DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOOR WE G
Onder redaktie van G. H. Bartman
ERVARINGEN IN
KRIJGSGEVANGENSCHAP (IV)
Dit is historische stof van uitzonderlijke betekenis!
Maar helaas hebben u/ij geen historici in ons midden om deze
stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten
slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan
een levenstaak hebben.
Wel hebben wij nog) in ons midden de mensen die er geweest
zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er
varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons
komen weten dat niet alles verloren is.
In Juni brak de regentijd plotseling in volle hevigheid uit.
Het begon 's morgens bij het aantreden en het bleef rege
nen, dagen achter elkaar. Of het was 's morgens goed
weer, maar 's middags was het weer raak... alles werd
een grote blubberzooi. En net zo snel als de blubber op
de dijk kwam, liep het er weer af.
We werkten geregeld met 3 of 5 man; ik aan de schop
en houweel, terwijl de anderen met een tangka (draagbaar)
vol aarde naar de dijk liepen. Vaak kon er natuurlijk "ge
smokkeld worden. Als je de Jap met een paar meters kon
bedonderen, had je schik in het werk en je ging vroeg naar
huis. Toen de Jap later het aantal verwerkte meters na
rekende, kwamen ze tot de ontdekking, dat er eigenlijk
2 dijken hadden moeten liggen. Zoveel meters waren ze
belazerd! Niet gek! Ik werkte me in die tijd kapot en dat
alles op een bord vieze pap. Je kon het wel langzamer
doen, maar dan kwam je in het donker thuis. En dan strui
kelde je over iedere meter. Je moest ook in het donker
je potje opeten en in het donker baden...
Toen de regentijd inzette hadden we natuurlijk overal
genoeg water. Bijna onder iedere steen borrelde een bron.
Door het kamp heen liep waarachtig een riviertje! Birma
is een raar land, vol verrassingen. Bij kilometer 112 stonden
drie heel oude pagoden, wat op een vroegere cultuur wees.
Ik heb eens een kaart in m'n handen gehad waar deze drie
pagoden op waren aangegeven. En dat midden in de jungle!
Door overwerking en te weinig eten stak de malaria weer
de kop op. Iedere regenbui die ik opving bezorgde me
hoge koorts. De verschijnselen van malaria zijn: Je krijgt
het, ook in de felle zon, ontzettend koud en je begint te
rillen. Na een uur neemt de koorts af en je valt in slaap
om bij het wakker worden erg hongerig te zijn. Soms echter
kun je helemaal niet eten. In de maanden Juni-Juli heb ik
17 aanvallen te doorstaan gehad...en daar wordt je mager
van.
Ik woog dan ook slechts 49 kilo!
Na iedere koortsaanval bleef je een paar dagen thuis,
maar bij mij was het geen doen. Bij iedere regenbui was
het meteen raak.
Ik stond op de ziekenlijst en nu hadden de Jappen be
neden bij km 55 een "ziekenhuis" opgericht. Daar mocht
ik heen. We deden over de tocht van kamp 108 naar 55,
dat is dus een afstand van 108 minus 55 is 53 kilometer
2 dagen! De weg was vernield en hoe we er gekomen zijn is
me nog steeds een raadsel. We werden gebracht tot kamp
63, een overlaadstation en vandaar met de trein. Tot hier
was de lijn al klaar vanuit Thambyuzayat.
Het verkeer op deze lijn ging per motorlorrie. Om 12
uur snachts kwamen we in kamp 55. Natuurlijk was er
niets! De eerste drie dagen kregen we niets anders dan
uien gekookt in water te eten. Zelfs geen rijst. Dat beloofde
18
veel voor de toekomst van dit ziekenkamp. Na deze drie
dagen kregen we een heel klein beetje rijst en ik stond
uren in de rij om een stukje aangebrande rijst te bemach
tigen. Als de rijst gekookt is, wordt de pan uitgekrabd. Dan
krijg je "koeken", aangebakken rijst. De koks moesten
nog meer koken voor mensen die 's avonds zouden aan
komen. Toen het donker was, stond ik er nog steeds. Op
een gegeven moment stond ik helemaal alleen bij de keuken
en toen was het gebeurd voor ik er eigenlijk erg in had.
Voorzichtig tilde ik het houten deksel op van een pan waar
in de rijst gaar was en toen haalde ik er mijn pannetje
diep door. Met een pan vol heerlijke warme rijst kwam ik
bij m n kameraad. Hij wist niet wat hij zag en vroeg maar
niets. Met een voldaan gevoel gingen we slapen...
De volgende morgen al heel vroeg kwam ik aan de kali
onverwachts in contact met enige Birmanen, die hele grote
gedroogde vissen bij zich hadden...ik direct aan het onder
handelen...geld wilden ze niet hebben, wel en toen moest
m a broekje er aan geloven...ik had nu nog maar een
tjawat aan, anders was ik waarachtig in m'n nakie in het
kamp teruggekomen. Maar ik moest en zou die vissen
hebben!
Het broekje beviel zó goed, dat ik nog een pannetje
rauwe rijst cadeau kreeg. Nu waren we de eerste dagen
uit de nood en toen trad ook een verbetering in de voedsel
situatie in. Ik was bevriend met enige koks en van hen kon
ik iedere dag een extra portie koks-eten krijgen, wat veel
beter was, dat kunt U begrijpen. In ruil daarvoor werkte
ik voor ze.
M'n kameraad was vroeger kleermaker geweest en dat
kwam hem nu goed van pas. Er was altijd wel iemand die
wat te maken of te herstellen had. Ook had hij de Jap als
klant. Van de opbrengst werden sigaren en suiker gekocht.
Te roken hadden we genoeg. Soms rookte ik 20 sigaren
per dag; ook wel eens om de honger te verdrijven. Deze
Birma-sigaren zijn heel goed. Alleen hebben we een tijd
gekend, dat ze 30 a 35 cent per stuk kostten en we ver
dienden aan de dijk 25 cent per dag. Zo kwam je er toe
om peukjes te snijden. Ik kon er echter niet toe komen
om peukjes van anderen te versnijden en te roken. Met
een beetje peukjestabak en een stuk krant was je in die
dagen koning te rijk.
Na een week werd het vrij goed in kamp 55 en ik werd
dank zij mijn vrienden de koks iedere dag dikker. Na een
week kwam er een Jappendokter keuren en ik was een der
eersten die teruggingen naar kamp 108. Eerst evenwel nog
iets over dit kamp 55. Het was een z.g. ziekenkamp, waar
de zieken uit andere kampen in werden geconcentreerd. De
meesten hadden malaria maar er waren ook tientallen met
de z.g. tropenzweren. Dit zijn wonden die een walgelijke
stank verspreidden en in het vlees vreten. Als het bot
wordt aangetast is men verloren. Van dozijnen mensen
moesten armen en benen worden geamputeerd. Dat ge
beurde met een mes en een zaag en zonder verdoving en
dat de slachtoffers wel eens het hele kamp bij elkaar
schreeuwden kunt U zich wel indenken. Het was vreselijk
om aan te zien. In dat ziekenkamp werden iedere dag zo'n
10 a 12 man begraven. Vooral veel Australiërs.
De regentijd zette nu goed door en ik dacht zo, als ik
hier nog 2 maanden kon blijven, dan was het vóór elkaar.