Ik kreeg nog een kleine aanval van malaria, maar ik was
er weer helemaal over heen.
Begin September keerde ik naar 108 terug. Toen ik er
binnenkwam kenden ze me niet meer terug...in een maand
tijds was ik ruim 10 kilo zwaarder geworden: ik woog nu
weer bijna 60 kilogram. Ik kreeg van de dokter een week
rust en ging weer werken aan de dijk.
Ik werkte toen met drie man, die me iedere dag op
zochten, want ik werkte als een paard. Geregeld gingen
we vroeg naar huis, ook omdat we de Jap wel eens voor
een paar kubieke meters bedonderden. Het bleek dat de
genie-Jap waar we onder werkten, niet kon rekenen, maar
alleen veel waarde hechtte aan mooi afwerken. Nu, we
staken onze kuil prachtig recht af en gingen tegen een
uur of 4 melden dat we klaar waren. De Jap kwam kijken,
bekeek het geval kritisch, liet een goedkeurend gegrom
horen en liet ons gaan.
Begin October hielden de regens op. Daar hadden we
al veel mee gewonnen en velen dachten dat de oorlog de
volgende regenperiode wel afgelopen zou zijn...ik hoopte
het alleen maar.
Het eten was niet goed, maar uitgesproken slecht was
het ook niet.
s Avonds zaten we bij grote vuren te praten over de
oorlog, of andere onderwerpen uit te rafelen. Zaken waar
je anders niet aan dacht kwamen ter sprake en soms stak
je er ook wel eens wat van op dat van praktisch nut was. Als
U eens een kijkje had kunnen nemen...het zou een roman
tische aanblik geweest zijn...midden in de jungle...grote
vuren en bamboehutten rondom. Voorts verbrande, half
naakte Europeanen, die liedjes zongen van vroegere tijden
en grote bakken rijstkoffie slurpten...een zilveren maan
boven de bomen...
Kerstmis kwam. De tweede in gevangenschap. We had
den rijst gemalen tot meel. Dat gebeurde door de rijst 12
uur te weken, op een plank uit te spreiden en vervolgens
met een fles te rollen. Dat gaat heel goed. We hadden
suiker op de kop getikt en we maakten cake. Met een
beetje fantasie had je "Weihnachtstollen".
Nieuw-Jaar kwam en we wensten elkaar: "Het volgend
jaar beter. Dan zitten we weer bij de familie".
Maar ik ben een beetje vooruitgelopen. In de maanden
September-October was de dijk zover klaar, dat men be
gonnen was vanaf kamp 63 de rails te leggen. Dat ging in
een zeer snel tempo, enige kilometers per dag. Motorlorries
brachten het spoorwegmaterieel naar boven. Op een nacht
werden we wakker van het gehamer van railspijkers in de
bielsen. De hamerploeg passeerde ons kamp. De vorige
dag waren ze nog pas bij kilometerpaal 108. 's Morgens reed
de trein voorbij...We dachten dat nu de voedselvoorziening
wel beter zou worden, want het was weer rijst met blad
uit het bos. leder dag gingen er een dozijn "groentezoekers"
het bos in en die kwamen terug met enige zakken blad,
zo klein als een Hollands klaverblaadje, alleen niet zo
lekker...Die blaadjes moesten van de steeltjes geplukt
worden door de groentecorveërs bestaande uit zieken. Van
dat werk werd je ook gek! Het schoot niet op. Voor 3000
man blaadjes plukken! Vlees kwam niet binnen...het was
erger dan varkensvoer!
Op een dag vond ik m'n kromgetrokken vulpen. Ik kookte
een pannetje water en hierin wist ik m'n "Pelikaan" weer
recht te buigen...Ik heb deze pen altijd bewaard als een
herinnering aan jullie, maar ik had zo'n honger...Ik liet
'm aan een Jap zien en die wilde 'm direct graag hebben.
Ik vroeg hem wat hij er voor wilde geven. In die tijd kostte
een pak suiker 25 gulden en een pak sigaren van 100 stuks
idem dito. Ik kreeg 2 pakken suiker, 1 pak sigaren en 5
grote vissen! Dat was niet gek. Ik heb er met m'n kame
raad een goede week van geleefd en gerookt.
