me op het voorschip. Ik was
n.l. aan de beterende hand; de koorts was geweken en ik
wilde zo graag "bij de grote hoop" blijven. We hebben
ongeveer een week in de mooie Straat van Johore gelegen.
Aan die kant is Singapore heuvelachtig en tussen het groen
zag men prachtige villa's. Veel oog voor al dat schoons
hadden de meesten echter begrijpelijkerwijze niet. Onze
grootste zorg was om gezond te blijven. Het eten werd
slecht. De groente en het vlees waren op en we kregen
nu rijstepap met zout, wat ik niet door m'n keel kon krijgen.
Van de Japanse bemanning konden we suiker kopen, 121/2
cent per theelepel. Ik had nog een gulden of vijf van Wil
Vondenhoff waar ik suiker van gekocht heb en een paar
sigaretten die ook 121/2 cent per stuk kostten. Dat waren
zo van die kleine lichtpuntjes in een donker bestaan.
ledereen hoopte op een ontmoeting met een geallieerd
oorlogsschip dat ons zou kunnen overnemen. Die ontmoe
ting kwam inderdaad, maar anders dan we het ons hadden
voorgesteld...
Ter hoogte van Penang, we konden de kust nog niet zien,
ging plotseling het alarmsignaal. Een duikboot! Dat moest
er nog bijkomen! ledereen bleef kalm. M'n kameraad en
ik deden de reddingsgordels om. Ik kon zo'n ding best
gebruiken omdat ik bepaald geen held ben in het zwemmen.
Velen hadden echter geen zwemvest, maar voor hen zouden
houten vlotten in zee geworpen worden. Die waren er ge
lukkig. Verder verliep alles kalm en rustig. Alles was aan
dek en men wachtte op de dingen die komen zouden...
Eensklaps begon het kanon van de "Tacoma Maru" te
vuren en de eerste gedachte was dat we getroffen waren.
De Japanse bewakers waren nogal nerveus in tegenstelling
met de bemanning van het schip die kalm bleef. We zagen
dat het schip dat achter ons in convooi voer zware slagzij
maakte. Een treffer!
Toen kwam de torpedo die voor ons bestemd was...zij
die aan de railing stonden volgden met spanning de bellen-
baan...door handig wenden van de Jap ontsprongen we de
dans...de torpedo miste...
Na een halve dag op volle kracht gevaren te hebben
liepen we 's avonds de haven van Penang binnen...
Door de activiteit van duikboten waren we gedwongen
10 dagen in Penang te blijven liggen. De accomodatie aan
boord verslechterde met de dag. De dysenterie breidde
zich onrustbarend uit. Vandaag voelde je je nog fit om de
volgende morgen doodziek te zijn. Een paar mensen waag
den 's nachts een ontsnappingspoging. Zij lieten zich geluid
loos van het schip in zee zakken, zwommen naar Malakka
waar ze prompt gepakt werden en naar het schip terug
gebracht. Dan werden ze gemarteld.
We hadden enkele doden die op het vasteland werden
begraven. Een klein escorte ging dan mee.
Na 10 dagen vervolgden we onze tocht. Driekwart van
het schip had nu dysenterie. M.i. is dit een van de vrese
lijkste ziekten die er bestaan. De hele dag door moet je
naar de W.C. en gaat alleen bloed en slijm af. Kunt U het
zich voorstellen als je beneden in het ruim ligt en je moet
30 a 40 maal naar de W.C....in het donker over slapende
mensen stappen of kruipen...de trap op. Als je wat verliest
besmet je weer anderen. De ernstigste patiënten werden
aan dek gelegd wat een verademing was. Iedere dag weer
werden er een paar aan de golven toevertrouwd.
Op een morgen zei m'n slapie tegen me: "Wat zie je
bleek". Ik zei dat ik me fit voelde, maar een half uur later
moest ik naar de W.C....bloed...ik had het ook te pakken!
Het is fantastisch hoe zwak je wordt. Na de 2e dag kon
ik amper lopen. Eten ging niet meer; ik braakte net zo snel
weer uit als ik binnen kreeg. Maar Jan Hart dwong me.
"Toe nou Joop, je móét eten! Je wilt toch zeker niet
kapot? Denk er om, we moeten Holland terugzien...Holland
en je ouwelui... "Vaag drong het dan tot me door en liet
me voeren om dan weg te zinken en te dromen. Dromen,
waarin levensgrote biefstukken, sla en gebakken aardap
peltjes de hoofdrollen speelden. Steeds maar denken aan
lekker eten...aan Jan Hart heb ik veel te danken...
In Rangoon stierf hij aan dysenterie...ik zat toen in de
binnenlanden van Birma.
Hoewel het een raadsel was, herstelde ik na een dag of
acht. Ik stelde weer belang in de dingen om me heen. Vlak
voor Rangoon werd ik beter en hoewel ik erg zwak was
voelde ik me goed. Alleen kon ik nog niet lopen.
We waren nog een dag varen van Rangoon verwijderd
en zagen het gele water van de machtige Irawady, welke
voorbij Rangoon in zee uitmondt.
's Avonds voeren we de rivier op. Het landschap deed
Hollands aan met veel vlak land en groene weiden. De
stad Rangoon ligt een uur of zes landinwaarts. Om tien
uur meerden we af aan de kade.
Er kwamen Japanse doktoren aan boord. Ik was toevallig
aan dek en hoorde er een Duits praten. De doktoren keken
in de ruimen en toen hoorde ik zeggen; "Mein Gott, und
sind das alle gebildete Leute?" Als dieren lagen daar 1650
Europeanen... Ik behoorde tot de zieken en werd per auto
naar de gevangenis vervoerd. De gezonden moesten lopen...
Bij de poort van de gevangenis werd je bespoten met een
of ander desinfectiemiddel. Ofschoon ik geen last meer had
van dysenterie had ik het ongeluk opgesloten te worden
in een zaal waarin ernstige zieken lagen. Men lag daar op
stroo en in het midden van de zaal stond een ton. Ik bleef
angstvallig op m'n plaatsje liggen, want het stroo werd al
18