zzAcW, laat maar Op de hoek van onze straat stond een Japanse wacht, voor de ingang van de bergkel die tank-onderdelen repareerde. Misschien werden er ook wel hele tanks geproduceerd, het klonk allemaal erg blikkerig wat er getimmerd en gedaan werd, net zo blikkerig als de tanks die triomfantelijk het terrein verlieten, er uit zagen. "Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk dat ze met zulke dingen Azië veroveren," zuchtte mijn vader. "Ach ze hebben tenminste wat, wij hebben toch helemaal niks?", zei Maatje. En daarmee was het hele oorlogsgebeuren besproken en becritiseerd: onmacht en overmacht, al. Die Japanse wacht betekende voor ons, elke keer als we naar of van huis gingen, een buiging. Nu kan er aan mijn opvatting van trots en eigenwaar de wat haperen, maar nadat ik einde loos veel tegen elkaar buigende Jappen had gezien, kon ik het buigen dat men van ons verlangde niet meer als ver nedering zien. Mijn vader was een reëel denkend en vooral reëel handelend mens. Di rect na de kapitulatie zei hij: "Wij zijn een overwonnen volk. Er zit niets ver nederends aan een overgave, als men niet eens de kans heeft gekregen om te vechten. Als burger mag er niet van ons verwacht worden dat we het leger bevechten, dat is zinloos en dom bo vendien. We kunnen ons verlies met waardigheid dragen, we hoeven ons niet aan te stellen door nu, nu het te laat is, voor eigen rekening stoer te doen. Provoceer niet, stel je niet aan, Japan zal er niet door ten onder gaan als je die wacht niet op behoorlijke manier groet. Leer Japans, al was het alleen maar woorden, die je kunt herkennen en gebruiken. Door gebrek aan begrip kunnen de vreselijkste din gen worden gedacht en gedaan!" Hij had gelijk. Toen hij op een och tend was uitgegaan, kwamen 5 Japanse soldaten ons huis binnen. Mijn moeder stond trillend en sprakeloos, ik kreeg een afschuwelijk gevoel in mijn kniëen, en ik hoorde mezelf woorden zeggen die volkomen zinloos bleken. We ver stonden elkaar niet. Toen kwam mijn zusje uit de kamer. "Ze vragen of ze water mogen ha len". In een zin was het drama op gelost. Het waterhalen duurde de hele ochtend en de volgende ochtend. En 's middags kwam een soldaat met een zak rijst die hij zonder complimenten in de voorgalerij neerkwakte. Er zijn soms ook géén woorden nodig om iets te vertellen. Zo duurde de oorlog waarin wij za ten voort. Met momenten van oplaai ende onmacht en dus haat, met maan den van berusting en een spanning die, misschien omdat ik jong was, het mid den hield tussen opwinding en nieuws gierigheid. Hoe zou het allemaal aflo pen? De hele wereld was nu een ge vechtsterrein waari,n rechten werden verdedigd, gewonnen en verloren. Hoe langer je naar alles keek, hoe langer je je erin verdiepte, hoe hopelozer de zaak leek omdat geweld de overhand kreeg. Wat me opviel was dat er veel, vroeger toch aardige mensen begonnen te raaskallen en met dapperheid en braafheid te koop liepen dat je er ge woon misselijk van werd. Als je voor de Jap werkte (wat je vaak wel moest doen, 't leven ging toch gewoon door?) dan was je een verrader, een overlo per. Werkte je niet en parasiteerde je listig op je hardwerkende medemens, dan lag je ook scheef.Als de oorlog me iets geleerd heeft, is het wel mensen kennis. Eerlijke, simpeldenkende en vooral praktische mensen die hun le ven durfden te leven naar eigen eer en geweten, zonder anderen te belasteren en lastig te vallen waren er ook. Over hen zal wel nooit een boek ge schreven worden, want het waren de mensen die zeiden: "Ach, waarvoor toch, laat maar!" Op een dag zag ik mijn moeder voor het raam staan. Peinzend, de handen op de rug, haar hoofd ietwat schuins zoals ze altijd stond als ze over iets