Het werk aan de dijk bestond nu uit het kloppen van
stenen. De rotsen werden met ladingen dynamiet opge
blazen en de ontstane brokken werden met grote hamers
fijngeklopt. Het steenslag werd dan onder de bielsen aan
gebracht ter versteviging van de baan. Per man moest je
0,3 a 0,4 kubieke meter kloppen. Je werkte in groepen,
maar je moest wel steeds veel meer "slaan", want er waren
er altijd die er niet toe in staat waren. Als je zo'n hele
dag met een zware voorhamer was bezig geweest, was
je s avonds een "beetje" moe. En dan de steensplinters
die in je gezicht en tegen je benen sprongen. Je bloedde
steeds uit verschillende wondjes. Ik had tot dan toe steeds
gewerkt met beenwindsels (puttees), maar op een slechte
dag werden die gestolen. Prompt de eerste dag dat ik ze
niet aanhad, kreeg ik een stuk steen tegen de wreef van
m n rechter voet. Het was een onbelangrijk wondje, maar
s avonds klopte het behoorlijk. De volgende dag kon ik
niet meer staan van de pijn en een minder slechte Jap
stuurde me naar het kamp terug. De wond werd schoon
gemaakt en dat veroorzaakte een helse pijn; toen wist ik
dat ik ook een tropenzweer te pakken had. In twee dagen
was de wond zo groot als een gulden en iets dieper
dan de rand waar "God zij met ons" op staat. Om de
andere dag werd het geval "uitgelepeld" tot op het rauwe
vlees. Als er boorzuur was kreeg ik er wat op en ar.ders
moest het maar genezen met een zoutwaterverband. Een
van de belangrijkste factoren is het schoonhouden van zo'n
zweer, dus ook het aanhouden van een schoon verband
Nu had ik 2 klamboe's. Onder een sliep ik; de andere
een mooie witte heb ik totaal opgebruikt. Eind november
toen de wond bijna dicht was, stuurde de dokter me weer
naar de dijk. Prompt kreeg ik er weer een infectie en
het lieve leventje begon van voren af aan. Weer thuis
blijven. Na 14 dagen was de wond zo groot als een dub
beltje en toen kreeg ik ander werk.
De Japanse commandant had aan de zuidgrens van het
kamp een bungalow laten neerzetten en aangezien hij graag
uitzicht wilde hebben op de bergen, moesten er honderden
woudreuzen geveld worden. Ik ging met een paar man aan
het zagen. Dat was mooi werk en ik was m'n eigen baas.
Bomen, zo met een middellijn van een meter behoorden tot
het dunnere soort. Je krijgt er op het laatst kijk op waar
en hoe te zagen en te kappen om een boom in een be
paalde richting te doen vallen. Maar toch was het steeds
opletten geblazen. Het was een machtig gezicht zo'n kolos
met donderend geweld te zien neerkomen. Soms kwam de
kampcommandant een kijkje nemen en dan kregen we si
garetten. Het was een goede vent, maar verschrikkelijk lui
met het gevolg dat hij alles overliet aan de Koreanen. Hij
was ook niet op de hoogte van het slechte eten, dat bleek
later. Op een gegeven moment legde de Jap die over de
fourage ging enige papieren voor de neus van onze Neder
landse kampcommandant, dat was de overste Platte en op
deze papieren kwamen dingen voor zoals vlees...en melk
en eieren.
"Zo", zei de overste, "ik wist niet, dat we zo lekker ge
geten hadden". Hij tekende niet! En ook niet toen er "ge
ramd" werd! En nadien werd het eten beter...!
Tegen Kerstmis was de dijk klaar. De verbinding Birma-
Siam was tot stand gekomen. Wij hadden het traject Tham-
byuzayat-kamp 132 aangelegd. De Jap gaf aan deze ge
beurtenis een feestelijk tintje; er kwam een hoofdofficier
die een grote speech hield, welke later door de tolk werd
vertaald. Het kwam hierop neer dat nu de lijn klaar was,
we allen naar een rustkamp zouden gaan. Wat wij direct
geloofden, dat kunt U denken...! Maar...we kregen 25 var
kens! Dat was tegen Kerstmis. We hebben toen enige dagen
2 dobbelsteentjes spek de man in de soep gehad. Er waren
toen nog wel enige varkens over, maar die werden door de
Lees verder volgende pag.
19