Wl
E?
ANTWOORDEN
op de vragen van pag. 5
1. Tèdji is een verbastering van de
Australische stad "Sydney".
2. Door hardop in het Javaans te tel
len: "sidji, loro, telu, papat enz." of
door het opzeggen van het Javaanse
alfabet: "ha, na, tja, ra, ka". Het resul
taat hiervan is verbluffend en werkelijk
zeer afdoende.
3. Het is niet afgeleid van het Holland
se "belazeren", maar van het Javaanse
woord "belasar" op de verkeerde
weg zijn, verdwalen.
4. Kramas of djamas is het wassen van
het hoofdhaar met het aswater (loog)
van gebrande padistro, dat in een kuali
(aarden vat) wordt verbrand en vervol
gens, als het helemaal is opgebrand
met water wordt geblust. Met dit door
een zeer fijne doek gezeefde water
wordt het hoofdhaar zorgvuldig ge
wassen en vervolgens behandeld met
geurige cocosolie, waarin diverse geu
rige bloemen zijn geweekt, zoals tan-
djung- en melati-bloemen, patjar-tjina
en pandanbladeren.
Berlima is het ganse lichaam, na een
genomen bad met lemmetjes van de
djeruk purut (van urut masseren) in
te wrijven.
Onder het woord "berlimun" of "pa-
ting limun" wordt heel iets anders ver
staan, n.m.l. het onzichtbaar maken van
iemand middels de gebruikelijke man
tra of toverspreuk.
Berbedak is het aanbrengen van
rijstblanketsel (gemengd met gestamp
te eierschalen) op gezicht, hals en
borst. Er bestonden (bestaan) zeer be
roemde en dure bedakken, welke voor
namelijk afkomstig zijn uit de kratons
(vorstenhoven).
Berparem is het vermoeide lichaam
of lichaamsdeel insmeren met een ver
zachtend en pijnstillend smeersel, be
staande uit vele fijngestampte kruiden
en andere ingrediënten, vermengd met
spiritus of kajuputiholie.
Bij vermoeidheid van de benen wor
den deze eerst een tijdlang tot aan de
knieen in een emmer met koud water
gebed, alvorens de parem aan te bren
gen.
Berkemu daarmede wordt verstaan
de mondspoeling met water, waarin
sirihbladeren zijn fijngekneusd, terwijl
de tanden worden gepoetst met de as
van gebrande pinangnoten, waarbij het
vezel van een jonge pinangnoot als
borstel wordt gebruikt.
W. F. W. Schardijn
BUTI-BUTI SUNGSANG, is een ver
vloeking, welke gericht is tegen mein-
edigen, woordbrekers en trouwelozen
en dg. zondaars. Het tweede woord
betekent "averechts" of tegen de
draad in; in de omgekeerde richting
zich bewegen. Men beweert, dat de
gene, die door deze vloek getroffen
wordt en er zich aan schuldig heeft
gemaakt, bij zijn dood wordt gereïn
carneerd in een nachtzwaluw of geiten
melker (tjabak). Deze volgels, die
in de nachtelijke uren de mensen een
doodschrik op het lijf kunnen jagen
door hun in het donker roodgloeiende
ogen op de wegen en in het veld en
hun helderklinkende en doordringende
roep. Volgens het volksgeloof zijn
deze vogels de honden van het jagers-
spook (hantu pemburu), die vliegen
met de poten omhoog en de rug naar
beneden.
Sungsang of pantjing tawa (Gloriosa
superba) is een leliesoort, waarvan de
geel-rode en gekartelde bloembladeren
spiraalsgewijs gedraaid zijn en wordt
als medicijn voor uitwendig gebruik
aangewend, omdat zij giftig is. In Hol
land worden deze klimplanten door ve
le bloemisten gekweekt en prijken de
bloemen in hun etalages.
GENDRUWO is een tuin- of bos-
spook van het mannelijk geslacht, men
denkt hem als een afzichtelijke behaar
de reus, die de mensen kidnapt, om ze
te brengen naar haast ontoegangkelijke
plaatsen of in zeer hoge bomen, waar
uit ze eerst bij daglicht kunnen worden
bevrijd.
