De javaanse kris een symbool
Wie kan zich nog de kleurrijke kledij
van een javaanse hoveling voor de
geest halen? De Javaan in de kraton
van Solo draagt een kegelvormig
hoofddeksel met een gouden bal, een
rode jas met hooggesloten boord, een
bruine sarong met diagonale versierin
gen In ruitvormen. De brede lendengor
del onder het jasje verraadt zich door
de tip van de gouden kwast aan de
voorzijde nog zichtbaar. En aan de
achterzijde op de rug steekt de kris.
Hij is geklemd tussen lichaam en sier-
gordel. De plaatsing van het wapen is
precies voorgeschreven: er is maar een
goede manier om de kris te dragen.
Het verwijde mondstuk van de schede
en de greep altijd rechts. De punt van
de schede naar links en onder gericht.
De kris wordt openlijk gedragen, de
rugpand van het jasje is opgeslagen
want iedereen mag zien dat de drager
trots is op dit wapen.
Een van de kenmerken van de kris
is de gegolfde kling, de dapur luk. Het
aantal golven is altijd oneven en kan
variëren tussen 3 en 13, maar ook een
kris met 29 undulaties is beschreven.
Het getal 12 wordt als een heilig getal
beschouwd en dit kan verklaren waar
om ook krissen bestaan met twaalf
golven.
De rechte kling, de dapur bener, is
een tweede hoofdvorm van de kling.
Bij de greep van de kris zijn er ook
twee hoofdvormen: de tunggak semi (of
'stamgreep') en de pasisiran (of "kust-
greep'). Deze grepen weerspiegelen de
geschiedkundige verdeling van het ou
de vorstenrijk Mataram. De Sunan Pa-
ku Buwana III accepteerde de pasisiran
in Solo en Sultan Hamengku Buwana I
de tunggak semi in Djogja, een gebeur
tenis die ongeveer in het midden van
de 18e eeuw plaats vond.
Aan het hof te Solo werkten vele
groepen van Javanen. Een van die
groepen is de Gajahmati. Zij verzorg
den de rijstallen van de vorst, zoals
de Pinggir de minnen leverden aan
kraton en de Kalang de hoftimmerlie-
den waren. De Gajahmati hadden een
speciale vorm van krisgreep, een dis
tinctie, die zij met trots handhaafden.
De Javaanse kris is niet compleet
zonder de damascering of pamor. Er
zijn vijf soorten van pamor motieven,
die naar men aanneemt overeenkomen
met de vijf helden, de gebroeders Pan-
dawa.
Deze vijf oervormen zijn:
de wos wutah of verspreide rijstkorrel,
de sekar pala of notemuskaatbloem, de
sekar ngadeg of rechte bloem, de bla-
rak ngirid of gebonden palmblad en de
sekar temu of curcumabloem. De mo
tieven alle afgeleid van plantenvormen,
weerspiegelen de agrarische gemeen
schap van het oeroude Java.
De schede van de kris heeft een
verwijd mondstuk, het huis van de kris,
die bij Balinese krissen is versierd met
14
Kala hoofd. Ook bij het huis onder
scheidt men twee hoofdvormen, brang-
gah en gajaman en een derde tussen
vorm, de tanggal. De twee eerste vor
men beschouwt de Javaan als ceremo
nieel en dagelijkse dracht; in de tang
gal zijn beide verenigd. De schede
kan prachtig versierd zijn met goud
en zilverbeslag en soms bezet met
fraaie halfedelstenen.
De Indonesische kris neemt een bij
zondere plaats in, in het leven van de
drager. Het is een schande te sterven
zonder een kris zeggen de Buginezen.
Het is zijn kameraad, zijn onafscheide
lijke broeder. Zonder kris is de drager
niet compleet; bij bizondere gelegen
heden zoals een huwelijksfeest is het
een onmisbaar onderdeel van de feest-
kledij. Men zal een kris desnoods le
nen, dan zonder te komen. In Europa
sturen we onze bruid met de hand
schoen naar het altaar. In Indonesië
stuurt de bruidegom bij verhindering
zijn kris.
De kris wordt ook niet zo maar alle
dag gedragen. De traditie verlangt dat
elke man een kris zal bezitten. Elke
jongen tussen 15 en 16 jaar ondergaat
de plechtigheid van de kris overdracht.
