44^
w
DE VERTELLERS VAN DE DODENSPOORWE G
o)q[o
Onder redaktie van G. H. Bartman
ERVARINGEN IN
KRIJGSGEVANGENSCHAP (V)
Dit is historische slof van uitzonderlijke betekenis!
Maar helaas hebben wij geen historici in ons midden om deze
stof te bestuderen, systematisch te bewerken, ordenen en ten
slotte te bundelen tot een boek. Iedere historicus zou hieraan
een levenstaak hebben.
Wel hebben wij (nog) in ons midden de mensen die er geweest
zijn. En zij zullen vertellen en getuigenis afleggen van hun er
varingen en belevenissen uit die barre tijd. Opdat zij die na ons
komen weten dat niet alles verloren is.
Vanzelf denk ik aan de ranselpartijen, waarbij je verplicht
toeschouwer was en men uren lang in de houding moest
staan. Neen, ik had er geen spijt van, toen we de grens
passeerden...voor goed!
Ook denk ik aan de dagen, die ons wat opfleurden.
Daar was b.v. Wim Kan, cabarettist, die de kampen wel
eens langs kwam en ons een avondje gezelligheid bracht.
Wim was bij alle Birma-mensen populair en we waren hem
dankbaar.
Toch is het verwonderlijk dat de geest altijd goed bleef.
Over het algemeen werd er veel gelachen en plezier ge
maakt onder elkaar. Het was onbegrijpelijk waar de mensen
de vitaliteit vandaan haalden. Maar een Hollander is een
verdomd taai wezen! Ik heb ook echte "downdagen" gehad.
Dagen van ziekte en ellende, dag in dag uit werken in
de regen, slecht eten; je zag maar geen einde. Ook heb
ik een paar maal rondgelopen met de gedachte er een
eind aan te maken. Maar dan dacht ik aan huis...aan een
lieve vader en moeder, aan een zuster. Dan werd de drang
om te blijven leven weer sterker. En je hobbelde maar
weer mee, met hoop in het hart...Soms kwam er een Ja
panse krant binnen, gesteld in de Engelse taal. Deze krant
werd uitgeplozen en ofschoon er niets anders in stond
dan Japanse successen, zagen we toch dat de macht van
Nippon langzaam aan het tanen was. We lazen van de
slagen bij Bougainville, de Salomonseilanden, Rabaul, de
Gilbertseilanden en de Marianen...De nederlagen van ge
neraal Rommel in Afrika, later de landingen op Sicilië en
daarna Italië. Toen wisten we dat het eindelijk de goede
kant opging.
Onze reis naar Siam verliep uitstekend. Langs de lijn,
bij de Siamkampen, was zelfs voor eten gezorgd. We
kregen rijst en vis! Die vis was heerlijk! Het scheen dat
het inderdaad afgelopen was met het eten van ratten en
slangen. Daar waren we in 108 al behoorlijk mee bezig.
Slangen heb ik zelf ook gegeten, maar ratten vond ik nog
steeds te griezelig. Zoveel honger had ik gelukkig niet.
De reis duurde drie dagen en we kregen nu pas een
idee welke enorme prestatie's de mensen aan de Siam-
kant hadden geleverd. Dwars door de rotsen, kilometers
lange bruggen van hout over rivieren en ravijnen. 30000
doden had de lijn gevraagd aan de Siamkant..30000 Euro
peanen.
Zo is het overal geweest waar de Jap gewerkt heeft. In
de binnenlanden van Borneo, op Sumatra, op Flores en
Singapore..overal de eerste vruchten van de nieuwe orde...
In Siam kwamen we in kamp 3.
Dit leek inderdaad op een rustkamp. Er werd niet ge
werkt en het eten was naar onze begrippen "koninklijk".
Rijst, vlees en groente, lekkere dikke katjang-idjoe-soep,
we dachten gewoon dat we in het paradijs aangeland warenl
Verder was er een grote kantine waar je van alles en
nog wat kopen kon. Eieren en vis, vers en gezouten...
shagtabak en Club-sigarettenpapier. Ik heb mensen gezien,
die de hele dag onafgebroken aten. Twintig eieren achter
elkaar! 's Avonds waren ze kotsmisselijk, maar met een
lach op het gezicht zeiden ze: "En morgen doe ik het nog
eens over!"
In Birma had men als munteenheid de rupee, in Siam
was dat de tikal. Van onze leiding hadden we enige tikals
ontvangen en de rupees hadden we ook kunnen inwisselen.
Broeken en jassen waren nog steeds van waarde. Het leek
of toen al in heel Azië een kledingtekort was. In dit kamp
3 ben ik nog even Jappentoban geweest en moest zorgen
voor het eten van de bewaking. Dat heb ik een week
gedaan, toen had ik er genoeg van. In dit kamp ben ik 2
maanden gebleven.
Op zekere dag kwam de aap uit de mouw: we werden
daar in goede conditie gebracht om naar Japan getrans
porteerd te worden...Er kwamen Japanse doktoren en de
keuring begon. Ik wist zodanig te manipuleren, dat ik niet
op de keuring verscheen. Maar toen bleek dat mijn beste
kameraden allemaal op de lijst stonden, ben ik naar de
tolk gegaan en vroeg hem of hij er voor kon zorgen dat ik
er alsnog bijkwam. Ik bood aan in de plaats te gaan van
ene Hazenbroek, die dan bij zijn twee zoons in kamp 3
kon blijven. Na veel heen en weer gepraat lukte het: ik
ging mee!
De tocht ging eerst naar Tamarkan, kamp 1. In dit ge-
weldig grote kamp voor 6000 a 7000 krijgsgevangenen wer
den alle Japangangers geconcentreerd. Het eten was er
niet slecht. Na een maand kregen we mooie khakikleding,
ondergoed en schoeisel.
We moesten blijkbaar "in goede staat" in Japan aan
komen. De kans echter DAT we er zouden komen was
gering door de duikboten, de vliegtuigen en oh ja, er waren
ook nog zeemijnen! Ik redeneerde maar dat we 50% kans
hadden dat het zou lukken, zoveel procent hadden we in
Birma ook gehad.
Tamarkan lag dicht bij een rivier, waarover een ijzeren
brug met 13 bogen. Die brug hadden ze ergens op Java
(Madioen) gestolen. Op de laatste foto die ik van Siam
gezien heb stond ook deze brug, maar dan gebombardeerd
en wel en in de prak.
Dicht bij het kamp was een hoge berg met op de top
'n waarnemingspost. Iedere dag moest de bezetting van deze
post van eten, drink- en badwater worden voorzien. Dan
ging er een ploeg van een man of twintig naar boven. Ik
vond het wel een erg vermoeiend karwei, maar toch niet
onaardig. Wij mochten in de kali zwemmen; een keer deden
we toch maar een broekje aan, want er zwommen vissen
in, die een bijzondere" voorliefde hadden voor pieren...Er
waren verscheidene jongens, die bij zo'n zwempartij een
stukje van een zeker onontbeerlijk instrument moesten mis
sen...Daar werd hartelijk om gelachen, dat kunt U wel
begrijpen. Heel erg was het niet, want het ontbrekende
is er weer aangegroeid...
Op een goede dag gingen we op de trein om 's avonds
aan te komen in een plaatsje genaamd Nong-Pladuk. Hier
moesten we uit. Ook dit was een kamp van Japangangers.
Na drie dagen werd de reis naar Bangkok voortgezet. In
18