PONTIANAK, Koentianak of Burong
is in Tong Tong reeds meerdere malen
beschreven en is een spook van een in
het kraambed gestorven vrouw en
dientengevolge zeer afgustig is op
vrouwen in verwachting, aan wie zij
eveneens de moedervreugde misgun
nen omdat zijzelf dit niet heeft mogen
smaken en mitsdien trachten ze kwaad
te berokkenen, welk onheil men door
het geven van selamatans tijdens de
zwangerschap tracht af te wenden.
Maar ook mannen worden door dit
spook belaagd, aan wie zij dan ver
schijnen als een beeldschone vrouw
met een holte of gat in de rug, die
hen verleidelijk toelonkt en als deze
dan gehoor geven aan die verleidings
kunsten en gek van verliefdheid wor
den en haar volgen, dan toont ze hem
het grote gapende gat in de rug, waar
uit een walgelijke lijkenlucht hem tege
moet waait, zodat hij zich met afschuw
en ontzetting van haar afwendt, terwijl
zij met een honend gelacht in het don
ker verdwijnt. Deze verschijning is be
kend onder de naam van "sundel bo-
long" (de doorboorde prostituee) of
wel naar het geluid van haar spottend
gelach "tjekèkèr". Een afweermiddel
tegen deze geest is het planten van
de "djeruk purut" of "lemon suwang-
gi"-boom op het erf, een tak van deze
boom op het kraambed te doen of zich
tijdens het bad met het sap van deze
vrucht in te smeren "berlimau" of te
masseren.
DE MOMOQ (K), mamedi (de
vreesaanjagende -wekkende) is de be
naming voor geesten en spoken in het
algemeen, die men zich denkt als een
griezelige, lelijke oude man, vrouw of
dier, soms ook wel als een klepperend
skelet of een in een witte tabberd met
tulband getooid doodshoofd, of wel als
een omhoogkringelende nevelvlek (op
komende mist). Ook de geheimzinnige
nachtelijke geluiden, zoals het enge,
snerpende gepiep en gekraak van te
gen elkaar schurende bamboestengels
die door de wind bewogen worden,
worden als de aanwezigheid van de
momoq aangemerkt.
Het gedaas van de musang of rasé
(civetkatten) op het dak of vliering be
zorgt de mensen ook koude rillingen
langs de rug, zodat elke dag weer de
komst van de morgenzon met vreugde
wordt begroet en gevierd met het sjek-
je en kopi tubruk, in tegenstelling met
thans, nu wij in onze flats veilig en
en geborgen weten in de armen van
koud steen- en betonwerk, zodat men
op zijn oude dag de hunkering voelt
opkomen naar de geruststellende, stre
lende oude vingers van Nènèk! Intus
sen zijn de tijden veranderd en wij met
hen?...
SEBEL of sial, zegt men van een
huis, dag of plaats, waarin men tegen
spoed, ziekte of een sterfgeval heeft
meegemaakt, vooral wanneer het een
gevolg is van de, volgens de "prim-
bons" ongelukkige ligging of verkeer
de berekening dan wel de magische
uitwerking is van een verwensing of
vloek.
ANGKER, sanggar, pemali (taboe).
Heilige plaats, graf of boom enz., waar
van men meent, dat zij als verblijf dient
van een geest (meestal van een afge
storvene), of waar een vloek op rust,
waardoor het verboden is haar te be
treden of zelfs maar te benaderen.
RUMAH SÈTAN (SJAITAN) (Dui-
velshuis), als dusdanig worden alle
Theosophische loges door de man in
de straat bestempeld, omdat men
dacht, dat in die gebouwen de duivel
Na enige tijd hervatten wij weer de
rubriek "Wie?". In de eerste kolom
de antwoorden op de vragen van pag.
5, in- de andere kolommen verschillen
de wetenswaardigheden, die de Heer
Schardijn voor ons blad heeft opge
tekend.
8