Het is een gift van vader op zoon.
De krissensmid is een eenvoudig
man, niettemin wordt hij beschouwd als
een expert, een pande; hij wordt aan
gesproken met de titel van empu of
kyai (meester). In oude Javaanse kro
nieken vallen de functies van smid en
vorst soms samen of er is een nauwe
verwantschap tussen prins en smid te
vergelijken met een broederschap.
Wanneer de smid de opdracht tot het
maken van een kris heeft ontvangen,
begint een eeuwenoud ritueel. De smid
se wordt veranderd in een soort van
heilighuisje, een tarub. Hetgeen een na
bootsing moet zijn van een sacrale
tempel. De smidse mag niet gelijken
op de verschijning van alledag. Voor
deze gelegenheid is een plechtig aan
zien noodzakelijk.
Bij de initiatie van een 15-jarige Ma-
kassaarse jongen gaat de plechtigheid
van de kris overdracht als volgt:
De jongen is gekleed in nieuwe kleren
en wordt voor een oude man geleid,
die de ceremonie leidt en een hoge
rang bekleedt. De laatste trekt een
zeer oude kris uit de scheede en legt
het op het hoofd van de jongen terwijl
hij bepaalde bezweringen uitspreekt.
Hierna staat de jongen op en de oude
man bevestigt de lendegordel, waarin
de kris zal rusten om de jongen. Deze
lendegordel is een fraai bewerkte band
van ca. twee meter lang en een hand
breed breed. De kris wordt nu geschikt
op de rug van de jongen. De jongen
is nu een man, hij is een volwaardig
lid van de gemeenschap geworden.
Uit het voorgaande blijkt, dat de kris
als wapen in de betekenis van steek
wapen de betekenis heeft verloren. De
plaats van de kris, nl. achter op de
rug toont aan, dat het wapen niet bin
nen handbereik is, daardoor is die
plaats voor aanval of verdediging te
onpraktisch.
De symboliek van de inwijdings
plechtigheid laat zien, dat de jongeling
a.h.w. de taak krijgt de familietraditie
voort te zetten. De kris is de materiali
sering van een oud proces, een over
dracht en een taak worden hem opge
legd. De kris is de schakel die de oude
met de jonge generatie verbindt. De
geheime krachten van een oneindige
reeks van voorvaderen worden hem op
gelegd en hij is verplicht die ook weer
aan zijn zoons door te geven. De kris
is de schakel van een eeuwenoude
ketting waarvan het begin zich oplost
in de nevel van verleden, waarin de
allereerste voorouder leefde. In zoverre
wordt de kris dan symbool van het
leven.
De legende vertelt dat de grote held
Panji de eerste kris maakte. Panji is
ook de maker en uitvinder van het Ja
vaanse toneel en de gamelan.
Een andere legende heeft merkwaar
dige facetten die in een moderne psy
chologische leer zouden passen: de
goddelijke held Sunan Bonang wilde
geen kinderen hebben, in plaats daar
van liet hij iets waardevollers achter
voor de nakomende geslachten. Hij her
schiep zijn goddelijke phallus in de
kris, Kyai Kala Munjeng. Het beginsel
van een eeuwig bewaarde vrucht
baarheid komt hierin mooi tot uit
drukking. Sunan Bonang immers ont
hield zich moedwillig van de geslachts
daad om de na hem komenden te ver
zekeren van vruchtbaarheid.
Onder de zeer oude familiestukken,
de pusaka, bevinden zich antieke kris
sen, welke hogelijk vereerd worden.
De pusaka hebben een aparte plaats in
het huis. Het voorhuis of pendapa is
bestemd voor feesten, het middelste
deel of kampung is een soort overloop
en in het achterhuis (omah buri) daar
bevindt zich de kobongan waarin de
krissen worden bewaard. Eens per jaar
op Vrijdag-Kliwon of Dinsdag-Kliwon
in de maand Sura worden de pusaka
'gespijzigd'.
Vooral in de kraton zijn deze plech
tigheden omgeven met een groot cere
monieel, de regerende vorst en familie
leden en andere hoogwaardigheidsbe-