HET ONTSTAAN VAN DE
RAWA PENING BIJ AMBARAWA
en hoe de Soenan van Solo aan hei geheimzinnige wapen kwam
6
Wat Ik hieronder schrijf is een van de dongengans (verhalen uit een legende)
verteld door de staljongen van wijlen mijn vader, toen ik nog een kind was van
een jaar of 7 of 8, zodat hiaten niet zijn te voorkomen. O.a. de naam Ambarawa
en nog andere plaatsen, hoe die waren ontstaan en de herkomst van de naam.
De naam Tjampoerdarat werd ook genoemd. Men verwarre dit echter niet met
het andere Tjampoerdarat, eveneens gelegen aan een meer en nog wel van
dezelfde naam, ten Zuiden van Kediri. De overeenkomst is frappant, waarvoor
ik echter geen uitleg kan geven.
Zoals de schrijver van bijgaand arti
kel over het ontstaan van de Rawah
Pening bij Ambarawa zelf al vertelt,
zijn hem verschillende détails, zoals de
geschiedenis van het ontstaan van de
plaatsnaam Ambarawa, ontschoten.
Wij houden ons aanbevolen voor
eventuele aanvullingen! Red.
Op een van de hellingen van de
Gn Telomojo mediteerde een man tot
het verkrijgen van een zekere macht
of doel. Hij verkreeg dit en ging op
weg (vermoedelijk naar zijn geboorte
streek of woonoord).
Hij had de gehele dag aan een stuk
door gelopen zonder gerust of gege
ten te hebben en tegen het vallen van
de avond zag hij een net huisje staan
niet ver van de weg af. Hij besloot te
proberen hier een onderdak te vinden,
om de nacht door te brengen en de
daarop volgende dag zijn reis voort
te zetten. Hij klopte aan de deur en een
jonge vrouw deed de deur open. Zij
was weduwe. Ziende met een vermoei
de en hongerige man te doen te heb
ben, verzocht ze hem binnen te treden
en uit te rusten. Terwijl hij daar zat,
ondervroeg ze hem over het doel van
de reis en plaats van herkomst, waar
op hij ook antwoordde. Daarna vroeg
ze hem, zich te mogen terugtrekken,
teneinde voor hem wat eten te kunnen
klaarmaken. Kort erna kwam ze echter
terug en vertelde hem van het gemis
van haar keukenmes, dat ze nodig had
voor het snijden van de groenten. De
bezoeker bood haar zijn mes aan, ech
ter onder voorwaarde, dat ze het in
geen geval op haar schoot mocht neer
leggen.
Na korte tijd kwam ze echter weer
terug, en vertelde hem, dat ondanks
haar plechtige belofte ze het toch ver
gat, het mes op haar schoot had ge
legd en dat het plotseling verdwenen
was. De man was ten zeerste ge
schrokken en zei: "Voor mij betekent
dit een groot ongeluk en ik mag geen
moment hier meer vertoeven. Ik moet
direct terug naar de plaats van mijn
meditatie. Niettegenstaande zijn ver
moeienis en hongerigheid vertrok de
man. De vrouw kwam in gezegende toe
stand en op de dag, dat de baby ge
boren werd, bracht ze geen normaal
kind, maar een slang ter wereld. Zij
aanvaardde de jonge slang als haar
kind en verzorgde deze liefderijk. Het
slangetje groeide snel op. Het werd op
de duur zo groot, dat de moeder zijn
vraatzucht niet meer kon bijhouden en
maakte haar nood bekend bij de grote,
doch nog jonge slang. Deze toonde
begrip voor de moeilijkheid van de
moeder en zei, dat elk kind, behalve
een moeder ook een vader bezat en
zou graag willen weten, wie toch zijn
vader was en waar hij hem kon vinden,
want hij was nog lang niet volwassen
en een verdere verzorging tot zijn vol
wassenheid was noodzakelijk. "O", zei
de moeder: "als je de man bedoelt, die
hier kwam uitrusten, dan is hij in een
grot op de helling van de berg te vin
den". De slang vertrok en vond de
gezochte. Hij maakte zich bekend als
zijn zoon en vroeg om de noodzakelijke
verzorging. De man echter bestreed
dit en weigerde de taak op zich te
nemen. Toen de slang toch bleef aan
dringen, vroeg hij hem dit te willen
bewijzen en dit kon geschieden door
de berg, op de hoogte, waar hij stond,
om te kronkelen tot een aan één ge
sloten geheel werd verkregen. Dit deed
de slang maar kwam op een tekort
van pi.minus een armlengte en om aan
de eis te kunnen voldoen, stak hij zijn
tong uit. Dit ziende, trok de man zijn
zwaard en hakte de tong af, voordat
de aaneensluiting was voltooid, en nam
deze weg. De slang bleef dood liggen.
