BUITEN HET KAMP EEN MERKWAARDIGE "STRAF" PISANG GORENG Mijn rok is gemaakt uit 15 dassen (taille 60 cm) van mijn dochter toen 12 jaar uit monsters. Zo kwamen we op 18 december 1945 in Balikpapan aan. Dit alles naar aanleiding van vragen, die mij op straat gesteld werden door Hollandse mensen, die nooit in Indië zijn geweest. "Heeft U in een Japans kamp ge zeten?" Op mijn neen, kreeg ik ten antwoord: "Dan heeft U niets meege maakt", of "dan heeft U geboft". Wij Indischen van Malang (alles ge beurde toen plaatselijk) moesten be gin '44 zwart op wit "kleur bekennen". Op de volgende vragen moesten we met ja of nee antwoorden: 1. Heeft U reeds afstand gedaan van Uw gevoel van aanhankelijkheid aan het Nederlands gezag? 2. Bent U er zich van bewust, dat U behoort tot het Oost-Aziatische ras? Ondanks de bedreiging, dat de nee- zegsters het kamp in zouden gaan, ko zen toch minstens 75% van de vrouwen het Nederlands gezag. Wij kwamen niet in het kamp, maar wel werden de 14-jarige zonen van de nee-zegsters opgeroepen. Ook mijn zoon (14 jaar) kreeg een oproep. God zij dank waren mijn 3 kinderen en ik 2 maanden tevoren naar Djatinegara gevlucht. Onze indische buren hadden n.l. gedreigd met de kempetai, omdat ik een radio had. 'Dank zij de kapalla kampong was dit niet gebeurd. Na de oorlog hoorde ik van de Hr. M. Noach, dat al die 14-jarige jongens gefusilleerd waren. Toen de fietsen uit het Malangse vrouwenkamp werden gehaald, waren het immers ook Indischen, die ge waarschuwd door een onbekende Chi nees met de fietsen van 2 goede kennissen cnder het oog van de jap wegreden. De fietsen werden verkocht en het geld in de zoom van het kleed van Pater Hendriks weer het kamp binnen gesmokkeld. Dergelijke dingen gebeurden overal in Indië, waar kampen waren. Mijn broer in Padang was niet geïnterneerd, tóch onthoofd, verdacht van sabotage. En dan te zeggen, dat wij Indischen buiten de kampen het zo goed hadden! M. M. van Duin-v. Ham In kamp Tjimahi waren 150 jongens van 11-13 jaar ondergebracht in één barak; groepjes van 30 met in elk groepje een hoofd. Een van die groep jes had ik onder mijn hoede. Uit hun koffertjes was bij het binnenkomen in het kamp alle papier en boekjes ge haald. Echter had een jochie nog een lijstje met een portret /an Koningin Wilhelmina. Dat hebben we aan de wand gehangen. Toen de jap door de barak kwam en dat portret zag nam hij dat mee en ik moest als verantwoorde lijk groepshoofd in de wacht verschij nen. Ik vreesde een straf, maar dat viel erg mee, want het portret van Hare Majesteit hing daar nu aan de wand en ik moest daar voor in de houding gaan staan en honderd keer een bui ging maken. Ik kan dit geen straf noe men, 100 maal buigen voor onze eigen Koningin. En zo heb ik zelfs ook nog aan Tenno Heika Hirohito te danken dat ik geen straf kreeg. Een van m'n jochies had iets uitgehaald, ik wist niet eens wat, en ik moest aantreden. Het was 29 april, de verjaardag van Tenno Heika. De jap had een tolk en mij werd een jongensstreek ten laste gelegd. Ik vroeg toen of de jap zijn TennoHeika weieens gezien had. Die was jarig en we hadden 's-ochtends vroeg bij het appèl in de richting van Tokyo moeten buigen. De tolk bracht mijn vraag over. Wat had dat ermee te maken was zijn vraag. Toen vertelde ik dat ik in 1921 Ten noHeika in Den Haag had gezien. Hij was toen nog kroonprins. Hij reed op een wit paard. Nadat de tolk dit had overgebracht verdween de jap in' het kantoor, ver moedelijk om te vragen of dat klopte. Hij kwam terug en ik kon inrukken. Ik had zijn TennoHeika gezien, hijzelf waarschijnlijk niet, en kreeg daardoor geen straf. Om nooit te vergeten. G. Slotboom 15 augustus 1945: einde van de tweede Wereldoorlog..., alleen, wij wisten noch vermoedden het. Voor ons, bevolking van de "Tempat Perlindungan" Banju Biru nr. XI, was deze dag er één als alle andere: pas op 23 augustus hoor den wij van de capitulatie van Japan en ook toen veranderde er weinig. Wat beleefde ik dan wél op die ge denkwaardige 15 augustus 1945? Die dag viel in de periode, dat er buiten het kamp gewerkt kon worden door diege nen, die daartoe nog in staat waren. Dit buitenwerk bestond in het lossen van treinen, die in Ambarawa op het station-emplacement stonden. Vanuit ons kamp - een oude kazer ne - liepen wij op onze blote kaki's natuurlijk, met tweewielige wagentjes, die mij het meest deden denken aan de militaire brancardwagens van om streeks 1914-1918, de ca. 6 K.M. naar Ambarawa. Daar stonden dan de goe derentreinen vol met huisraad. Wij los ten er kasten, tafels, stoelen, bedden, keuken-bekakas, fietsen en wat al niet, laadden dan onze tweewielige karret jes ermee op en duwden ze terug naar Banju Biru. Waar deze barang vandaan kwam en waarheen ze uiteindelijk ging is ons nooit uit de doeken gedaan. Het is niet uitgesloten, dat wij op die 15 Augustus 1945 't meest opvallende collo losten, dat er ooit bij was: een grote krat, waarin een levend varken tevreden knorde. Wat deze lading e- venwel onvergetelijk voor ons maakt was, dat bovenop die grote krat een van pisangblad gevouwen bakje stond vol met pisang goreng! Bij het zien van die weelde en over daad stonden wij een ogenblik als lam geslagen..., maar 't was maar een ogen blik, daarna reageerde de hele groep als één vrouw: hap!!! Het behoeft dan ook geen betoog, dat de pisang goreng haar oorspronkelijke bestemming nooit bereikt heeft. Misschien het lege bakje wel, maar dat kan best van die grote krat afgewaaid zijn A. C. Wolterson-Timmer TONG TONG DUBBEL ONTVANGEN Het komt vaak voor dat U als nieuwe abonnee ons blad twee maal ontvangt. Dat komt zo. Wij geven uw adres op aan de adres- seer-inrichting. Kan hij het voor de nieuwe editie "halen", dan ontvangt U het krantje met ge drukte band. Intussen zenden wij zelf U ook een exemplaar toe om zeker te zijn dat U het eerste nummer niet zult missen. Eén te veel is beter dan helemaal niets. NIET retourneren, geeft U het maar als proefnummer weg, of leg het bij uw dokter of tandarts op de leestafel. 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1970 | | pagina 14