nadacht. "Je moet die wacht zien," zei ze tegen me, "je moet zien, wat een jongen dat nog is. Niet ouder dan 17 misschien, een kind nog. Kassian!" "Zoiets moet je nooit zeggen waar anderen bij zijn," zei ik, "dan denken ze dat we met de Jap heulen, dat we verraders zijn!" "Ach, laat maar," zei mijn moeder een voudig, "wat waar is, is waar. Voor mij is die jongen een kind. Hij kan niets aan deze oorlog doen, hij kan er niets aan doen dat hij Japanner is en dat ze hem hier hebben neergezet. Net zo min als wij wat aan deze oorlog kunnen doen!" Ik heb deze uitspraak nooit kunnen vergeten en ik ben er trots op dat het mijn moeder was, die ondanks dat ze STERREN STRALEN OVERAL KOKKIES RIJSTTAFEL-ARTIKELEN STAAN BOVENAL. KOKKIES Rijstwinkel Alle Ind. koekjes verkrijgbaar en voor de Rijsttafel oesoes, paroe, babat, enz. Witte de Withstraat 128 Telefoon 38 94 38 - Amsterdam P.S. Wij verzenden rijsttafel-artikelen over de gehele wereld. vreselijk bang was voor de Jap, ge woon menselijk durfde denken. Het heeft mijn verachting voor de stoer- doeners, de aanstellers van het zoge naamde verzet (in feite waren het kleine laag bij de grondse pesterijtjes die de goede orde moesten verstoren) alleen nog groter gemaakt. Het leven w a s al moeilijk en het werd door deze mensen nog moeilijker gemaakt. Volgens zeggen is er eens door de Jap een uitspraak gedaan over de vrouwen: "Als we tegen de vrouwen hadden moeten vechten, zouden we de oorlog verloren hebben!" Het moet wel een uitspraak zijn geweest die elke Japanse soldaat op bevel van de legerleiding opgekregen heeft, af te draaien op elk ogenblik dat ze oog-in-oog kwamen te staan met een stoere vrouw. Want eer lijk gezegd, heb ik deze loftuiging wel van duizend verschillende vrouwen, als persoonlijk tot haar gericht, gehoord, leder die het zei, was dapper en tot bovenvrouwelijke prestaties in staat. Alleen geloofde ik er geen snars van. Die ene vrouw, die inderdaad die uit spraak ontlokt heeft, zal wel doodge slagen zijn bij de Kempei. Oorlog, iets dat elk mens kan over komen. Net als een aardbeving, een overstroming, een allesverwoestende brand. Het gaat om leven en dood, om de pijn van het doodgaan en de angst die je hebt voor degenen die je lief zijn. Er wordt als alles over is, ge praat over vernedering, overmeestering, standhouden, fier de dood in de ogen kijken. Wat weet je, alssidderende sterveling die hoegenaamd geen enke le behoefte heeft gehad aan oorlog, van al deze gevoelssituaties af. Daar had je zo'n edele slogan: liever staande sterven dan knielende leven. Mijnheer U raaskalt! Weet U hoe el lendig het is staande te moeten sterven en dat knielende te leven, een offer betekent voor je naasten die je nog niet kunnen missen? Aldus togen we buigend voor de Jap verder met de oorlog, zonder regering, zonder leiders, zonder radioberichten. Alleen gelaten met wat er ons aan per soonlijk vernuft, intuïtie en waardig heid over was. Weet U dat ik daar na 25 jaar, bij nader beschouwing onuitsprekelijk dankbaar voor ben. Onze oorlog was zoals we geleefd hadden: vrij, kome wat kome. Diep in ons hart waren we allemaal bang en toch allemaal helden. Daar heel ver weg woedde een andere corlog. Met mensen die onder de grond bezig waren krantjes te drukken, radio berichten af te luisteren en alleen naar boven kwamen om bij de bloemist een pond tulpenbollen te kopen voor het dagelijks maal. En om de Duitsers het bloed onder de nagels weg te pesten. Het staat allemaal in overtuigende boeken, films, documentaires geschre ven en gemaakt door de experts van de oorlogshistorie. Onder elke Europese gedenkplaat ligt een held en een bevrijder, want 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 12