Intussen was de tijd gekomen, dat de
dessa zijn sedekah-boemi moest vie
ren. (De sedekah-boemi een offer
feest, in het belang van het welzijn van
de dessa, waarbij veel en liefst zo lek
ker mogelijk gegeten moest worden,
vergezeld van danspartij of wajang
spel en een barongan-optocht een
gemaskerde optocht; een soort carna
val, dat in het begin van de 20e eeuw
in Midden-Java nog gebruikelijk was en
na de 2e wereldoorlog helemaal ver
dwenen was).
Aan de slametan, die plaats moest
vinden in de grote pendopo van het
dessahoofd en waaraan slechts deel
werd genomen door de volwassen man
nelijke ingezetenen, moest worden bij
gedragen door alle ingezetenen. Om
een bijdrage te kunnen leveren, kon
den de minder gegoeden (bezitlozen)
niets anders doen dan de bossen in
te trekken, op zoek naar knollen, pal-
miet, bamboespruiten, wild, vis, etc.
etc. Ze stootten al spoedig op het dode
slangenlichaam. Dit werd in stukken
gehakt en huiswaarts gedragen. De
slangenkop lieten ze echter liggen. Ook
de weduwe gevoelde zich verplicht wat
bij te dragen en trok het bos in. Ze
verzamelde wat knollen en spruiten en
vond ten slotte de slangenkop, die ze
niet herkende en nam deze mee. Na
de knollen en spruiten tot gerechten te
hebben verwerkt, bracht ze deze naar
het dessahoofd. Thuis komende be
groef ze de slangenkop onder haar
baleh-baleh, omdat ze het niet over
zich kon verkrijgen deze te consume
ren. Terwijl de feestelijkheden op het
hoogtepunt waren, kreeg de weduwe
bezoek van twee knapen van 10
jaren oud en wel tegen de soeroep
(zonsondergang). Haar werd verzocht
in de buurt van de lesoeng (een uit
geholde stam, waarin de padi wordt ge
dorst en aan de beide uiteinden putten
ingebeiteld zijn, om hierin de rijst te
pellen) te blijven en de gantar (een
lange bamboestok) in haar nabijheid te
houden. Hierop verdwenen de knapen,
om erna op het dorpsplein te ver
schijnen. Een van hen stak een sodo
lanang( de grootste bladnerf van de
palm) in de grond en vroeg aan de
ander dit eruit te trekken. Hoe de an
dere knaap zich ook inspande, het
mocht hem niet gelukken.
Dit trok de aandacht, eerst van de
kinderen, die probeerden deze met ver
eende krachten eruit te krijgen, doch
tevergeefs. Ten slotte ook die van alle
feestvierenden en de gehele dessabe-
volking en eveneens van de Loerah.
Met geen mogelijkheid was de lidi er
uit te trekken. Er werd naar de onbe
kende knapen, die zich intussen op
de achtergrond hadden teruggetrokken,
gezocht. Ze werden bij de lidi gebracht
Hen werd gevraagd, of zij de lidi, die
zij in de grond hadden gestoken, eruit
konden trekken. Zij bevestigden dit
en de daad bij het woord voegende,
trok een van hen de lidi uit de grond
en met deze spoot een geweldige wa
terkracht omhoog, die plein en dorp in
een korte tijd tot een groot meer her
schiep. De onbekende knapen waren
verdwenen. Allen kwamen om, behalve
de weduwe. Deze, die de grote water
massa zag aankomen, sprong fluks in
de lesoong en omdat intussen de duis
ternis was ingevallen en ze geen hand
voor ogen kon zien, stuurde ze de le-
song steeds recht uit. De nacht leek
eeuwen te duren. Op een gegeven mo
ment kwam de lesoong met een schok